DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS |
PROCESSTUKKEN |
|
.....Sententie
|
||||
........................... |
Visis Actis, als naementlijk alle Verbalen en Decreten in Saeke gehouden en gegeven, en bijsonderlijck ons Decreet van den 22 Junij deses lopenden Jaars, bij hetwelke aen den Heer Clager de Versoghde Citatie brieven ad valvas ten Laste van den Beclaaghde (overmits desselfs Voortvlughtigheijd) sijn worden geaccordeerdt, waerbij den Beklaaghde tot Vier aghter een volgende reijsen is worden geciteert, om in Persoon in Judicio te Compareeren, ten eijnde sigh te komen verantwoorden over soodanige Feijten ten sijnen Laste leggende, als door den Heer Klager, bij desselfs Artikelen Interrogatoir ter Crimineele Rolle overgegeven, breeders sijn gemelt, en daertoe geleth op ons Vonnis Interlocutoir van den 29 Augustus laatstleden, waerbij denselven (overmits sijne non Comparitie) is worden versteeken van alle Exceptiën, soo Declinatoir Dilatoir, als peremptoir, met permissie aen den Heer Klager om te mogen dienen van Profijt
En eijndelijk Claght en Conclusie door den Heer Klager
in plaatse van Profijt op heden geëxhibeert, alles onder
behoorlijken Inventaris gefourneert; uijt allen het welke
is blijckende, dat hij Beklaagde is worden beschuldight te
behooren tot de Fameuse Bende Naghtdieven in desen Lande
ontdeckt, en dat denselven sigh aen Verscheijde
Huijsbraken, Diefstallen en andere Euveldaeden soude
hebben schuldigh gemaakt.En dewijl hij Beklaaghde door desselfs Voortvlughtigheijd en non Comparitie, de bovengemelde Feijten tacitelijck heeft geavoueert, en vervolgens gehouden moet worden aen deselve Schuligh te wesen, dewelke eghter in een Land van goede Politie en Justitie niet konnen worden getolereert, maer andere ter Afschrick moeten tegegegaen, en gestraft worden; Soo ist dat Scheepenen der Heerlijkheijd Geull Lande van Valkenborgh partagie van haar Hoogh Mogende, in naeme en van wegens hun Hoogh Mogende de Heeren Staaten Generaal der Vereenighde Nederlanden ter manisse van den Heer Eerstpræsiderende, en naer ingenomen advijs van een onpartijdigh Rechtsgeleerde, in contumaciam Reght doende, Bannen den Fugitiven en Beklaaghde voor altoos uijt dese Heerlijkheijd, mitsgaders uijt de drije Landen van Overmase partagie van haer Hoogh Mogende en verdere Ressort van de Generaliteijt op pöene dat denselven daerinne bevonden wordende, en in handen van Justitie geraekende, nae bevindinge van Saeken sal worden gestraft, met verdere Condemnatie van den Beklaagde en Fugitiven in de Costen en misen van Justitie ter onser Taxatie en moderatie, nae aftreck van welke desselfs verdere goederen sullen wesen geconfisqueert; Aldus gesententieert in Judicio extraordinario den 9 November 1774 coram Dominis Scabinis Corstius, Breberius van Dijck, Nolens, en Casaux, met assumptie van d'Heer en Mr. J.W. Pillera, Schepen der Heerlijkheden Borgharen en Cadier. J.W. Pillera – M. Corstius scab.
Hubert Nolens T. Breberius van Dijck J. Cazaux Met assumtie van mij ondergeschrevene A.G. Pillera Dese Sententie is op den 15 November 1774 nae voorgaende Klockenslagh gepronuntieert op de gewoone Executieplaats op de Limieten deser Heerlijkheijd op den Bergh nae de sijde van Elsloo, ten overstaan van den Heer Crimineelen officier en den Gereghte, waernae deselve bij Authentique Copie op de Kerkdeure aldaer door den Gereghtsode is worden geaffigeert op den 20 dito |
||||
|
|
||||
Afstammelingen van Bokkenrijders |
Verzameld door John van Eekelen
|