DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS |
PROCESSTUKKEN |
Hermanus Sengen vonnis van Scherper Examen vide Joannes Cordoweener hier vooren |
Sententie ..........In Saake Den WelEdelen Gestrengen Heer en Mr. J.G. Farjon Lt. Drossard deeses Lands nomine officii Claeger ..........Tegens Hermanus Sengen gedetineerde en Beklaagden |
|||
Visis Actis en op alles geleth en
Rijpelijk overwogen, voornaementlijk d'eijge
bekentenisse van den beklaagde buijten pijn en banden
gedaan, waaruit Consteert, Dat den gedetineerde, oud 40 jaaren, geboortig aan de Heerlerheijde, en te handelen met booter, gehoorende onder eene berugte bende Gaudieven, met hulpe derselver verscheijde gequalificeerde Diefstallen gepleegt en ter Executie gestelt heeft, als onder andere Voor Eerst in den Jaare 1762 Tusschen den 19 en 20 april bij Henricus Ritzen tot Wijnandsraede in 't Panhuijs, alwaar de Deuren met swaar houten opgeloopen, en eenige Scheuten gedaan hebbende, de in huijs sig bevindende menschen gebonden, deerlijk geslaegen en mishandelt, ook van alle vind en Draagbaare Effecten berooft en bestoolen hebben, waarvan hij gedetineerde geprofiteert heeft vijtien stuijvers. Soo als hij gedetineerde meede pligtig en handdaedig is aan de violente huijsbraak, geweldigen Diefstalle en gruwelijcke mishandelinge der menschen bij J. W. Görtz gebeurt tot Wurm Tusschen den 12 en 13 december 1763, van welcken Diefstal den selven genooten heeft vijf schellingen. Insgelijx heeft den beklaagden helpen committeeren de inbreuke en diefstal gebeurt tot Heungen bij Millen, waarvan voor sijn Portie ontfangen heeft sestien stuijvers. Meede heeft den selven gecoöpereert aan de geweldige Effractie en diefstal geperpetreert tusschen den 20 en 21 Junij 1770 bij den Pastoor tot Heungen, uijt welken diefstal genooten heeft een halve Corone. Hebbende den Beklaagde sig meede pligtig gemaakt aan de geweldigen huijsbraake en mishandelinge s'nagts tusschen 13 en 14 September 1770 gebeurt tot Havert bij de weduwe Steintjens, waarvan hem belooft was twaalf stuijvers. Bovendien heeft den gedetineerden bekent een Schaap gestoolen te hebben. Allen t'welke sijnde feijten en Euveldaeden die in een land van goede Justitie en Policie niet konnen worden getollereert en ten uijterste Strafbaar sijn. Soo is't Dat Schepenender vrijheijd ende Hoofdbanke Heerlen in naeme van hunne Hoog Mogende D'Heeren Staaten generaal der vereenigde Nederlanden, ter maenisse van D'Heer Lt. Schout Regt Doende condemneeren den Beklaagde om gebragt te worden ter plaetse daat men gewoon is Crimineele Justitie te doen, en aldaar aan den Scherp Regter overgeleevert anderen ter Exempel en afschrik met de Coorde gestraft te worden, dat er de dood nae volgt, voorts sijn Doode lichaem in een keeten geklonken aan de galge sal blijven hangen. Denselve daartoe condemneerende in de costen en misen van Justitie ter onser taxatie en moderatie met verdere confiscatie van goederen. Actum in Judicio Extraordinario binnen Heerlen den 12 Junij. Coram de Schepenen VCraan, Swildens, Pelt, vCotzhuijsen, Wintgens, Landman en Nijssen (onderstond) Ter ordonnantie (was geteekent) J.B. vCotshuijsen subst. secretaris (lagerstond) Deese nae voorgaande klockluijdinge gepubliceert, en door D'Heer Schouth het Stockje gebrooken sijnde, is de selve door den Scherpregter ter executie gestelt den 15 Junij 1773 (onderstond) Quos attestor (was geteeekent) J. B. vCotzhuijsen subst. secretaris |
||||
Afstammelingen van Bokkenrijders |
Verzameld door John van Eekelen
|