DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


Entree     Documenten     Processtukken     Vonnissen

PROCESSTUKKEN

Vonnis tegen Leonard Heuts 19 maart 1774 Geulle
 RHCL Maastricht  ===  LvO 5722










             Sententie
  In Saecke
  Den Heer Crimineelen
  Officiers der Heerleijkheijd Geull
  nomine Officii Klager
              Tegens
  Leendert Heuts oud ontrent de
  Ses en Vijfftigh Jaeren
  geboortigh van Schinvelt
  gedetineerde en Beklaaghde


...........................
  Visis Actis, naementlijk alle Verbalen en Decreten in Saeke gehouden, en gegeven benevens alle Acten en informatien, confrontatien en Responsiven van den Gedetineerde, mitsgaders de Schriftuere van Claght en Conclusie door den Heer Klager ter Crimineele Rolle tegens den Beclaaghde op heden geexhibeert, alles onder Behoorlijken Inventaris gefourneert. Uijt allen het welke, en in Sonderkeijt uijt de eijgene Bekentenisse van de Gedetineerde en Beklaaghde buijten pijn en Banden van ijser gedaen, en waerbij denselven bij Recollectie van 7 deses Maands Meert, heeft gepersisteert, is komen te blijcken, dat hij Beklaaghde behoort heeft tot eene Bende Gaauwdieven, onder dewelke hij bekent heeft over omtrent twee a drije en twintigh Jaaren geleden, gekomen, en verkeert te hebben. Waertoe denselven sigh in den Jaere 1752 verbonden heeft door eenen Sogenaemden Eedt of Duijvels Verbond, welke hij gedaen heeft in Seeckere Capelle gelegen bij Sittart genaamt St. Profaäs Capelle. Alwaer hij Beklaaghde met een menighte Complicen is ingegaen, en aldaer voor het doen van den Eed, Bier gedronken heeft op de gesontheijd van den nieuwen Meester den Duijvel, wanneer hem den Eed uijt een Boek is worden voorgeleesen, hierinne bestaande: Dat sij God en alle sijne Heijligen afswoeren, den Duijvel toeswoeren en sigh overgaven tot alle quaad hetzij van Steelen, Rooven etc. Dat sij hunne Complicen moesten verschoonen, en geene van deselve beklappen. En dat sij tot Justitie komende alles moesten herroepen wat sij bekent hadden. Waer nae hij, en de verdere Complicen aldaer tegenwoordigh, wederom Dronken soo als te voren gedaen hadden, en ook een Stuck Weck aten in Duijvelsnaam.

  Verders heeft hij Beklaagde bekent , dat hij gegeassisteert heeft bij den geweldigen Diefstal en Huijsbraak begaen in de Maasbant bij Walraven, alwaer hij dighte bij het Huijs aen een gangetje van een Weijde op Schiltwaght gestaen heeft, sijnde gewapent met eenen Stock, als wanneer sijne verdere Complicen in het Huijs gekomen sijnde, alles wat gevonden is, hebben weghgenomen.

  Vervolgens heeft den Beklaaghde bekent plightigh te wesen aen den Diefstall en Huijsbraak tot Havert bij seekeren Juffrouwen die hij niet heeft weten te benoemen. Alwaar hij op Schiltwaght heeft gestaan ontrent veerthien, of vijfthien passen van de Deure van gemelte Huijs, gewapent sijnde met eenen Stock. In welk Huijs sijne verdere Complicen omtrent een of twee uijren gebleven sijn..

  Al verder heeft den Beklaaghden bekent geasssteert te hebben bij den geweldigen Diefstal en Huijsbraak gepleeght ten huijse van den Pastoor van Grevenbieght, alwaer hij omtrent 14 of 15 passen van de Deure des Huijs, op Schiltwaght gestaen heeft, gewapent sijnde met eenen Stock. Dat sijne Complicen de Deure met geweld opengebroken hebbende, uijt gemelde Huijs alle goederen en effectengerooft, gestolen, en weghgevoert hebben, terwijl hij heeft gehoort dat den Pastoor vermoort of verstikt is geworden.

  Wijders heeft de beklaaghde bekent plightigh te wesen aen den geweldigen Diefstall en Huijsbraak begaen te Wijnantsraede in het Panhuijs. Alwaer de Deure van het Huijs met gewelt door een hout in Stucken gestoten sijnde, hij Beklaaghde aldaer in de keuken geweest is, en eene kanne Bier gedronken heeft. Wanneer hij beklaaghde gehoort heeft dat den Hospes en sijne Vrouw, welke sigh in de aghterkamer geretireet hadden, aldaer deerlijk mishandelt sijn geworden, soo als hij uijt derselver jammeren en Tieren  heeft konnen afneemen. Als wanneer gesien heeft dat verscheijdene packen met Meubilen, en Effecten gevult door de andere Complicen sijn worden wegh gedraegen; en voorts Gelt en andere Saeken uijt het Huijs gerooft en gestolen geworden.

