DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


EntreeDocumentenEMAILProcesstukkenIn de gevangenis

PROCESSTUKKEN

(Interrogatoriën en)  Ondervraging van Matthijs Queisen, Valkenburg 6 aug. 1774
RHCL Maastricht          LvO 8169









Interrogatoriën
........Voor
den WelEdel gestrenge Heer
en Meester W.D. Vignon Luitenant-
Hoogdrossard deses Landts
Nomine officij informant
........Tegens

den in gijseling sittende
Matthis Queijsen

UEdel agtbare worden gebeden van den voornoemden in gijseling sittende over de naarvolgende artikulen te verhooren en desselfs eventuele responsiven in geschrifte te redigeren quo facto copije om etc.

Persoonele Responsiven gedaan
..........Door
Matthijs Queijsen Metselaer
alhier binnen Valkenburg
en Gegijselde op den
Landshuijse alhier
..........Over
De Articulen interrogatoir
door de WelEdel Gestrenge Heer
en Meester W.D. Vignon
Luitenant Hoog Drossard deses
Lands nomine Officij Informant

Sabbathi, den 6 Augusti 1774

Is voor ons Ondergetekende Schepenen van het Hooge Geregt der Stad en Vrijheijt Valkenborg, gesisteert den voornoemden Gegijsselden Matthijs Queijsen
ende gevraagt over Voornoemde Articulen heeft Verklaert:
1
Van hem te vragen sijnen ouderdom en van wat professie is.
..........Art. 1um
Verklaert oud te wesen, ontrent de Vijf en Vijftig jaaren en van professie een Steen Metselaer te zijn
2
Of ter occasie van sijne professie gewerkt heeft voorleden weke op den Landtshuijse van Valkenburg
..........Art. 2do
Verklaert, dat den inhoud van den 2do art. waer is.
3
Of wel kent Joannes LaHeije gedetineerden op den Landtshuise, gewoont hebbend tot Aalbeeck.
..........Art. 3tio
Verklaert insgelijks den Art. waer te wesen

4
Of ter occasie van sijn werken met hem, Laheije gesproken heeft, sittende op den ondersten solder in een cachot
..........Art. 4to
Segt met La Haije Gedetineerde gesproken te hebben, bij occasie dat den Comparant op de Solder gewerkt heeft
5
Waar dat hij aan Laheij gesegt heeft van geene van Vilt of Berg te verraden
In cas van jaa wie sulke geweest sijn die hij niet soude verraden

..........Art. 5to
Verklaert tegens dicto La Haije gedetineerde niets gesegt te hebben. Maer wel waer te wesen, dat Voorschreven La Haije aen hem Comparant, gaende aen sijn Arbeijd, soude geseijt hebben, dat hij La Haije, door een van Berg Verraden was. Waerop hij Comparant segt, geantwoord te hebben, dat zijn mijn affairen niet. Sonder eenige Woorde wisseling met hem gedetineerde gehouden te hebben, en soo vervolgens naer sijn arbeijt is gegaen.

6
Van hem te vragen den naam of namen die hem Queijsen geïnduceert hebben om sulx aan Laheije bekent te maken
Þ
Cetera suppleat æquissimus judex in en op alles etc cum expensis
Imploreerende
C.L. D Limpens

..........Art. 6to
Verklaert, dat door niemand aengesegt is geworden om dito La Haije te spreken.

En heeft dese naer duijdelijke Voorlesinge onderteekent
Dit is + het Merk van M. Quijsen
Schrijvens onervaren
Nobis præsentibus
J.L.Wintgens   J.Wateler


Naar boven






































INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER