| 
                Wij ondergeschrevene Schepenen
 der Heerlikheid ende Hoofd Banke Gulpen,
 hiertoe gerequireert ende gecommitteert
 Door Medeschepenen der voorsz. hoofdbanke
 en twee gassumeerde Heeren Rechtgeleerde,
 Relateeren ons te hebben getransporteert
 tot Valkenborgh in het s'Lands huijs,
 aldaar ten bijwezen van den Heer Schout
 en Criminelen Officier M. De Swart,
 voor ons hebben doen brengen, zonder banden
 Ambrosius Vreuls Gedetineerde, ende
 met d'uijterste sagtsinnigheid, discoursive
 aan denselven gevraagt, in substantie
 Of hij wel eens, sijne aan de Rechter gedane
 bekentenissen overdagt heeft? Soo jaa:
 Of hem te binnen mogt gekoomen zijn
 Dat hij een of meer complicen medepligtigh
 aan diverijen etc versweegen en niet ge-
 denuncieert heeft, het zij bij vergeet ofte uijt
 vriendschap, toegenegenheit of Andersints.
 Waarop hij Gedet. ronduijt geantwoort heeft:
 Neen, met bijvoeging, dat hij alles gesegt heeft.
 Vervolgens gevraagt: Of hij in het benoemen
 dier menigte Complicen Een ofte meer
 het zij door vijantschap, of ander insigten
 als medepligtige mogte hebben opgegeven,
 dewelke onschuldig mogten wezen. In
 cas van jaa: dezelve aan ons te noemen.
 Alles om sijne Conscientie gerust te stellen
 en deswegen geen verdoemenis voor Gods
 gerichte op sigh te laaden? Waar op
 hij geene Categoris antwoord geevende
 Zonder iemand te noemen. Wij onderges.
 die vrage menigmaalen, jaa wel sess of
 meermael hebben gereitereert. En anders
 niets als beuselagtige woorden konden
 verkrijgen. Tot dat eijndelick voornoemde
 Gedet. Zeijde, alle die ick genoemd hebben
 zijn onschuldig, gelijck ick ook ben.
 Dat, door denzelven gezegt zijnde: hebben
 wij hem Gedet. zonder meer te vragen in
 de plaats van desselfs detensie ofte bewaar
 doen brengen.
 Aldus geschied, en door ons onderges.
 gerelateert binnen Valkenborgh
 omtrent den middag den veerthiende
 December 17e sess en t'zeventigh
 in Oirconde geteekent
 
 
 |