DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


Beeldvorming

Entree                Documenten                Beeldvorming

Begin brief van Luitenant Voogd A.L. Pelerin en Luitenant Drossard W.D. Vignon van Staats Valkenburg aan de Staten Generaal
Nat. Arch. ASG 5869

  9 december 1775

 

Hoog Moogende Heeren

Mijne Heeren


De droevige toestant, waer in het land van Valkenburg zig bevind, veroorsaeckt door de ondeckte bende kwaeddoenders aldaer, en door de menigvuldige en rigoureuse executien, welcke men genoodsaeckt is tegens de complicen van de selve aentewenden, verpligt ons deselve onder het oog van UW Hoog Moogende te brengen, en Hoogst derselver gunstige aandacht en voorsieninge af te smeeken.
Het is niet mogelijck UW Hoog Moogende, met eenige sekerheyt te onderrigten, welcke het wesentlijck inzigt, en het eygentlijck voorneemen deser befaamde bende, niet alleen binnen de landen van overmaeze, maer ook in de naburige landen ontdeckt, geweest zij. De Hoofden deser crinineele associatie, die in handen der justitie geraackt zijn, hebben de straffe des doods ondergaen, sonder, zelfs door middel der scherpste ondervragingen, iets daer omtrent te hebben willen openbaeren.
Alleen kan men ten opsigte van deese bende in't algemeen aanmercken:
Dat de ceremonien tegelijck godloos en bijgeloovig, welcke bij de receptien der complicen, met veel toestel, plaets hadden, ingerigt en geschikt waeren om op de geesten van het domme gemeen eene groote indruck te doen, en de ongeluckigen, die daertoe gebragt waeren, te verblinden.
Dat er maer sommigen, jae zeer wynige geweest zijn, die van het oogmerck deser criminele associatie onderrigt waren.
Dat de meesten in dronkenschao daer toe gebragt geworden, anderen onder voorgevinge, dat sulcks een broederschap, of sogenaemt gilde was.
Dat veelen een opregt berouw over hunne losse toegeving gehad hebben, sonder eenige verdere gemeenschap met deese bende te hebben; en sig zedert in hunne handel en wandel als deugdsaeme ingesetenen gedragen hebben.
Dat er wel verscheyde diefstallen binnen den tijt van eenige jaeren zijn begaen; echter niet seer meenigvuldig, en nog wel voornaementlijck buyten het territoir van den Staat.
Dog hoe seer wij Uw Hoog Moogende durven voordraagen dat er veelen zijn, die ongeluckig in dit complot geraeckt, en daeroe in dronckenschap of door andere middelen sijn verleyd geworden, en dus wel eygentlijck schuldig, maar ook tegelijk te beklaagen zijn. Zo kunnen wij egter tegelijck niet onvynsen, dat bij die bende gevonden worden sodanige kwaeddoenders en booswigten, welcke sig aen groote misdaaden hebben schuldig gemaeckt, en allesints op het rigoureuste behooren gestraft te worden tot afschrick van anderen en tot stuytinge van het kwaed.
Het is wel eenigsints te vermoeden, dat dit complot van seer gevaerlijcke gevolgen soude geweest zijn, indien de insigten der Hoofden hadden kunnen werckstellig gemaeckt worden. Maer thans ontdeckt en gedeeltelijck verstrooyd zijnde, is sulx so seer niet meer te dugten. Vooral sedert de strenge strafoeffeningen, waerbij de grootste en voornaemste misdadigers tot de dood gebragt, en die nog overig, afgeschrickt sijn geworden...”

Een volgend deel van deze brief staat bij de processtukken

 

Naar boven


Email






INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER