Pro Fisco
Edele Mogende Heeren !
Het heeft aan Ued. Mogende behaagt bij
Appoinctement van den 12e
deser maand Meij in handen van de Advocaat Fiscaal van
Braband te stellen, om Ued. Mogende te dienen van
desselfs Consideratien en advijs, een missive van den
Lieutenant Voogd en Schepenen van het Hoge Geregte der
Stad en Vrijheid Valkenborg, geschreven aldaar den
eersten deser maand, met de Bijlagen daar bij gevoegt,
waar bij zij lieden, om redenen in deselve missive
vermeld zig aan Ued. Mogende, als Regters over het
voorsz. Land in het Hoogste Ressort, hebben
geadresseert en versogt. om over de Crimineele
Procedures, door den Lieutenant Drossaard des Lands
van Valkenburg, tegen zekeren Herman Corstius van
Meersen, gevangenen aldaar, gevoerd, en waar van bij
gemelde missive de acten onder Inventaris zijn
gevoegt, bij Hoofdleringe UEd. Mogende advijs aan
henlieden te willen verlenen, of wel Drie Neutrale
Regtsgeleerden alhier in den Hage daartoe te benoemen,
opdat zij dus mogen in staat gesteld worden Justitie
te doen geworden, en zij lieden bij het Gemeen voor
alle blaam, alsof zij de tegenwoordige Crimineelen
minder dan de reeds geëxecuteerden, aan de Wetten
onderhevig maakten, zuijver behouden werden.
De Advocaat Fiscaal heeft, na attent examen van
voorsz. stukken ter voldoeninge van UEd. Mogende
Orders geconsidereert:
Vooreerst in opzigte van het voorsz. versoek
bij gemelde missive gedaan, dat ofschoon diergelijk
addressen off versoeken zelden geschieden, het egter
aan geen Voorbeelden ontbreekt dat door de Neder
Regteren niet alleen direct soortgelijke versoeken aan
UEd. Mogende zijn gedaan, en ook dien conform door
UEd. Mogende aan deselve, bij wijse van Hoofdleringe,
is gegeven advijs hoe en op welke wijse in de
voorgestelde zake behoorde gevonnist te werden. maar
dat zelfs Hun Hoog Mogende bij Resolutie van 20
September 1736 het geregt van Rosendaal hebben gelast,
om in sekere Crimineele Procedures, diestijds voor
haar hangende niet finaal te decideren, als na
ingenomen te hebben bij Hoofdleringe het Advijs van
desen Rade, off van ten minste Drie Neutrale
Regtsgeleerden.
En het ware te wenschen, dat zulks te meermalen
geschiede in opzigte van Crimineele Saken, gebrogt
voor de Regters ten platten Lande, veeltijds uit
onkundige lieden bestaande, waar in zij het vonnis
vellen, zonder dat men daar van provocatie wil
admitteren.
Zijnde de Advocaat Fiscaal ook geïnformeert, dat de
Raad van Brabant te Brussel, mede bij Hoofdleringe
ontrent de Complicen deser Bende, verscheijde
Sententiën voor de Neder Regters heeft geslagen,
ingevolge van dewelke die Complicen met de Doot zijn
gestraft geworden, hetgeen heeft gehad die
uitwerkinge, dat men in dat gedeelte der Landen van
Overmaze, onder voorsz. Raad ressoterende, in opzigte
van die Bende, en de daar tegens gevoerde Procedures,
heel anders gedagt en gesproken heeft als sommige zig
verstout hebben, daar over in dit gedeelte dier
Landen, onder UEd. Mogende ressorterende, ja zelfs
hier in den Hage van te redeneren.
En de redenen, welke de Lieutenant-Voogd en Schepenen
van Valkenburg, volgens hunne missive, hebben
gepromoveert, om voorsz. Addres en Versoek te doen,
zijn aan den Advocaat Fiscaal voorgekomen billijk en
gegrond: want ofschoon uit hunne missive niet
onduijster blijkt, dat aan henlieden dese Crimineele
Zaak wel niet dubieus of twijfelachtig voorkomt, en
dat ingevalle het Request, door off van wegen de Vrouw
en Kinderen van den gedetineerden om de Straffe des
Doods te muteren in een Eeuwigdurend Confinement, niet
was gepræsenteert geworden, zij conform de Wet, op
zodanige misdaden gestatueert, den gevange zouden
hebben gevonnist. Dan welk Request nu heeft
uitgewerkt, dat dese Schepenen scrupuleus zijn
gemaakt, dewijl dat men onvoorsigtig off uit een
verkeerd en onbetamelijk oogmerk, haar Hoog Mogende
Resolutie van 23 Februarij 1776, in plaats van te
secreteren, onder het Gemeen publicq heeft gemaakt, en
zelfs tegens de waarheid heeft geïnterpreteert,
mitsgaders als een Amnestie heeft doen aanmerken, en
vervolgens gemelde Schepenen voorsigtig hebben gedaan,
om zig te dekken tegens alle blaam, van zig te willen
voorsien van een advijs van Neutrale Regtsgeleerden,
hetgeen zij daar te Lande om redenen bij hunne missive
opgegeven, niet hebben kunnen bekoemen.
Waarom de Advocaat Fiscaal van opninie is, dat het
versogte advijs van desen Rade, bij wijse van
Hoofdleringe in desen niet behoord geweijgert te
worden.
En heeft voorts in de tweede plaats, met
relatie tot de saak selve, geconsidereert, dat bij
Examen van de voorsz. stukken blijkt, dat de
voornoemde Herman Corstius, volgens zijn eijge
Confessie, en die van verscheijde zijner Complicen,
zedert een reeks van jaren heeft gehoort onder de
berugte bende Booswigten, waarvan in de Landen van
Overmaze, zoo onder het gebied van Hare Majesteit, als
van Hun Hoog Mogende, mitsgaders in de Landen, onder
het gebied van den Heere Prince Bisschop van Luijk,
een groot aantal met de Doot zijn gestraft, en veele
nog overig zijn, die dese gepasseerde Winter
verscheijde Huijsbraken en Diefstallen wederom
gepleegt hebben.
Het blijkt verder uit des gevangens Confessie, dat hij
ten minsten, door op schildwagt te steaan,
geadsisteert en behulpsaam is geweest aan diverse
Diefstallen, met geweldige Huijsbraak, en
mishandelinge der menschen, in die Huijsen gevonden,
verselt, als
1° ) bij Antoon Heijnens, alias Teunis tot Raar,
Ressort der Hoofdbank Meersen.
2° ) bij den Schepen Walraven in den Maasbampt.
3° ) bij Mathijs Schorer, aan de Hand.
4° ) bij Juffrouw Steintgens te Havert.
5° ) aan een Tentamen van Huijsbraak te Sittard.
6° ) bij den Pastoor van Margraten.
Mitsgaders dat schoon hij wel voorgeeft, dat hij hij
wijnig van het gestolene voor sig heeft geprofiteert,
egter geconfesseert heeft, dat hij telkens, uitgenomen
van de laatste Diefstal, eenig geld genoten heeft
gehad. En wanneer men examineert de Confessiën van die
geene, door welke hij als een Complice is opgegeven en
vooral die van van Johannes Offermans,
dan is het zeer waarschijnlijk, dat dese gevange veel
schuldiger is, als hij geconfesseert heeft, want,
volgens de opgave van Johannes Offermans heeft hij
niet alleen op schildwagt gestaan, maar hij heeft
verscheijde Huijsbraken zelf direct gepleegt, in de
Huijsen het geld opgepakt, daaruit weggedragen, en
zijn Complicen, onder Meersen woonagtig, zelfs
aangevoert, gelijk hij mede nog verswegen heeft een
Tentamen tot Raar en een Huijsbraak bij Frisschen in
Arensgenhout, en vervolgens niet prosumtief is , dat
hij alle zijne misdaden beleden, of zoo weijnig van
den Buijt geprofiteert heeft, als hi voorgeeft.
Dan ofschoon dese Gevange dit een en ander niet heeft
geconfesseert, en hier eijgentlijk in het opmaken van
zijn Sententie maar moet gedaan worden, op het gunt
hij zelfs geconfesseert heeft gehad, zoo kan dit ter
zijner verligtinge niet openen off hem van de Straffe
des Doods bevrijden, omdat volgens de na te melden Wet
het genoeg is, om hem dien Conform te straffen, als
hij maar bij eene Diefstal, met Huijsbraak verselt,
door raad off daad behulpsaam is geweest, makende het
ontrent de straffe geen het minste Onderscheijd, off
en hoe veel hij uit deselve heeft geprofiteert, hoe
veel te meer hij dan volgens de Wet gemelde straffe
onderhevig, daar hij geconfesseert heeft bij het
plegen van ses diergelijke misdaden te hebben
geadsisteert, en nog bij den Pastoor van Margraten
tusschen den 21e en 22e
November 1774, en dus gedurende den tijd dat tegens
zijn Complicen is geprocedeert, en veele derselven met
de Doot reeds waren gestraft, ten blijke, dat hij die
Strafoeffeningen daar van niet is afgeschrikt
geworden.
[Corpus delicti
Margraten]
Wanneer ook de beëedigde verklaring van van gemelde
Pastoor en zijn Dienstmeijd word geëxamineert, ziet
men hoe dat mensch bij die gelegenheid is gebonden en
mishandelt is geworden, [?? komt niet overeen met
Corpus delicti] hoe dese geweldenaren en Knevelaars
besig waren alles wat voor handen was in te pakken en
weg te Roven, welke hunne mishandelingen en Roverijen
zekerlijk nog verder zouden hebben gepasseert, indien
de Pastoor, door hulp te roepen en de Kerk-klok te
Luijden hun niet op de Vlugt gedreven had.
Indien nu wijders werden geëxamineert de bij voorsz.
missive gevoegde stukken, zoo werd bevonden, dat de
voorsz. Confessie van gemelde gevangene, namentlijk
dat hij is een Complice van de Bende, en dat hij bij
het plegen van verscheijde geweldadige Huijsbraken
heeft geadsisteert, werd geconfirmeert door vijf
zijner Complicen, namentlijk, met opsigte tot de eerst
gemelde Huijsbraak, door Vier, ontrent de tweede
en derde, door Twee van zijn Bende. En
het heeft geen adstructie nodig, dat ontrent
soortgelijke misdaden, op het getuigenis van Complicen
ook reguard moet worden genomen, en dat, als een
gevange dan tot Confessie eenigsints word gebragt, de
accusatie der Complicen, ontrent de verswarende
omstandigheden veel meer gelooff verdient, als het
geen hij, om zijn misdaad te verkleijnen.
En het bewijs van het corpus delicti van alle
de door hem opgegeven Diefstallen en Huijsbraken, is
onder de overgesondene te vinden. Welke bewijsen aan
den Advocaat Fiscaal zijn voorgekomen allesints
voldoende, en dienvolgende dat in desen occurreren
alle die Requisiten, welke vereijscht worden, om in
een extraordinair Proces eene gevange op zijn
Confessie te Vonnissen.
De Advocaat Fiscaal vermeend ook dat men te meerder
Veijlig op de voorsz. Confessie zig kan
verlaten, schoon dese gevange eerst alles ontkent, en
tot die Confessie niet gekomen is, dan na dat hij
verscheijde graden der Torture had ondergaan, omdat
hij op articulen gehoord zijnde, alleen in generale
termen, zoo ontrent de misdaden zelfs, als ontrent de
omstandigheden daarbij gebeurd, mitsgaders wie tot die
Bende behoorden is ondervraagt, zonder dat hem bij die
Verhoren eenige aanleijdinge gegeven is, om te
ontdekken, welek Informatiën onder den Officier off
Schepenen van Valkenburg, ten zijnen Lasten berustende
waren, off van welke Huijsbraken en Diefstalleen hij
was geaccuseert. En dat hij tot Confessie gekomen
zijnde, uit zig zelve heeft opgenoemt vier
Huijsbraken, waarvan hij ook speciaal was beschuldigt,
en waarvan het bewijs de Corpore delicti reeds in
handen van zijn Regters wierd gevonden. Alsmede dat
hij ook onder zijne Complicen heeft genoemt Drie, die
hem als hunne medepligtige opgegeven hadden.
Mitsgaders een groot aantal anderen, waarvan de meeste
bij Schepenen van Valkenburg bereijds voor Leden dier
Bende waren bekend.
Boven en behalven, dat hij bij zijne Confessie mede
heeft opgegeven verscheijde omstandigheden, aan welk
gedeelte van het Huijs de Huijsbraken zijn gepleegt,
en wat daarbij verder is gebeurt, het welke vergeleken
werdende met de bevorens ingewonne bewijzen zeer wel
overeenkomt, hoedanige Omstandigheden hij met geen
mogelijkheid zoude hebben kunnen opgeven, indien hij
onschuldig was en zijne Confessie alleen door de
Pijniging aan hem was afgeperst.
Waarbij nog komt, dat het voornaamste gedeelte zijner
Confessie door hem is gedaan niet onder, off immediaet
nadat hij was gepijnigt, maar twee en drie dagen
daarna, hebbende hij bij aanhaudentheid bij die
Confessie blijven persisteren, zoo dat men zeer gerust
op deselve zijn vonnis strijken mag.
Zonder dat eenige reflectie daar tegens verdient, dat
in zijne Confessie word gevonden dese
tegenstrijdigheid dat hij op den 7e
Februarij 1776. heeft geconfesseert dat hij gevange
door Fr. Ant. Brasse zig in voorsz.
bende ingelijft heeft met het doen van den Eed in St
Leenderts Cappelle, en dat zulks geschied is ten tijde
doen den Diefstal aan de Hand begaan is, bij welke
Diefstal hij mede præsent was geweest, daar hij op het
eijnde van sijn Confessie van dato 7e
Februarij 1776. in dat opzigt ter contrarie gesegt
heeft, dat hij met voorn. Brassé wel was geweest in
een Capelle over de Geul, dog dat hij de naam en de
plaats van die Capel niet wist, en dat hij aldaar geen
afsweringe, off belofte gedaan had, want dese
tegenstrijdigheid kan niet vitieren het overige van
zijn Confessie, waarbij hij is blijven persisteren,
omdat het zelve de Straffe, die hij daar over
gemeriteert heeft, niet vermeerderen off verminderen
kan, het zij hij waarlijk die afsweringe en Eed heeft
gedaan, het zij dat hij zonder deselve die Booswigten
behulpsaam is geweest in de uitvoeringe hunner
misdaden.
Daar werd ook wel tusschen de Confessiën zijner
medepligtigen, en het gunt door hem is geconfesseerd
gevonden dese variatie, dat zij lieden opgegeven
hebben aan welke Huijsbraken zij te samen Schuldig
waren; gelijk mede dese gevange ook het zelve bekent
heeft, met opzigte tot de meeste der door hun
opgegeven Huijsbraken, maar opnoemende de Personen,
die daaraan, buijten hem, mede schuldig waren, heeft
hij ontrent verscheijden, de gemelde zijne Complicen
niet speciaal off nominatim opgenoemt.
Dan wanneer men in aanmerking neemt, dat tot het
plegen dier Euveldaden altoos gebruijkt zijn zeer vele
Personen van die Bende, dat zijj uit verscheijde
plaatsen des Nagts bijeen kwamen, dienvolgede het heel
ligt een Waarheid kan zijn, dat hij, off niet meerder
geheugt, wie al bij dese off geene misdaad
tegenswoordig is geweest, off dat hij in het opneoemen
zijner Complicen sommige vergeten heeft op te geven,
hetwelk te waarschijnlijker is, omdat hem mooijt
speciaal off nominatim is gevraagt, off die off geene
daar aan mede schuldig waren, maar alleen in het
generaal, zonder het noemen van Namen gevraagd is, wie
zijn Complicen zijn, die bij de door hem
geconfessioneerde Diefstallen en Huijsbraken
geadsisteert hadden.
