|
Eodem 17en septembris et
Coram Eisdem
Den Heere Drossard verhaelt de middelen van sijn
verbael nomine officij ter Rolle van den 5 meert 1751
tot laste van Willem de Gavarelle ende Jan Wijnand
Depreez, beijde van Geleen. En beijde betigt en seer
suspect te gehooren onder de vereede bende der gaudieven
ende te hebben gecoöpereert respective aen die geweldige
diefstallen ten huijsen van Juffrouwe Gadee tot
Luttelraed ende van Henric Petri tot Puth. Tot dien
hadde d'Heere Clager tegens hun beijde versogt provisie
van justitie, dog dat voor alsdan is wederhouden daerop
te disposeren tot nader bewijs, blijckende het advis
alhier gereproduceert n° 4° beneffens de depositien van
drije Complicen n° 1°, 2°, 3° ten voors. verbaele
geëmploijeert.
Dat ex post bij nadere informatie en Consonante
betightingen van andere geapprehendeerden medegesellen
der voors. bende den voormelden Gavarelle is worden in
soo verre geconvinceert aen de hem op
... ...
dito justite heeft laeten presenteren de medegaende
requeste cum annexis n° 6° op den voors.
5 meert 1751, daer mede pretenderende te
bewijsen sijnen alibi ten tijde van de begaene diefstal
ten huijse van juffrouwen Gadee, waerop de weth geen
regard heeft konnen nemen soo uijt reden dat deze
requeste niet en was gemaekt en geteeckent door eenen
legalen Rechtsgeleerden in conformiteijt van het
reglement penael van den 23 april 1728.
Alsoock voornamentlijck uijt dien in saeken Crimineel
geene extrajudiciële declaratie aennemelijck en sijn als
maer streckende tot het retardement van Justitie. Ende
dat den geaccuseerde niet bij declaratiën, dan wel in
persoon sijn defensie moet proponeren, of t'waere dat
met kennisse van sake anders soude sijn gedisponeert:
t'welck desen suppliant quidem schijnt betracht te
hebben in den Souvereijne Raede van Brabant navolgens
Copije sub n° 7° door den Gerechtsbode van dese
justitie ter vergaederinge des selve geproduceert den
19 meij 1751.
Maer aengesien den voors. bode tot exploit van gemelte
copije requesto en appointement van surseancie bij den
voors. raede niet en is geauthoriseert geweest, dese
insinuatie als niet gedaen door een deurwaerder van
gemelten Raede, is notoirlijck Nul en van sulcke
onwaerde te houden, dat daeraen niet en moet nog en kan
gedefereert worden: soo als dese justitie oock niet en
heeft gedefereert aen het gevraegt advis op den pretense
Regte, ende ten anderen den suppliant heeft deselve
alsoo sonder vervolgt en onbesorgt laeten ruste.
Dat boven de voors. Consonante betichtingen door den
doodt van die drije geëxecuteerden geconfirmeert als dat
d° Depreez in geselschap van den voors. Gavarelle,
sijnen aengehouden oom (soo als tot Geleen en allomme
notoir is) geassisteert heeft aen den voors. diefstal
bij juffrouwe Gadée, komt nu nog daerbij de depositiën
van Peter Schols onlangs geapprehendeerde, gevoegt
n° 8°.
Declarerende met merckelijcke circumstantiën dat
denselve Depreez oock heeft gecoëpereert met d°
Gavarelle aen den diefstal van Henric Petri met sulcke
designatie, dat hij tegens hem , den diefstal verricht
sijnde, heeft geseijt "Mon oncle komt laet ons gaen".
Ende verders dat dese beijde mededaeders sijn geweest
aen den geweldigen diefstal ende moort begaen ten huijse
van den pastoor van Grevenbicht. In voegen dat uijt de
declaratie van Daem Gielen dato 23 meert 1751
N° 9° blijckt dat denselven Depreez in familiaire
Conversatie id geweest met This Swinnen, oock eenen
fameusen dief, nu geëxecuteerd tot Schinnen.
Ende geconsidereert dat uijt de voorstaende middelen en
bewijsen niet schijnt te twijffelen te zijn dat den
voors. Depreez mede gehoort onder de voors. Bende ende
aen de voors. diefstal of diefstallen mede plichtigh
wesen, versoeckt den Heere Claeger provisie van Justitie
tot last van d° Jan Winand Depreez
(Was geteeckent) J.S. Rasquin
Decret
voor ende aleer hierover te
disponeren sie dese versonden
ten adviso van een of twee
onpartijdige Rechtsgeleerden
|
|