Vonnis
In saake
Den WelEdelen Gestrengen
Heer en Mr. J.G. Farjon,
Lt-HoogDrossard deeses Lands
Nomine officij Claeger
Tegens
Maria Catharina Dirkx
gedetineerde en Beclaagde
Visis actis en op alles geleth en
overwogen voornaementlijk de eijge Confessie van de
gedetineerde en Beklaagde buijten Pijn en banden gedaan,
waaruijt is Consteerende, dat de Beklaagde, oud ontrent
Dertig Jaaren, geboortig van Heerlen sig geEmancipeert
en kennisse gedraegen heeft van
de schroeten bij de
wed. D'Heselle door haaren broer Gerhard Dirckx en
Jacobus Juneman gestoolen, alwelke schroeten de
Beklaagde ten haaren huijse geappreteerd en
gesamenderhand met de beijde Dieven geconsumeert heeft.
Soo als de Beklaagde verders kennisse gedraegen heeft
van de Effractie en Diefstal gebeurt bij Lennert
Lindelauff en 't verkoopen van de aldaar gestoolen
vrugten.
Dus de Beklaagde moet geconsedereert worden als een
Heelster en ophoudster van geweldige nagsdieven en
kneevelaers
Dewelke volgens Placaten en wetten van den lande
Strafbaar sijn. soo ist, Dat Schepenen der Vrijheijd en
de Hoofdbanke Heerlen In Naeme ende van wegens Haar hoog
Mogende D"heeren Staaten Generaal der verenigde
Nederlanden, Ter maenisse van D'Heer Lt. Schouth, Regt
Doende,
Bannen de gedetineerde en Beklaagde ten Euwigen Dage
uijt deese Hoofdbanke en Jurisdictie van dien met
interdictie van oijt ofte oijt daar binnen te komen, op
poene dat daerinne bevonden wordende en in handen van
Justitie geraakende, swaarder aan den lijve sal worden
gestraft, met Condemnatie van deselve Beklaagde in de
Costen en misen van Justitie ter onser Taxatie en
moderatie.
Actum in judicio extraordinario binnen Heerlen den
Eersten november 1773 Coram de schepenen vCraen,
Swildens, Pelt, vCotshuijsen, Landman en Nijssen
Ter Ordonnantie
J.B. V.Cotzhuijsen
Secretaris
|