  Al verder heeft den Beklaaghde bekent hantdadigh te wesen en geassisteert te hebben bij den Diefstal en Huijsbraak begaen tot Beeck op Meijnaght des voorleden jaars 1773 ten huijse van Gerrit aghter de Kerk, alwaer den selven op den Kerkhof op Schiltwaght gestaan heeft. Hebbende hij horen seggen dat uijt gemelte Huijs Geld gestolen was geworden.

  Nogh heeft den Beklaagde bekent plightigh te staan aen den Diefstal en Huijsbraak gepleeght 'aen de hand' wesende een Herbergh naest eenen grooten Wegh gelegen aen dese kant van Aken omtrent anderhalf uijre van daer. Alwaer hij voor het Huijs op de Straat nevens andere Complicen is worden op Schiltwacht gestelt, gewapend sijnde met eenen Stock, wanneer met gewelt aen de poorte is ingebroken geworden. Terwijl sijne Complicen uijt gemelte Huijs Geld , Meubilen en Effecten gestolen en ontvoert hebben, waervan hij eenige met Packen beladen gesien heeft, en vermits hij beklaaghde hoorde dat er ergens Allarm gemaakt wiert door het Luijden van de Klock, soo is den selven nevens de andere Complicen aanstonts wegh gegaan.

  Eijndelijck heeft den Beklaaghde bekent geassisteeert te hebben bij eenen Diefstal begaen omtrent Heerle aen een Herbergh genaamt in gen Franck. Alwaer hij met eene menighte Complicen van andere plaatsen, omtrent middernaght direct op het Huijs aengegaen sijnde, de poorte van het selve opgeroddelt hebben, en langhs den Mesthof gaende, in het Huijs met gewelt is worden ingebrooken. Terwijl den Beklaaghde op de Straat op Schiltwaght stont tegens over de poorte sijnde gewapent met eenen Stock. Uijt welk huijs hij beklaaghde gesien heeft drije a vier Packen met goederen en Effecten gevult, en in Slaaplakens gebonden, weghdragen.

  Van alle welke voorgenoemde Diefstallen, den Beklaaghde heeft bekent, sijn aendeel genoten, en in de gestolene goederen geparticipeert te hebben. En alsoo diergelijke Verbintenissen, en gepleeghde Euveldaden, Huijsbraken en Diefstallen, sijn Feijten, welke in een land van goede politie en Justitie niet konnen worden getolereert, maer andere ten Exempel en afschrick, behoren tegen gegaen en gestraft te worden.

  Soo is het, dat Scheepenen der Heerlijkheijd Geull Lande van Valckenborgh partagie van haer Hoogh Mogende, in naeme van hun Hoog Mogende de Heeren Staaten Generaal der Vereinighde Nederlanden, te manisse van den Heer Eerste Pręsideerende, en nae ingenomen mondelingh Advijs van een onpartijdigh Rechtsgeleerde, Reghtdoende, Condemneeren den Beklaaghde om gebroght te worden ter plaatse daer men gewoon is binnen dese Heerlijkheijd Justitie te doen, en aldaer aen den Scherpreghter overgeleevert sijnde, door den selven met de Koorde gestraft te worden. dat er de Dood nae volght. En dat vervolgens sijn Dode Lighaem in een keten gekloncken, aen de Galge sal blijven hangen. Met condemnatie van den Beklaaghde in de kosten en misen van Justitie ter onser Taxatie, en moderatie, nae aftreck van welke sijne goederen sullen werden geconfisqueert.

  Aldus gesententieert in Judicio Extraordinario den negenthienden meert seventhien hondert en vier en seventigh coram omnibus Dominis Scabinis, demptis Brull, et Breberenus van Dijck, en met assumtie van d'Heer J.W. Pillera Schepen der Heerlijkheden Borghaeren en Cadier.

  M. Corstius, scabinus  J.H. Eichholz, scabinus
  Hubert Nolens
  J. Cazaux  J.W. Pillera, geassumeert Schepen
  S. Armand

  Dese Sententie is op den 23 Meert 1774 gepronuntieert binnen de Heerlijkheijd Geull des voormiddaghs voor de Brugge van het Casteel aldaer aen den Dorpwegh. Waernae deselve immediaat is worden ten uijtvoer gebroght op de Limieten van dese Heerlijkheijd op den Bergh aen de zijde van Elsloo, ten overstaan van den Heer Crimineelen Officier en Gereghte deser Heerlijkheijd.


 

 








 Naar boven

EMAIL








































INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
 Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER