|
Dierbare en welbeminde Overwegende de
verschillende verslagen die u bij ons heeft ingediend
over de inlichtingen die u heeft ingewonnen in de
provincie Limburg, ter uitvoering van onze opdracht van
4 juli laatstleden betreffende de bende van booswichten
die sinds verscheidene jaren een deel van die provincie
teisteren en de aangrenzende Landen, willen wij u
aangeven, dat wij daarin met betrekking tot dit
onderwerp geen enkele poging vinden, om met de vorsten
van de buurstaten gemeenschappelijke maatregelen te
nemen ter uitroeiing van die bende, en dat het onze
intentie is deze verder te vervolgen, conform de wetten
van het Land, en voor de verschillende rechters te
brengen allen die al in staat van beschuldiging zijn of
nog gesteld kunnen worden als leden van die bende.
Dien ten gevolge dragen wij u op bekend te maken
aan de Thielens en Ernst, belast met juridisch advies te
geven in de processen die voorbereid worden tegen deze
medeplichtigen, in de Landen van Overmaze, dat het
voorlopig verbod dat u heeft afgekondigd, krachtens onze
aanwijzing van 4 juli, tot nader order om te veroordelen
tot de tortuur of tot de dood, nu is opgeheven.
U zult hen tegelijk gelasten, Onzerzijds dat zij
zelf de taak hebben de tortuur bij te wonen, in alle
gevallen waar zij die nodig bevonden hebben, en u zult
allen die het aangaat van deze beschikkingen
verwittigen.
U zult bovendien aan de genoemde advocaten bekend
maken, dat zij u nauwkeurig informeren over alle
gerechtelijke beschikkingen waartoe zij zullen aanraden,
evenals over de oordelen en de vonnissen die zij
aandragen tegen enkele medeplichtigen van de bende, door
u een samenvatting te sturen van de feiten en
omstandigheden betreffende elk van hen, ten einde door
deze maatregel altijd in het oog te kunnen houden wat er
gebeurt op dit gebied en Ons ter kennis te brengen wat
de aandacht verdiend.
Wat betreft de vader en zoon genoemd Briers uit
het dorp Dormael in Brabant, beschuldigd door
gearresteerde medeplichtigen in het Land van Luik, zult
u de nodige inlichtingen ten laste van hen inwinnen door
de officier van die plaats, nadat de Drossard van Alken
u een aanvulling zal hebben gestuurd op de brief die hij
u al heeft geschreven, met behoorlijke verduidelijkingen
van de details van deze beschuldigingen, en u zult
hetzelfde doen betreffende de beschuldigden uit
Amstenrade en Simpelveld.
En wat betreft de gevangene in
Amstenrade, opgeëist door de Hollanders, verwittigen Wij
u dat bij ambtsbericht van heden de Staten van de
provincie Limburg verzocht hebben, niet alleen om in te
stemmen met de uitlevering van deze man, maar ook in het
algemeen van alle buitenlandse leden van de bende
waarover het gaat, die in de toekomst zouden kunnen
worden aangehouden en deze provincie en opgeëist door
hun rechters.
Tenslotte verwittigen Wij u dat Wij order gegeven
hebben waar dat gepast was, opdat men zes invaliden in
Alsdorf detacheert om daar de gevangenen te bewaken op
dezelfde manier als in Herzogenrath, waarvan u
mededeling zult doen aan de Burgemeester en Regenten(?)
van dit Alsdorf.
Tot zoverre, dierbare en welbeminde, moge God en
zijn heiligen u behoeden.
Brussel 12 oktober 1774
Charles de Lorraine
|
|