|
Personeele Repsondeeringe
bij naedere Scherper Examen
gedaan door
Nicolaes Herscheler Gedetineerde
op den Landtshuijse van Valcken-
bergh en Beclaegde
Ter instantie van
den Weleedele Gestrenge Heer en
mr. J.G. Farjon Lt.-Hoogdrossard
des Lands Valkenburg nom. officii
informant en claeger
Dinsdagh den 6 juli 1773
Is van wegens Welgemelte Heer Drossard
gesisteerd den gedetineerde Nicolaes Herscheler en naar
dat denselven is worden aangemaent om de opregte waarheijd
te bekennen, en mits denselven weigerig, soo is het vonnis
van naeder scherper examen gepronuntieert en de territie
behoorlijk gedaan sijnde
Art 1 Verklaard nog pligtig te sijn aan diefstallen
en huijsbraeken
Art. 2. Verklaard bij Walraven in de Maesband, aan
’t steelen van de koije te Swijer bij weduwe Bemelmans, te
Hunshoven bij den Pastor.
Door den gedetineerde eenige tijd van bedenken
versogt sijnde is hem sulx geaccordeert geworden.
Waarnaer verclaard nog pligtig te sijn aan den
diefstal begaen tot Würselen, tot Houthem geleegen bij
Susteren.
Art 3. Verklaard niet pligtig te weesen aan den
diefstal gebeurt bij Mathijs Benders in de Banke Heerle
Art 4. Verclaard insgelijcken niet pligtig te
weesen aan den diefstael begaen op den Eschen bij Joseph
Wilders
Art 5. Verclaard niet tot Obijgt geweest te sijn
Art 6. Verclaard ook niet tot Vreelenbergh
Art 7. Verclaard den gedetineerden soo als voor
pligtig en handdaedig te sijn aan den diefstal in t
rijck van Acken in een plaetse genoemt Wurselen.
Waarbij geassisteert hebben
Manus en Mathijs
Sengen,
den Blauwen Thijs, Leonard Spierts,
Dirck uijt het Straetjen, Bernardje,
Peter uijt den Uijl,
Meijerken,
Peter en Caspar
Hartzog,
Horbedor,
drie uijt gen Ham onder Kerkraede waarvan hij eenen heeft
hooren noemen Peter, maar segt sij niet te kennen,
den vilder van Schouvenberg met dat één oog den welcken
meede geassisteert heeft bij den diefstal begaen aen de
handt,
en meer andere welcke hij niet gekent heeft
Dat hem tot deesen diefstall den eersten aenslag
gegeeven heeft den Horbedor. Dat sij hun vergaedert hebben
in Hangvelt en vandaar over de koolhuijs den Visslap
genoemt langs Joubich op Wurselen, alwaar noch eenige
vreembden bij hun gekomen sijn die hij niet gekent heeft.
Dat sij aldaer door eenen stal op der huijssolder
geklomen zijn en de huijsduur opgemaakt hebben en alsoo
alle vindt- en draagbaare goederen en geld gestoelen en
meede genoomen hebben. Dat de in huijs weesende liedens
niet waaker geworden waeren als wanneer sij naar
geperpetreerde diefstall sijn weggegaen. Sijnde drie
packen naar gen Haam met die vreembde gedraegen en den
Horbedor en Peter uijt den Uijl hebben ook ieder een pack
gehad.
Sijnde bij desen diefstall meede
present geweest Leonard onder de Leuf te Heerlen en
Andriesken.
Als wanneer sij gesellen naar huijs gemarcheert
sijn, sijnde hij gedetineerde bij deese occassie gewaapent
geweest met eenen stock en d’ andere met stocken en
pistolen. Hebbende hij Gedetineerde omtrent twee dagen
daarnaar van deesen diefstal geprofiteert ende ontfangen
van Leonard onder de Leuf seeven schillingen.
En terwijlen den gedetineerden
bleeft persisteeren bij sijne halssterige ontkentenisse
soo heeft men geresolveert voor en alleen met verdre
torture voorts te gaen, in instantie ten eijnde van
confrontatie tegen denselven gedetineerde te sisteeren
Thomas Boumans meede gedetineerde.
Dientvolgens aan den selven gevraegt sijnde of niet
waar en waarachtig was dat Nicolaes Herscheler pligtig
stond aan de diefstallen begaen bij Mathijs Benders, bij
Joseph Wilders op den Eschen en in de moolen te
Baelsbruggen, heeft Thomas Boumans verklaard en aan den
voornoemde gedetineerde in facie gesustineert dat hij
gecoöpereert hadde aan de voornoemde diefstallen. Alsmede
waaragtig was, dat Nicolaes Herscheler met eene pistole
bij den diefstall gebeurt bij Hendricus Ritzen in het
panhuijs geschooten had.
Welck een en ander naar voorgaende ontkentenisse
door den gedetineerde Nicolaes Herscheler is worden bekent
en geconfesseert.
Alsmeede hebben de beijde Gedetineerden geavoueerd
dat hij Nicolaes Herscheler aan Thomas Boumans sijne
portie uijte gemelte diefstallen betaelt en uijtgereijckt
soo als ook sich ten huijse van Nicolaes Herscheler
versamelt hadde.
En hebben de beijde gedetineerden naar duijdel.
voorleesingen hierbij blijven persisteeren ten eijnde
vermits schrijvens onervaaren gehandmerkt
Dit is het + merk van Thomas Boumans
Dit is + merck van Nicolaes Herscheler
Quod Attestamur
G.F.F. Landman
N. Neijssen. F. Theodor Craen
L.G. Pelt
J. Wintgens
Welcke confrontatie gebeurt sijnde is met
verdre ondervraeginge ingevolge vonnis tot Scherper
Examen voortgegaan.
Art 8. Verclaard den gedetineerde meede
handtdaedig en pligtig te staen aan de tentamen gebeurt
tot Roerdorf bij Linnig sijnde Spansch.
Dat bij deesen meede geassisteert heeft
Manus en Mathis Sengen,
Mathijs van den Berg,
Bernardje,
Dirk Roosboom, Leonard Spierts,
Thomas en Frans Boumans,
Kanne Willem in de Gansweijde
Paschen Hensken woonende agter Anth.
Papperts,
Emond Smeets, Hens schoonzoon van Emond
Smeets, woonende in ’t Loch aan het Straethe bij Johannis,
hebbende voortijds met calver gedreeven.
Hendrikus Creijten,
Wilhelmus Cordewener,
sijnen broeder Dirk Herscheler, bij
welcken sijn broeder was Gerhard van Crouwekel als oock
Peter Crins van Crouinkel,
alsmede drie uijt de heerlijkheid Geul,
waarvan eenen sig noemd Peter woonende op de linker hand
als men van Cleen Meert naar Geul in komt, welcke drie
persoonen den gedetineerde segt wel te kunnen
distingueeren en te kennen bij aldien sij voor hem gebragt
wierde,
twee uijt Beeck waarvan eenen soo hij
vermeent sig noemt Gelis, groot van Postuur en den anderen
Gerhardus, koort en dick van postuijr,
den Lamen Peter woonende op den Berg bij den Neschen
hebbende voor eenige jaaren als knegt gewoont in den
Bersdael sijnde een lange swaarten kerel,
Andriesken Gorne, Meijerken, Horbedor, Peter uijt den
Uijl, Leonard onder Leuf,
Root Hensken van
Caumer, Gerhardus t' Hairdiefken,
Johannes van vilder van Schouenbergh
hebbende een oog,
Hendricus Bemelmans vilder op den
Lomelenbergh,
Mathijs Mocken uijt Beek bij Roerdorf,
Peter Langendorf van Beekvoors.
Gerhardus Riet van Beek voormelt,
Gelis Putscher woonende boven in Beeck
en meer andere die hij niet gekent heeft.
Dat den eersten aenslag tot deesen diefstal
gegeeven heeft Bernartje. Dat sij hun vergaedert hebben,
die Heitsche aan hun huijs, eenige op de heijde van
Mouthagen en weder andere daar, sijnde sijn broeder met
sijn complot met den Blauwen Thijs bij hem gecoomen. Als
wanneer sij tot Roerdorf koomende de liedens noch wacker
weesende en eenige menschen op straet weesende. hebben
voors. gesellen onverrigt der saak, moeten voortgaen.
Bij welcke occasie hij gedetineerde gewaapent was met een
stock ende pistole en dandere net stocken. Weet niet of
deselve schietgewehr gehad hebben.