Vervolgens is dese variatie niet van dat aanbelang, om
daardoor zijn Confessie te houden voor niet voldoende
nadien ontrent het essentiëele, waarop het eijgentlijk
in zijn opsigt aankomt, deselve is duijdelijk en
klaar, als mede overenkomstig de Confessiëen van zijn
medepligtigen.
De Advocaat Fiscaal heeft dan verder, met relatie tot
de Wet, welke de Rigtsnoer off norma in
judicando ten desen wesen moet, geconsidereert, dat de
Straffe van zodanige gequalificeerde Huijsbraken en
Diefstallen in de Generaliteits Landen geensints is arbitrair,
maar te contrarie dat tegens deselve is gestelt een
sekere en bepaalde Straffe, namentlijk dat zelfs de
Daders van dien, ofschoon zij alleen maar op
schildwagt hebben gestaan, en alsoo met hulp off raad
dar in hebben geadsisteert, ja al was het voor de
eerste reijze dat zij zulks hadden geperpetreert, al
hebben zij niets daarvan geprofiteert, zonder
eenige Conniventie met de Koorde moeten worden
gestraft dat'er de Dood na volgt, met Confiscatie van
goederen, volgens het uitdrukkelijk bevel van hun Hoog
Mogende, vervat in Hoogstderselver Placaat van 18
maart 1732, te vinden in het groot
Placaatboek, 6e Deel, Pag.
606. hebbende hun Hoog Mogende nog onlangs bij
derselver Placaat van 2.meij deses jaars ten
allerklaarste doen zien hoe noodsakelijk
Hoogstdeselven Oordeelen, ter bescherminge van het
goed der Ingesetenen in gemelde Landen, dat de
Diefstallen, met Inbraak verselt, met de Dood moeten
worden gestraft, en daarom op dat zodanige ontdekt en
agterhaald zouden werden, de Officieren van dat
District in het bijsonder hebben geauthoriseert en
gequalificeert, in die gevallen te beloven een Premie
van Twee hondert guldens Hollands die den Dader of
Daders weten aan te wijzen, zodanig dat deselve in
handen der Justitie geraken, en van het Fait worden
overtuijgd, met belofte van Impuniteit aan die geenen,
welke medepligtig mogten wesen.
Verdienende dienvolgende daartegens geen de minste
reflectie het versoek, door de Naastbestaanden van
desen Gevange gedaan, om hem te libereren van voorsz.
Doodstraffe, en in plaatse van dien, hem te
Condemneren tot een altoosdurende gevankenisse.
Want buijten en behalven, dat de redenen ter zijner
verschoninge, bij het daartoe gepræsenteerde Requeste
ter nedergestelt, zijn in vage, zonder bewijs, ja
tegens de Waarheid, en strijdig met des gevangens
eijge Confessie, en die van zijne Complicen, zoo kan
na het begrip van den Advocaat Fiscaal, het voorsz.
versoek nooijt worden geaccordeert, om dat het aan de
Regters niet vrijstaat Gratien te
verlenen, off een Straffe, bij de Wetten bepaald en
uitgedrukt, te muteren off veranderen, maar wel,
wanneer een gevange zig bevind in zodanige favorabele
omstandigheden, — als de Lieutenant Voogd en
Lieutenant Drossaard hun Hoog Mogende geïnformeert
hebben hebben dat sommige dier Bende zig daar in
bevonden, namentlijk, "dat zij zig in dat Complot
hadden geëngageert in hunne jonge jaren, daar toe
verleijd zijnde, oof uit Bijgelovigheid, en
Dronkenschap, off uit andere casuele oorsaken,
terwijl nimmer met deselve Bende eenig kwaad hadden
bedreven,
off wel eenig ligt kwaad bedreven hebbende, veele
jaren daar van berouw hadden betoond, en als goede
en brave Ingesetenen hadden blijven leven, — op
dewelke Hun Hoog Mogende Resolutie van 23 Februarij
1776 alleen van applicatie kan worden gemaakt, maar
niet op de zodanigen dier Bende, welke met raad off
daad behulpsaam geweest zijn aan Huijsbraken, off
geweldadige Roverijen en Dieverijen, tegens welke,
conform de Resolutiën van 2 Novemb. 1773, en 16
Decemb. 1774 bij continuatie Rigoureuslijk moet worden
geprocedeert. En ontrent de sodanige geen arbitraire
Strafoefening is geadmitteert. En geen wonder, want
wierd het zelve toegelaten, zoude zulks voor de
administratie der Crimineele Justitie
allergevaarlijkst zijn, en de Regters zouden toegekend
worden de Souveraine magt van het verlenen van Gratien,
en dat wel aan Delinquanten, waar ontrent den
Souverain zelfs, bij voorsz. Resolutie van 16 December
1774. heeft verklaard, dat men niet behoord te denken
, om voor deselven Gratie te vragen, maar dat
integendeel het algemeene belang van het geheele Land
vordert, dat ten Rigoureusten tegens deselven werd
geprocedeert, om henlieden, zoo veel mogelijk uit te
roeijen, en zulks wel ernstelijk aan voorn. Lieut.
Drossaard is gerecommandeert.
Gelijk dan ook door desen Raad in de maand Februarij
1775. aan Zijn Doorluchtige Hoogheid is geadviseert,
om soort gelijk Versoek, voor Frans
Willem Heusschen gedaan, te wijsen van de hand. Het
welk dien conform geschied zijnde, deselve ook door de
Schepenen van Valkenburg is gecondemneert, om met de
Koorde gestraft te worden, met Confiscatie zijner
goederen, welk Vonnis aan hem mede is geëxecuteert.
Zoo nu dese Gevange, die volgens zijn Confessie niet
minder schuldig is, als gemelde Frans Willem
Heusschen, van de Straffe des Doods wierd bevrijd, dan
hadden de vrienden van die geëxecuteerde billijke
redenen van zig te beklagen, dat hun versoek, op
advijs van dese Rade, ware afgewezen, en hunne
Naastbestaande, conform de Wet, was gestraft.
Het verdient ook bovendien een bijsondere opmerking
dat reeds verscheijde dier Complicen, welke niet
meerder dan dese gevange hebben geconfesseert,
ingevolge de voorsz. Wet met de Dood zijn gestraft.
Ingevalle nu dese Gevange, door het Advijs van desen
Raad daarvan wierd gelibereert, zulks niet anders dan
van zeer nadeelige gevolgen voor de Administratie der
Justitie, en de beveijliging der Ingesetenen wesen
zoude, dewijl te voorzien zoude zijn, dat niet
onbekend zoude blijven, dat de reden warom hij van de
Ordinaire, en bij Wet bepaalde Doodstraffe was
gelibereert, daar in bestond, dat hij bij zijn
Confessie alleen beleden had, telkens op schildwagt te
hebben gestaan, wanneer die geweldige Huijsbraken en
Mishandelingen der menschen waren geperpetreert,
mitsgaders omdat het gunt hij van het geroofde had
geprofiteert, van geringe waarde was, en het gevolg
zoude dan daarvan waarschijnlijk zijn, dat alle die
geenen, die voortaan wierden geapprehendeert, hunne
Confessiëen daar toe alleen zouden bepalen, waardoor
zij zouden ontgaan hunne Condigne Straffe, en die dan
geen goederen besaten, off geen vermogende vrienden
hadden, om ten hunnen kosten geconfineert te worden,
zoude het zelve moeten geschieden ten kosten van de
voorsz. Drie Landen, waar toe de Regters niet zijn
geauthoriseert, en het zelve ook een ondragelijke Last
voor die Landen wesen zoude, indien men al in de
Tugthuijsen plaatsen kon vinden, om zoo een aantal
Delinquanten aldaar te ontfangen.
En ging men over, om deselven met een mindere
lijstraffe en Banissement te straffen, zouden de
overigen dier Bende nog minder afgeschrikt worden. Ja
deese en de naburige Landen zouden met der tijd van
een zoo groot aantal gauwdieven worden vervuld, die
niet nalaten zouden de onderdanen van Hun Hoog Mogende
bij aanhoudentheid te ontrusten, dat dese Landen
nooijt van deselven gesuijvert, immers denselven
nimmer beteugelt zouden kunnen worden, waar door
nooijt een eijnde deser Crimineele Procedures te
wagten, en niemant zijn Leven off goederen voortaan in
vrijheijd aldaar souden besitten.
Ja zodanig advijs van desen Rade zoude ook
waarschijnlijk hebben die uitwerking, dat de Regteren
daar te Lande, welke, conform de voorrsz. Wet, veele
deeser Complicen met de Dood hebben doen straffen,
zouden worden gesugilleert (?), even off zij strenger
Straffe hadden geoefend, dan die misdadigers hadden
verdiend.
De vrienden van veele der reeds geëxecuteerdens zouden
vermenen Regt te hebben, om zig te beklagen dat hunne
Bloedverwanten een schandelijke Dood hadden ondergaan.
Het zoude zelfs te dugten zijn, dat sommige van
deselve hunne Wraak zouden oeffenen aan dese Regters,
die niet dan in vreese en gevaar van hun Leven het
Regter Ambt, gedurende dese Procedures, hebben
bekleed, en zeer veel moeijte en onaangenaamheden
hebben ondergaan.
Buijten en behalven dat de Regts.D.D. ook daar in
averiën stemmen, dat diegeenen welke maar op
Schildwagt bij het plegen van een Huijsbraak hebben
gestaan, perinde at reliqui Fures, ipsum furtum
committentes met de Dood worden gestraft, gelijk
in het brede is geadviseert door Schomaker in zijn
Consultatien en advisen, part. 2, cons. 65.
Weshalve de Advocaat Fiscaal van advijse zoude zijn,
dat Ued. Mogende aan den Lieutenant Voogd en Schepenen
van het Hoge Geregte der Stad en Vrijheid
Valkenborg zouden behoren te rescriberen, dat de
Raad van Advijs is, dat Schepenen voornoemt in de
voorsz. Sake behoren te vonnissen in maniere als
volgt:
„Alzoo Herman Corstius, alias den
Toren ofte den Heuvel, oud zeven à
„agt en veertig jaren, geboren te
Meersen, Lande van Valkenborg,
„Partage van Hun Hoog Mogende de
Heeren Staten Generaal der
„Verenigde Nederlanden, thans
gevangene op den Landshuijse binnen
„Valkenbrg voornoemt, buijten Pijn en
Banden van ijser heeft bekend,
„en ook ex actis gebleken is:
„Dat hij Gevange een reeks van veele
Jaren heeft behoort tot een Bende
„Nagtdieven, van welken reeds
verscheijden zijn gestraft.
„Dat hij met verscheijden van zijne
Complicen zig schuldig gemaakt en
„geadsisteert heeft aan, off bij de
ViolenteDiefstal, met Huijsbraak en
„mishandelingen der menschen,
gepleegt bij, off ten Huijse van Antoon
„Heijnens, alias Theunis te Raar,
Ressort der Hoofdbank Meersen.
„En dat hij Gevange voor zijn aandeel
uit dien Diefstal voor zig ontfangen
„en geprofiteert heeft Eene
Schelling.
„Dat hij Gevange medepligtig is, en
geadsisteert heeft aan, of bij de
„geweldige diefstal, verselt met
Huijsbraak, op den 23/e Augustus 1756.
„gepleegt, bij off ten Huijse van
Peter Walraven in den Maasbampt.
„Dat hij Gevange voor zijn aandeel
uit Voorsz. Diefstal voorzig ontfangen
„en geprofiteert heeft dienzelven
avond Twee Schellingen, en eenige
„dagen daarna nog Ses Schellingen.
„Dat hij Gevange ook schuldig is, en
geadsisteert heeft aan, oof bij de
„Violente Diefstal met Huijsbraak en
mishandelinge der in Huijs geweest
„zijnde menschen bij Martinus
Schroders aan de Hand, in het Rijk van
„Aken, gepleegt in den Winter van den
Jare 1762.
„Dat hij Gevange uit denselven
Diefstal voor zig op twee bijsondere
„tijden genoten en geprofiteert heeft
agt Schellingen.
„Dat hij Gevange als voren pligtig
staat, en gecoöpereert heeft aan, en
„bij een violente Diefstal, verselt
met Huijsbraak, begaan tot Havert,
„gelegen op geene zijde van Sittart,
gepleegt in den Zomer van den Jare
„1770.
„Dat hij gevange uit dien Diefstal
voor zig heeft ontfangen Vier Specie
„Schellingen.
„Dat hij Gevange over Vier Jaren
geleden ook heeft geadsisteert, bij een
„tentamen van Diefstal en Huijsbraak,
welke hij en zijne Complicen
„voorgenoemen hadde te doen in de
Stad Sittart.
„Dog dat hij en zijne Complicen
daarin gestoort en belet waren geworden
„het zelve ter uitvoer te brengen,
doordien het zelve was ontdekt, en de
„menschen te Sittart op de Klok
geslagen, en alarm geluijd hadden,
„wanneer hij gevange met zijne
Complicen de Vlugt genoemen hebben.
„Dat hij Gevange eijndelijk nog
medepligtig is, en geadsisteert heeft „bij
„de Violente Diefstal met Inbraak en
verregaande mishandeling van een
„Dienstmeijd, begaan des Nagts van
den 22/e November 1774. aan off
„ten Huijse van den Roomsche Pastoor
te Margraten.
„Dat op de Pastorie bij die
gelegentheid deerlijk om hulp geroepen
„zijnde, hij Gevange met zijne
Complicen de Vlugt genoemen heeft.
„Dat een zijner Complicen hem Gevange
voor zijn aandeel uit deselve
„Diefstal wel heeft aangeboden Eene
Schelling, dog dat hij Gevange
„geweijgert had deselve aan te nemen.
„Alle het welke zijn Saken, die in
een Land van Justitie niet kunnen
„worden getolereert, maar anderen ten
afschrik op het Rigoureuste
„behoren te worden gestraft.
„Zoo is't dat Schepenen van den Hogen
Geregte der Stad en Vrijheid
„Valkenborgh, gesien hebbende de
voorsz. Confessie van den Gevange,
„en de bewijsen aan henlieden
overlegt, op alles wel en rijpelijk gelet,
„mede op derselver Supplicatie gehad
hebbende, bij wijze van
„Hoofdleringe, het Advijs van den
Rade en Leenhove van Braband en de
„Landen van Overmaze, ter manisse van
den Lieutenant Voogd,
„Doende Regt in Name en van wegens
Haar Hoog Mogende de Heeren
„Staten Generaal der Verenigde
Nederlanden,
„Condemneren den Gevange Herman
Cortius voornoemt, om gebragt te
„worden ter plaatse, waar men gewoon
is Crimineele Justitie te doen,
„en aldaar aan den Scherpregter
overgelevert zijnde, met de Koorde
„gestraft te worden dat er de Dood op
volgt.
„Dat vervolgens desselfs Dode Lichaam
in een Keetinge geklonken op
„het Galgeveld, anderen ten Exempele
en afschrik, zal worden gehangen.
„Condemneren den Gevange verders in
de Kosten en Misen van Justitie,
„ter onser taxatie en moderatie, met
Confiscatie van des gevangens
„goederen.
„Actum in Judicio den etc.
Waar mede de Advocaat Fiscaal van Braband en de Landen
van Overmaze de Eer heeft zig te ondertekenen.
Edele Mogende Heeren !
|