|
Alsoo Herman Keijbits, althans oud agtien
jaren, gebooren tot Herle, en gewoont hebbende tot
Nieuwenhage onder de Banck van Herle in den
Lande van Valkenburg, Partage van haar Ho: Mog:,
en Gevangene op deser Stads Gevangenepoort , aan Heeren
Schepenen der Hoodstad 's Hertogenbosch
vrijwillig, buijten pijn, en banden van eijzer,
heeft bekent, en beleden, en ook andersints ge-
bleeken is, dat hij is geweest onder de bende van
de fameuse dieven, en rovers, die tot hare Hoofden
heeft gehad Michiel Aarts, en de
Afdoenders van Hoensbroek; Dat hij gevangene bij de
dieverijen, knevelarijen, en geweldenarijen, door de
onderhorige
van die bende gepleegt, verscheijde malen tegenwoordig
is geweest, en op schildwagt gestaan heeft: Als
Eerstelijck bij den inbraak, en
dieverije, gepleegt aen
den Nieuwen Hof ter Waarde onder de Banck van
Ubach, Lande van 's Hertogenrade,
voorgevallen in
den vasten-avond des jaars 1700, een en veertigh;
Dat hij Gevangene, een stock in de hand hebbende,
als doen in den hof, of daar ontrent op schildwagt
gestaan heeft, wanneer sijn Complices in het voor-
schreve huijs sijn gebrooken, en aldaar tarwe, rogge,
en verckens-vleesch gestolen hebben, van welcke
gestoolene goederen hij Gevangene voor zijn aandeel
genooten heeft twee schellingen:
Ten tweede, bij de geweldenarijen, en dieverijen,
geperpetreert aen de Pastorije van den Marienberg,
voorgevallen den twintigste Februarij 1700. twee
en veertig, wanneer die van de Bende in huijs ge-
koomen, en veele goederen daer uijt gestoolen heb-
ben, En dat hij Gevangene voor sijne aanparte gepro-
fiteert heeft een Blaauwmuijser:
Ten derden, bij den inbraak, en geweldenarijen, be-
gaan ten huijse van Anna Sijpescooten, Weduwe
Willem Ploum, tot Twebrugge voorgevallen op
den seventiende Augustij 1700. twee en veertigh;
Dat hij Gevangene agter voorschr. huijsinge met
een stock in de hand als doen wederom op schild-
wagt gestaan en voor zijne adsistentie ontfangen
heeft ses Aaker-merck.
Ten vierden, bij den inbraak, knevelarijen, en
dieverije,
begaan ten huijse van Jan Esgers in de Magerauw
onder de Bancke van Mercksteijn, Lande van 's Herto-
gerade, voorgevallen den agtiende Januarij 1700. twee
en veertigh, alwaar zijne Complices met gewelt het
huijs zijn ingebrooken, de luijden zeer mishandelt, som-
mige van die gebonden, en de vrouw, en de meijd in den
kelder geworpen, en wijders daar uijt veele goederen ge-
stoolen hebben; Dat hij Gevangene ter dier tijd al we-
derom met een stock voorsien sijnde, aen een straat
op schildwagt gestaan, en dat van Johannes den
Dock voor sijn portie ontfangen heeft drie Blaauw-
muijzers;
Ten vijfde, bij den inbraak, en dieverije, begaan ten
huij-
ze van Johannes Toeren te Ritzervelt onder de banck
van Mercksteijn, Lande van 's Hertogenrade, voorge-
vallen in de maand Augustij des jaers 1700. een en
veertig; Dat hij
Gevangene met Hendrik Potjes op
een hoeck van een straat op schildwagt gestaan
heeft, terwijl zijne Complices het huijs inbraken, en
veele goederen daar uijt gestolen hebben; en dat hij
Gevangene voor het adzisteren van deze dieverije
geprofiteert ende genoten heeft vijf stuijvers.