En vermits omtrent twee uijren soo heeft men met de
verder ondervraeginge gesurcheert tot naar den eeten. En
vervolgens voors. bekentenisse van woorde tot woorde aan
den gedetineerde voorgeleesen sijnde heeft denselven
daarbij blijven persisteeren, ten eijnde vermits schrijven
onervaaren gehandmerkt
Dit is het + merk van Nicolaes
Herscheler
Quod Attestamur
F. Theod. Craen
L.G. Pelt
J. Wintgens
G.F. Landman
N. Nijssen
Dr. Droïschen(?)
Continuatio gehouden post meridiem
Is van weegens dheer drossard voormeld
gesisteert den voornoemde gedetineerde Nicolaes Herscheler
om verders ondervraegt te worden over sijn diefstallen en
huijsbraeken, heeft verclaard
Art 9. Meede pligtig te staen en handdaedig te
weesen aan den diefstall gebeurt in den Bierden agter
Gangelt
Dat daarbij meede geassisteert heeft Manus en Mathijs
Sengen Mathijs van den Berg
Hendrikus Creijt, Wilhelmus Cordeweener, Drick uijt het
Straetje, Bernard Kempener, Jacobus Ritzen, Snelle
(Kanne?) Willem, Paschen Hensken, Thomas Boumans met sijn
vader, Emond Smeets en sijnen schoonzoon uijt het Loch,
Hens, Cuijper Hens – sijnde een swager van Helmusken
Cordeweener getrouwt met een dogter van Wijnand den
Timmerman woonend op de gracht den welcken nu getrouwt is
met een suster van den ouden halfwin uijt het Heitshofken
die voorgeen getrouwt was met Gelis Halfkan. –
Godefridus Putsch, Peter dien aan de poort woont op een
naar het leste huijs de lincke hand als men naar het
Leijenhuijs gaat, Gerhard uijt de Droekstraet, Gelis
woonende op de Hiensberger pad enen lange smaelen man
hebbende een peert, deese leste vier wonen tot Gangelt.
Alsmede vier
uijt Cleen Glabach, die hij gedetineerde segt niet gekent
te hebben.
Dirk Hersseler sijn broeder bij den welcken waeren
Gerhardus en dessels neef Peter Crins beijde van
Crowinkel, en noch waeren daerbij twee uijt Beek Peter en
Gelis genoemt, den vilder Hend. Bemelmans ende Johannis
van Schouvenberg met een oog.
Sijnde nog drie van Geul met sijn broeder afgecoomen
waarvan eenen sig noemt Peter voormeldt en meer andere die
hij segt niet gekent te hebben.
Dat hem tot desen diefstal den eersten aenslag
gegeeven heeft Bernard Kempener die aldaar met eenige
veulen op de handel geweest was. Dat sijn broeder met die
van Geul, Crowinkel en Beek, en de Heitsche hun vergaedert
hebben ten sijnen huijs. Als wanneer zij afgegaen sijn tot
aan het Leijenhuijs over de heijde, alwaar sij hebben
gevonden Henderick Bemmelmans en Joh. Honofs, benevens die
van Heerle het Andriesken, Meijerken, Peter uijt den Uijl,
Leonard onder de Leuf, Horbedor, Haerdiefken en t Root
Hensken.
Van waar sij samenderhandt gemarcheert sijn op den
Bierden aan, aan een schoon steenen huijs alwaar sij door
een vinster ingebrooken sijn. Addendo segt dat Peter en
Caspar Hartog mede hier geweest is, dat Peter Hartzog door
de vinster ingekloomen sijnde de buiten deur van binnen
geoopent heeft. Dat sij nagtgesellen alsdoens naar het
huijs sijn ingegaen, als wanneer sij alle vind- en
draegbaare goederen die sij aldaar in huijs bevonden
hebben gestoole en meede genoomen, in sacken en packen
gebonden. Seggende dat alle die goederen in vier gebonden
waaren, waarvan een door Leonard onder de Leuf, Peter uijt
den Uijl, ’t Meijerken en Caspar Hartog sijn meede
gedraegen. Dat sij naar geperpetreerden diefstael van een
ander gescheiden sijnde sij Heitsche met de compagnie van
sijn broeder langs Schinveld en d’andre naar hun heimet.
Sijnde hij gedetineerde bij deese occassie
gewaapent geweest met een sack pistool en stock, en
d’andere met stocken en schietgeweer. Van welcken
diefstael hij gedetineerde segt, omtrent seven
dagen daarnaer geprofiteert en ontfangen te hebben uijt
handen van Leonard onder de Leuf ses ende eenen halve
schilling.
Art 10. Verklaard meede pligtig te weesen aan
den diefstael van de koije gestoolen op den Loerhoff bij
Sittard,
Dat daerbij meede geassisteert heeft Wintje
voormelt van Overhoven en sijnen broeder Dirk Herscheler.
Dat Wijntje en sijn broeder bij hem aan sijn huijs
gecoomen sijn, van waar sij gegaen sijn naar voors. hof,
alwaar sij den koijestael geoopent hebbende de koije
gestolen en meede genoomen hebben. Dat deselve koije door
Wijntje is meede genomen op Sittard, alwaar deselve door
Wintje en Peter Schach, neef van Wijntje is worden vercogt
in Sittard, sonder te konnen seggen door wien.
Hebbende hij gedetineerde voor sijn aandeel
geprofiteert ende ontfangen van den Schack twee ducaten.
Sijnde sij gesellen gewaapent geweest met stocken.
Sijnde dese gebeurt tusschen seven en agt jaaren.
Art 11 Refereert sich tot de voorige articulen
Art 12. Verklaart noch pligtig te weesen aan
het steelen van eene koije gebeurt op Loer bij de Hoens
broeker meulen geleegen
Dat daarbij meedepligtig aan
staet sijn broeder Dirk, sijn soen Philip, Daem woonende
in ’t broek tweede huijs op de linkehand als men van ‘t
broekhuijs afkomt, als oock die drie van Geul
waarvan sig als voor, een noemt Peter, maar die ander kent
hij niet, maar wel als hij deselver sag als oock het
Wijntje van Overhoven die hem oock aens sijn huijs den
eersten aenslag hiertoe gegeven heeft.
Dat hij gedetineerde met sijn broeder Dirck, sijn
soon Philip en Wijntje gegaen sijn op Loer aan, alwaar de
anderen in de weijde stonde. En aldaar de deur van den
koije stal geopent hebbende een koije daaruijt genoomen
hebben.
En naedien de verdre omstandigheeden niet willende
bekennen en het bij de avond, soo is met verdre
ondervraeging gesupercedeert tot morgen.
En naer duijdl. voorleesinge heeft den gedetineerde
bij het geen voors. blijven persisteren ten eijnde dese
vermits schrijven onervaaren gehandmerkt
Dit is het X merk van Nicolaes
Herscheler
Nobis presentibus attestamur
F. Theod. Craen
L.G. Pelt
J.L. Wintgens
G.P.T. Landman
Continatio gehouden den 7 juli 1773
Is van wegens dheer Luitenant Hoogdrossaard
deses Lands gesisteert den gedetineerde Nicolaes Hersceler
en naar aanmaeninge van de waarheijd te bekennen.
Segt dat die drie van Geul beneffens Wintje
van Overhovenm met de gestoolene koije sijn weggegaen
langs de Aekerstraat door de Huijn slack(?) voorbij
Merckelbeek alwaar sij de
koije, soo de anderen hem gesegt hebben, vercogt hebben
bij de Joode Hirtz tot Gangelt. Segt
uijt handen van Wijntje van Overhoven voor sijn aendeel
wegens deese gestoolen koije ontfangen ende geprofiteert
te hebben twaalf schillingen.
Verders verklaard den gedetineerde aan hem bewust
te sijn dat Hendricus Bemmelmans gewoont hebbende op het
Retersbeek en vaarende thans de moolenjaare tot Sugeraed
eens een koije gestoolen hadde tot Swijer bij sijne moije.
Welcke koije hij gedetineerde van denselven Bemelmans
hadde gecogt voor seeven croonstucken. Alwelcke koije aan
de luijdens van Swijer wederom ter hand is gekoomen,
hebbende hij eene croon schaede geleeden.
Verders verklaard den gedetineerde pligtig ende
handdaedig te sijn aan den diefstael begaen bij Matthijs
Benders onder Heerle.
