1991
"In het optreden van de benden ging het om meer dan
plunderingen alleen. In de operaties van de Bokkerijders
lag, behalve vijandigheid jegens de boeren en priesters,
ook een onmiskenbaar element van protest tegen de
gevestigde orde besloten".
"Het leiderschap verzelfstandigde zich. Op lokaal
niveau traden de aanvoerders nog steeds op als een soort
'primus inter pares', maar daarnaast vormde zich ook een
regionaal leiderschap waarbij de afstand tussen leiding
en volgelingen toenam.
Naast deze hiërarchisering ontwikkelde zich ook
segmentatie: de verschillende lokale afdelingen en
vertakkingen van de bende stonden betrekkelijk los van
elkaar, hetgeen later ook bleek uit de chronologie van
de arrestaties. Bendeleden die niet uit hetzelfde dorp
of dezelfde streek afkomstig waren werden soms aangeduid
als'vreemden'. Alleen via hun leider bestond er contact
met het groter geheel, een niet ongewoon patroon in
geheime genootschappen".
"Zoals alleen al blijkt uit de wijze van recruteren, de
omvang van de bende en de vaak geringe buit, moeten de
leiders doeleinden hebben gehad die verder reikten dan
het plegen van overvallen op boerenhoeven, pastoriën en
winkels. Het roversnetwerk kreeg het karakter van een
vrijkorps in oprichting, waarbij de plundertochten
dienden als dekmantel en oefening, en uiteraard ook
bijdroegen tot saamhorigheid. Bij sommigen bestond het
idee te streven naar maatschappelijke gelijkheid en
gemeenschappelijk eigendom; ook werd gesproken over het
oprichten van een 'Nieuw Koninkrijk' en het stichten van
'een Broederschap van Geluk' ".
Anton Blok
De BOKKERIJDERS
Roversbenden en geheime genootschappen in de Landen van
Overmaas
Amsterdam 1991