Ten sesden, bij den inbraak, geweldige dieverije, en
knevelarije, geperpetreert aan het huijs van Jan
Cuijlaarts op de Lugt onder de Banck van Herle,
voorgevalle den tweede Julij 1700. twee en veertig,
terwijl zijn Complices de luijden aldaer mishandelden,
en goederen gestoolen hebben, als wanneer al we-
derom op schildwagt gestaan, en voor sijn aendeel
in het gestolene genooten heeft eene stuijver, ende
drie blauwmuijzers Hollandsch gelt;
Ten sevende, bij het gewelt, rooven, en steelen, be-
gaan aan het huijs van Mattijs Koeckelkoorn aen
den Stegel onder Herle, voorgevalle op den ses-
tiende October 1700. een en veertigh, als wanneer
hij Gevangene op schildwagt gestaan heeft, terwijl
sijne Complices veele goederen gerooft, en gestoolen
hebben, die hij Gevangene mede heeft helpen dragen
nae de huijzinge van Michiel Aarts, en dat van
Johannes den Dock daar voor ontfangen heeft
twee schellingen;
Ten agsten, bij den inbreuck, en dieverije op den
een en dertigste Maij 1700. twee en veertig ge-
pleegt aen het huijs van Aart Luijtgens, wonende
in de Bancke van Herle, als wanneer hij Gevangene,
een stock in de hand hebbende, agter het huijs in
den Bogaard op schildwagt gestaan heeft, terwijl
sijne Complices het huijs ingebrooken sijn, en daer uijt
verscheijdene goederen gestoolen hebben, die hij Gevan-
gene wegens de duijsternisse niet heeft kunnen zien
en dat hij Gevangene voor zijne adsistentie wegens de
gestolene goederen xxxx xxxxxx xxxxxx ontfangen heeft
een Blaauwmuijzer.
Ten negende, bij de dieverije, begaan aen de voerkar
van Matthijs Deelen, en Arnoldus Princen, voor-
gevallen den eerste December 1700. een en veer-
tig; dat de voorschr. kar geladen staande in
de Pas op den Ligtenbergh voor het huijs van Hen-
drick Dautzenberg onder de Heerlijkheijt van
Schaasbergh, hij Gevangene met zijn
Stiefvader
Johannes van den Essche onder meer anderen een der
gener is geweest, welcke de kar hebben beklommen,
en de touwen, waer mede de opgeladene goederen wa-
ren gebonden, los gemaakt, en gestoolen heeft;
dat die goederen eerst zijn verbragt nae het huijs
van Jan Ritservelt, met des Gevangenes Stiefvader
voornoent onder een dack wonende, en vervolgens
aan een Jood tot Herle verkogt:
Alle het welck want zaken zijn, die in een land
van justitie, en goede politie niet kunnen nogh
mogen geleden, maar, andere ten exempel gestraft
moeten worden; soo is het, dat Mijn Heeren Schee-
penen der Hoofdstad 's Hertogenbosch, op alles
hebbende gelet, waer op eenigsints te letten ston-
de, en particulier reguard genomen zijnde op des
Gevanges jonge jaren, als tijde van voorschrevene
adsistentie, en dieverije alleenlijk bereijkt heb-
bende den ouderdom van vijftien, en sestien jaren, als
mede dat als doen nog was onder het bestier, en gezag
van zijn Stiefvader, welcke een uijt de voorschreve
Bende was, en alhier op den zeventiende September
laastleden met de koorde gestraft is, dat er de dood
navolgde; wijzen en verklaren voor regt, dat den Ge-
vangene sal worden gebragt ter plaatse, alwaer
men alhier gewoon is de executie van de Criminele
justitie te doen, en aldaer door den Meester van den
Scherpe geregte met een strop om zijn hals strenge-
lijk gegeeselt te worden, en bannen den selven
voor altoos uijt de Stad, en Meijerije van 's Herto-
genbosch, uijt welke Stad hij Gevangene aenstonts,
en uijt de Meijerije van dien binnen den tijd van
tweemaal vier en twintig uuren sal hebben te
vertrekken, en daar uijt ten eeuwigen dage te
blijven, op pene dat den Gevangene, daer weder in-
komende, swaerder aan den lijve sal worden gestraft:
Den selven Gevangene tot het geen voorschreven is,
mitsgaders in de kosten van regt, en misen van
justitie condemnerende. Actum den drie en twin-
tigste December 1700. vier en veertigh. Praesenten
de Heeren Mr. Jacob Massing, President, Leonard
Jan Smits, Mr. Hendrick Jan van Breugel, Johan
Philip van Eijs, Arnoldus Versfelt, Jacob van Brant
wijck, Mr. Frans van Heurn.
|