DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


EntreeDocumentenEMAILProcesstukkenIn de gevangenis

PROCESSTUKKEN

(Vragen voor) Verhoor Maria la Roche vrouw van cipier Bogman
30 maart 1775 - RHCL Maastricht LvO 8169



Artijkelen interrogatoir
        voor
den weledelgestrenge Heer
en mr. W.D. Vignon
Luitenant-Hoogdrossard deses
Landts nomine officij
informant
        Tegens
Gertruijd Bosch gedetineerden


UEdele agtbare worden gebeden de huijs-
vrouwe van den cipier Bogman onder Eede
te verhooren over de volgende artikelen
en der selve responsiven in geschrifte
te redigeeren qua facto copije omme
etc.
Coram omnibus dempto Craen

Eedelijke verhooringe
    Ter instantie van
Den weledelen gestrengen
Heer en Mr. W.D. Vignon
Luitenant-HoogDrossard des lands
van Valkenborg nomine officii
informant

Donderdag den 30 Meert 1775

Is gecompareert Maria la Roche
huijsvrouwe van den Cijpier Jacobus
Bochman behoorlijk gedaagt, geëed
ende gevraagt over de artikelen op heeden
van wegens den Heer informant
geëxhibeert verklaart
        1
Aanvankelijk van haar te vragen
haaren naam en ouderdom.
        art. 1
Genaemt te sijn soo als voorsegt, oud in
haar twee en vijftigste jaar
        2
Of waar is dat alhier op de
gijsselkamer gedetineert is
Gertuijd Bosch
        art. 2
Affirmeert deesen artikel

        3
Of waar is dat op
gisteren wesende den 29 meert
is willen gaan naar de gijssel
kamer voornoemd
        art. 3
Affirmeert sulx van s'gelijken

        4
Of als doen gesien heeft dat
een gat gemaakt geweest naast
de deur van genoemde kamer
        art. 4
Verklaart gesien te hebben, dat naast
de Deur van gemelte kaemer een gatt
gemaakt was
        5
Of waar is, dat in de kamer
gegaan is en van de gedetineerde
gevraagt gevraagt heeft waarom
het gat gemaakt heeft.
        art. 5
Verklaart in de kaamer gegaan te sijn
en aan de gedetineerde gevragt te hebben
waarom sij dit gatt gemaakt hadde

        6
Of waar is dat de gedetineerde doens
aan haar deponente geseijt heeft
segt niets aan de Heeren en
lat het gat maar toemaaken
ick sal mij stil houden en als
d'Heeren daat naar vragen, segge
dat ick het wederom in de sinnen
hebbe gehad en sulx door gekheijt
gedaan hebben
Cetera suppleat æquissimus judex
in en op alles etc.
Imploreerende
C. L. De Limpens
<<< 1775 >>>

        art. 6
Verklaart, dat de gedetineerde eerst tegens
haar gesegt Sij hadde willen nae haar
moeder gaen,  en dat sij deponente niet
aan de Heeren soude seggen, en het
gatt maar laaten toemaeken, Sij soude
sig stil houden. en als d'Heeren daar
nae vroegen soude sij deponente seggen
dat sij gedetineerde het wederomme
in haare sinne hadde, verklaerende
verders hiervan niets meer te weeten, als
dat sij op de kaemer visiteerende eenen
grooten naegel gevonden hebben, waar-
meede de gedetineerde waarschijnlijk dit
gat gemaakt hadde, en heeft naar duijde-
lijke voorleesinge hierbij gepersisteert.
Naar alvoorens gepresteert te hebben
den behoorlijken Eed aan handen van
den Scheepen Watelaar. Ten fine deese
vermits verklaart niet meer te konnen
schrijven gehandmerkt,
Dit is het VVVV merk van Maria la
Roche

Quod attestamur
J. Wateler
J.B. V.Hotzhuijsen
 P. van den Heuvel
 G.J. van Gendt
J.L. Wintgens
A. Wilmar


Naar boven






































INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER