...[Bovenstaand]
Mits het
overlijden van d'Heer Lt. Drossard Farjon word deese
gehouden in Surcheance donce et usque, actum in
Judicio
Extraordinario den 21 feb. 1774
..........Ter
ordonnantie
..........J.B. V.
Hotzhuijsen
..........St Secretaris
Aan
de Edele Erentfeste
Heeren Lt. Schouth
Ende
Scheepenen der
Vrijheijd
ende Hoofdbanke Heerlen
[Terzijde]
Gesien de neffenstaande
Requeste
met de Bijlaegen zije deselve
gecommuniceert aan den WelEedelen Gestrengen Heer W.D.
Vignon
Lt. Drossard deeses Lands Valkenborg, ten eijnde etc.
Actum in
Judicio ordinario binnen Heerlen den 27 april
1774 Coram de
Schepenen Swildens, V Hotzhuijsen, Wintgens en Nijssen
Ter. Ordon.
J.B. V. Hotzhuijsen
St.
Secretaris
Doet met
alle Respect verhaalen Maria Franssen Huijs-
vrouwe van Joannes
Moonen, hoe dat sij tot haare aller-
grootste smerte en
hartzeer op den 17 der maand Augustii
des voorigen Jaars
hadde moeten verneemen, dat het de
Heer Advocaet Pelt
goetgedogt hadde, om haaren voor-
noemden man, naemens
den Heer Lt Drossard deeses
Landes, uit den Kring,
tot formeeringe van denwelken hij
met andere
Ingeseetenen deeser Banke op behoorlijk
Commando ter Galgen
Plaetze alhier, bij occasie van eene
Executie, assisteerde,
op order, segt men, van den Heer
Lt. Drossard uijt te
doen treeden, en terstond als een
hoogst afweerdige
Persoon te binden, naer Heerlen
voeren en verders tot
sijne allergrootste versmaeding en
Schandvleck voor
d'arme Suppliante en de haare, naar den
Landhuijse van
Valkenborg in Crimineele Detentie te
sleepen.
Dat ofschoon de Suppliante in haare
gemoede genoeg-
saem verseekert was,
dat haaren voorszegden man,
immers voor soo veel
haar bekent, geen alsulke Euwel-
daaden bedreeven
hadde, waerdoor Hij sulx gemeriteert
hadde, Soo heeft der
Suppliante onvermogen haar nog-
thans aen den eenen
kant verhindert, om sig wegens
deese in eene
Proceduijre tegens den voorszegden Heer
Lt. Drossard in te
laeten.
Terwijl zij aen den anderen kant
niet konde denken, dat
den voorszegden Heer
advocaet Pelt, in sijne qualiteijt, so
vermeeten soude
geweest zijn, om tot sulken stap over te
gaen, wanneer hij niet
dusdaenige Preuven aen de hand
hadde, waerdoor der
Suppliante haare man van alsulke
Hoogstrafweerdige
misdaeden overtuijgt was, en den
Heer Drossard deeses
Lands vervolgens wettigden om sig
van der Suppliante man
op weijse als voormeld te
verseekeren.
Dat verders, ofschoon de Suppliante
in geen Ervaer heeft
konnen koomen,
hoeveel, en wat soort van Belastingen
tegens haar
bovengemelde gedetineerdene man, van
wegens den voorszegden
Heer Lt. Drossard souden zijn
ingebrogt, soo weijnig
als van de Defensie en Verant-
woordinge, die deesen
haaren man, tegens deselve
gedaen heeft.
Soo heeft deselve nogtans reedenen
om vast te moeten
stellen, dat d'eerste
geensints gequalificeert zijn om het
vervaer van den
voorschreven Heer Advocaet Pelt bij den
Heer Drossard aenvangs
quidem soo als't schijnt, geap-
probeert te konnen
wettigen, terwijl bij het tweede gen.
sijne innocentie al
meerder sal gebleeken zijn, het geene
Den Heer Lt. Drossard
ook aen de Suppliante een en ander
maelen bij occasie,
dat sij sig aen Sijn Edele geinformeert
heeft, of haaren man
nog niet ontslagen, ofte wel tot
Condigne
strafoefeninge gebrogt wierd, genoegsaem
volmondig te kennen
gaf.
Ja soo verre, dat de Suppliante sig
over de Continuerende
gevangenhoudinge van
haaren man, niet anders verbeel-
den kan, dan dat den
Heer Drossard alleenlijk verhoopt,
dat alsulke preuven,
die de Suppliante mans gevangen
neemen, binden en
boeijen konnen wettigen, bij vervolg
van tijd sullen
koomen.
Een vervaer voorwaer, dat Rebuteert
en is aenkantende
tegens alle Regten en
Wetten, jae voor den Heer Lt.
Drossard genoegsaem
over antwoordelijk is om de Sup-
pliante en kinderen
soo lange tijd van een man, vader en
kostwinner te berooven
en den Bedelstaf te doen blijven
kleeven.
Ende gemerkt nu, dat der Suppliante
man aen den eenen
kant door alsulke
langdurige gevangenisse en sitten in
banden en boeijen, soo
swaer gestraft word, als of hij in
der daat, soo al niet
des Doots, edog Lijf en Leeden straf-
baere misdaeden
schuldig was.
Stare enim in carcere, seggen de
regten en wetten, est
major poena quam
laborare in agro vel in alio opere
publico, et Carcere
est mala mansio, ac torturę species
et morti comparetur
propter squallorum, in etiam frigus,
tenebra ... [citaat
van de rechtsgeleerde Joos de Dam-
houder en vervolgens
een van de strafrechtgeleerde
Prosper Farina] ...
Experient iam optimam rerum
Magistram, quotidie
nos docere, Carcerem esse
Sepulturam vivoruno,
Consummationem bonorum et
Consolationem
inimicorum, et Experientiam amicorum.
En dat ook aen den anderen kant
ingevolge de Crimineele
Ordonantien van den
Jaare 1570 aen alle Juge en Regters
toch expresselijk is
aenbevoolen omme tot Examinatie
van de Getuijgen en
beweijsen van Officie wegen belegt,
het sij tot
beswaeringe of ontlastinge van eenen gevan-
genen, en Subordinate
tot Uijttinge van de Saake ten
allerbesten voorts te
procedeeren.
Om dien soo is't, dat de Suppliante
niet buijten agt kon-
nende slaan, de
pligten, dewelke sij aen Haaren man, Die
sij niet anders weet,
als van allen strafbaere misdaeden
vrij te weesen,
verschuldt is, om te geswijgen van de
natuurlijke affectie,
die sij tot hem bij Continuatie is
draegende sig bij
deesen is wendende tot UEdele
Erentfeste.
Ootmoedig versoekende, UEdele
Erentfeste sullen van
geliefte weesen, omme
ten spoedigsten tot Examinatie
van't een en ander
over te gaan, en naar bevindinge van
deselve, soodaenig,
hetzij tot straffe van haaren man, bij
aldien hij alsulke
verdient heeft, ofte wel andersints tot
restitutie van
denselven in dien staat, als Hij voor het
apprehendeeren van
sijn Persoon op den 17 August des
voorigen Jaars geweest
is, ofte andersints te Disponeeren
als UEdele Erentfeste
naarvolgens Regten, Wetten,
Plaecaeten en
Ordonnantien deeses Landes sullen oor-
deelen te behooren, op
alles niet te min Etc.
pro deo
Imploreerende
H. Lamberts
voor de Suppliante
|