Waarbij segt dat meede geassisteert hebben Manus en
Mathijs Sengen, Hendrikus Creijt, Wilhelmus Cordewener,
Dirk uijt het Straatje, Bernard, Snelle Willem, Paschen
Hensken, Thomas Boumans met sijn vaer, Emond Smeets, Hens
uijt gen Loek voormelt,
Johannes Benders, Cuijpers Hens op gen
Geijt, Matthijs van den Bergh, Peter van den Huijskens
berg met een dik lam been, Wijnen Hermen van Robroek, den
snijder in gen Litz Tijske.
– Corrigendo segt dat Emond
Smeets niet bij Math. Benders, maar wel te Roerdorp
geweest is. Maar desselfs zoon Frans Smeets aan den
diefstal van Matt. Benders pligtig is geweest. Soo als ook
segt niet positieve te konnen weten of Thijske den Snijder
uijt gen Lits bij Benders geassisteert heeft. –
Andrieske, der Meijer, der Horrebedor, Peter en Caspar
Hertzog, t' rood Henske, ’t Haerdiefke, Peter uijt den
Uijl, deselfs vader Linnert, nog een welke genaamt Geerke
negotie gedreven hebbende met Laken tot Gulick
geëxecuteert en meer andere, dewelcke reets voor afgegaen
sijnde aan hem gedetineerde onbekend.
Van welcken diefstal hij gedetineerde het
eerst door Bernard Kempenaer geadverteert zijnde, zij
Heijdsche complicen zig op den Cruijsweg of Heerenweg
verssamelt hebben. En als doen hij gedetineerde gewapent
met eenen stok en de andere met stokken en schietgeweer
naar voormelt huijs zijn toegegaan. En vermits de deur nog
open was, daar in geraakt zijnde de mensen in huijs
gebonden en van alle vind- en draagbare goederen berooft
hebben. En naar verblijf van een half uur het huijs
verlatende, beladen met hunnen buijt weggegaan zijn,
wanneer de gestolene goederen naar Heerle gebragt zijn.
En hij gedetineerde uijt handen van Linnert onder
de Leuff voor zijn aandeel geprofiteert en genoten heeft
s’daags daaraan volgend genoten heeft vijff en twintig
stuijvers.
Verder verklaard den gedetineerde medepligtig
en handdadig te zijn aan den diefstal begaan bij Joseph
Wijlders op den Essen.
Waarbij geassisteert hebben Manus en Matt Sengen,
Emond Smeets en desselfs zoon Frans, der Creijt, Helmus
Cordeweners. Math. van de Berg, Linnert Spierts, Dirck
Rozeboom, Bernhard Kempener, Hans uijt het Look voornoemd
wonende bij Johannis Schommers, Snelle Willem, Paasches
Hens, Thomas en Frans Boumans, Wijnen Herman, der krommen
Peter van gen Huijskensberg, Johannes Benders, Manus
Hugens.
En verders zijne Complice niet willende
denuntieeren is op den stoel van torture gebonden,
waarnaer verklaarde dat mede daarbij geassisteert heeft
Kuijpers Hens, Peter Vrusch wever
wonende op de Gragt, de soon van den crommen Hans genaamt
Linnert wonende ook op de Gragt en wiens vader voor deze
gewoont heeft op den Oversten Hof. Welke drie laatste mede
geassisteert hebben aen de diefstallen te Roedorff, te
Birckden en in de Vossecuijl bij Matt. Benders, Andrieske,
der Meijer, Horrebedor, Peter en Caspar Hertog. het
Haerdiefke, Peter uijt den Uijl, en desselfs vader
Linnert, Geerke het welken genoemt en nog twee
lange keerels met het haer gebonden dewelke hun alle drie
opwagte aan de heggen bij den Esschen.
Van welken diefstall den gedetineerde het eerste is
geadverteert door Bernard Kempener en Manus Sengen, ‘t
welk door dezelve was uijtgespeculeert op een saterdag
voor den diefstall als dezelve van Maestricht quamen. En
hij gedetineerde zegt dat zij van der Heijde hun versamelt
hebben aan het Hegen doorntje in het Nesschender veld,
wanneer zij de andere complicen aldaar vonden en te zamen
gegaan zijn naar de voorseide herberg gegaan zijn den
gedetineerde gewapent met eenen knuppel en zakpistoool en
de overige met stokken en schietgeweer.
En aldaar gekomen zijnde vonden
zij de buitenste deuren open, waar door ingegaan zijnde. –
Geen verdere omstandigheden weet op te geeven vermits als
doen aan de voordeure op schildwagt stond met Jacobus
Ritzen den welken aan den huijsdeure stond, staande aan
buijtenste deur
naar den Misthof Dirk Roosenboom en het root Henske op
schildwagt – en de verdere complice in het huijs
ingedrongen zijnde en alles wat maar vinden en wegdragen
konde uijt den huijse gestolen hebben, in pakken gebonden
en weggevoert hebben. Waar van Bernard Kempener en Dirk
Rosenboom één hadde. In welke pakken waren stoffen en
lijnwaet uijt den winkel en andere winkelwaren en
klederen. Seggende dat Bernard het zelve naar Aken verkogt
heeft.
Van welken diefstal hij gedetineerde uijt handen
van voornoemde Dirk uijt het Straatje gekregen heeft voor
zijn aandeel vijf schellingen.
En mits den overkomenden middag hebben wij met
verdere ondervraginge gesupercedeert tot naar de middag en
aan den gedetineerde aangezegt zig nauwkeurig te bedenken.
En naar duidelijke voorlezinge heeft daar bij
blijven persisteeren ten fine deses mits schrijvens
onervaren gehandmerkt.
Dit is het eijge + handmerk van Nicolaes
Hersseler schrijvens onervaren
Nobis Presentibus
C. Swildens
G.P. Landman - L.G. Pelt
N. Nijssen - J.W. Wintgens
Continuatie gehouden
eodem post meridiem
Is wederom door den Heer
Luitenant-Hoogdrossaard alhier gesisteerd den voors.
gedetineerde Nicolas Herssler en naar alvoorens vermaant
zijnde de waarheid te bekennen, heeft verklaart soo als
voor,
Geassisteert en pligtig te zijn aan den
diefstal begaan tot Houtem bij Susteren gelegen,
Waarbij meede geassisteert hebben Jacobus Ritzen,
Bernard Kempener, Manus en Thijske Sengen, Mathijs van der
Berg, Peter Jabigs, ’t Meijerken, Peter Hertzog,
Horrebedor, Henricus Bemelmans. Den welken mede present is
geweest bij de diefstallen gecommiteert bij Martinus
Schroders aan der Hand, – in welken tijd den selven bij
des gedetineerdes swager tot Aken woonde of in dienst was,
– zoo als ook pligtig staat aan den diefstal begaan op de
Birchden, wanneer hij tot Crapol onder Gulpen woonde. Item
tot Havert en tot Wurm.
Dat al verders bij dezen diefstal geasisteerd
hebben Peter Sneppen van Kraekel, Johannes van Puth, Peter
Kremers, Gerit Putscher, alle drie van Doenraat, Wintje
van Overhoven, swager of broeder van den molenaar in de
olijmolen te Spaubeek, Dirk uijt het Straatje, den Kreijt,
het Helmuske, het Haerdiefke, Andriesken, het Root Henske
als mede drie van Guel, bij dese overige
diefstallen geweest, Kuppers Hens, den hamaker genaamt
Lins wonende tusschen de Douf en Genhout Spaans territoir,
Vossen Lintjens van Welten. Verder verklaard den
gedetineerde dat mede ter Roerdorp en te Birckden bij de
diefstallen geassisteert hebben den Scheele Pit.
Van welke diefstal hij gedetineerde het eerste door
Bernard Kempener geadverteert zijnde, – aan wien zulx
bewust was alzoo op de Nieuwstadt een peerd verruijlt en
bij die occassie den diefstall uijtgespeculeert hadde, –
zig verzamelt tot Overhoven en daar vandaan gegaan zijn.
Den
gedetineerde gewapent met een stok en gelade zakpistool en
de andere gewapent met stokken en
schietgeweer. En van daar gegaan zijnde regt op Houtem
aan, als wanneer onder weg nog bij hun quamen de drie
genoemde van Geul.
En aan het huijs gekomen zijnde tot Houtem, boven
door een venster van de stal op de solder geklommen is het
Swart Peterken, den welken van binnen de deure van het
huijs opende. En
de overige complicen dat doende in huijs geraakt zijn
sonder dat de menschen in huijs wakker
wierden. In welk huijs wel een grote half uur besig
zijnde, alle vind- en draagbare goederen in drie pakken
gebonden en weggevoert hebben. Waar van een pak gedragen
is door die van Guel en een door Dirk Rooseboom en het
derde door Jacobus Ritzen.
Van welken diefstal hij gedetineerde voor zijn
aandeel gekregen heeft ses ellen vieffen doek.
Verklaard al verder den gedetineerde pligtig te
zijn aan den diefstall begaan bij den Pastor tot
Hunshoven.
Dat daar mede geassisteert hebben Manus en Thijske
Sengen, Emond Smeets, der Kreijt, Helmuske, Blauwen Thijs,
Lennert Speirts, Dirk Roseboom, Bernard Kempener, Jacob
Ritzen, Hupert Hens, Snellen Willem, Hompertsch Hens,
Manus Hugens, Pa(s)chens Henske,
Frans en Thomas Boumans, den Crommen Hans zijne jong
wonende op den T..ich, den Crommen Peter met het dik kromp
been lang en swaar van postuur, gewoont hebbende in den
Beersdel, Vossen Lintjen, Hendrikkus Bemelmans van den
Lommelenberg, Johannes desselfs swager van Schouvenberg,
’t Meijerke, Horrebedor, Peter en Casper Hertog, ’t rood
Hensken, ’t Hairdiefken, Peter uijt den Uijl en desselfs
vader Lennert, nog vier dewelke met Johannes Honneff van
Schouvenberg omtrent den Mathhagen bij hun quamen en die
van Heerle omtrent de Waubacher drisschen.
Den gedetineerde gewapent met een kluppel en
sakpistool en de andere met stokken en schietgeweer.
En van daar gemarcheert op Hunshoven ten huijse van
den Pastor, alwaar zij met een ijseren een gat gebroken
hebben naast de buijtensten deur. Alwaar het swart
Peterken doorgekropen is en de deure van binnen opende
waar door zij complicen in huijs geraakt zijn en de meijd
in het huijs door Peter uijt den Uijl en Andrieske op het
bed gebonden hebben. Hebbende den gedetineerde niemand in
huijs gesien als de voors. meijd.
In welk huijs zij gaudieven omtrent drie quartier
uur besig waren om alle vindbaare meubelen en draagbare
goederen bij malkanderen in sakken en pakken te vinden,
daar mede zijn weggegaan. Waarvan vier naar Heerlen zijn
gekomen en één naar de Heijde waarvan den Horrebedor één,
’t Meyerke één, Peter uijt den Uijl één, en desselfs vader
Linnert mede één pak hadden en Bernardje
het vierde naar de heijde gedragen heeft. In welk laatste
pakken linnen doek was.
Van welken diefstal den gedetineerde uijt handen
van den leijendekker vijf dagen naar beganen diefstall in
zijn huijs aan de linden ontfangen heeft twaalf
schellingen. Menende hij gedetineerde
dat Bernardje het doek in Hoensbroek verkogt heeft.
Corrigerendo segt den gedetineerde niet pligtig
te zijn aan den diefstallen begaan in de Maasband en in
de molen te Baalsbruggen.
Verders verklaard den gedetineerde zoo als voor,
waar ende waaragtig te zijn dat hij het inbreken tot
Wijnantsrode in het panhuijs met een pistool geladen met
een haegel naar den hospes geschoten heeft zonder egter
den selven getroffen te hebben. Zoo als ook den selven
hospes van binnen op hun complicen van buijten geschoten
heeft, waarvan eenen genoemt Peter – wonende tot Havert en
gaande met kleijne koopmanschappen over land, – verwond en
getroffen is.
Den welken met Andriesken en
Nicolaes Creuen op Heerlen is gegaan.
Verders verklaard den gedetineerde aan geene
diefstallen meer pligtig te zijn zoo als geene complicen
meer weet te denuntieren en heeft naar duijdelijcke
voorlezinge hier bij blijven
persisteren ten fine deze mits schrijvens onervaren
gehandmerkt
Dit is het eijge hand + merk van
Nicolaas
Herseler schrijvens onervaren
Nobis presentibus
G. Swildens
J.L. Wintgens
G.P.T. Landman
N. Neijssen
L.G. Pelt.
|
|