|
Personeele
Responsiven onder
Scherper Examen gedaan
door
Johannes Lahaye
van Aalbeek gedetineerde
over d'articulen interrogatoir
van wegens den WelEd.Gestr.
Heer en Mr. W.D. Vignon
Lt. Hoog Drossard nomine
officij Informant heden ter
Rolle geëxhibeerd.
Donderdag den 4 Augustus 1774
voormiddag ten 10 uuren
Is van wegens den Heer Informant
voornoemt gesisteerd den bovengemelden Johannes La Haije
en aan denselven serieuslijk aangemaand over de voorsz.
artikulen de opregte waarheid te bekennen en sig niet
langer met Leugentaale en Locheningen op te houden. Edog
niet willende tot erkentenisse komen, is het vonnis van
Scherper Examen ten sijnen laste gepronuntieerd en de
territie op het scherpste gedaan sijnde, is den selven
aaan de Scherp regter overgegeven en om half elf uuren
gebonden op den Stoel van Tortuure en de Duijm
Schruijven opgeset. Alsnog niet willende bekennen is de
Regter Scheenschruijve geappliceerd geworden. Als
wanneer bekende:
––––– Art. 1
Te gehooren onder de Bende Gauwdieven en wel bij
deselve onder de swart parthije.
Dat denselven door den
glasemaeker Anthon Bosch uijt de Heek daar toe het
eerste worden verleijd, over ontrent agtien jaaren
geleeden. Alswanneer den gedetineerde door den voorsz.
glasemaeker ten sijnen huijse in Aalbeek daar toe is
worden aangesogt, tot hem gedetineerde seggende of hij
hem een plaisir wilde doen en eens met hem gaan, hij
soude hem eenen schelling Drinkgeld geven. En dus
denselvden avond ook met hem was gegaan en vervolgens
den eersten Diefstal had bijgewoond in de Maasband bij
Walraven.
––––– Art. 2
Verders pligtig te staan aan de volgende diefstallen
en huijsbraaken:
1mo - Als voorseijd in de Maasband over
ontrent agtien jaaren geleeden
2do - Bij den Eremijt op den Schaalsberg over
ontrent viertien jaaren geleeden
3tio - Tot Wijnands Raede bij Ritsen in het
Panhuijs over ontrent ..
4to - Bij Frisschen in Arentsgenhout over
ontrent ..
5to - Aan de hand in het Rijk van Aken over
ontrent ..
6to - Op eene plaatse in het Gulkerland soo
hij vermeend te Immendorp over ontrent ..
7to - Tot Grevenbigt alwaar den pastor was
worden vermoord
8to - Over de Maas op eene plaats hen
onbekend, in een dorp, aan een huijs niet ver van de
kerk afgelegen.
9no - Bij den tweeden diefstal gepasseerd bij
den bovengemelde Eremijt op den Schaalsberg.
––––– Art. 3
Dat onder hunne bende als meede Complicen gehooren
de volgende:
<1> Anthon Bosch glasemaeker
<2> Matthijs Boormans
<3> Eenen uijt de Heek
genaamt Stas hebbende twee gebroers, woond onder de in
de Heek
En vermits verders hartnekkig in het bekennen
is de Linker Scheen Schruijve opgeset geworden. Wanneer
bekende wes volgende:
<4> Pieter Gelders uijt de
Heek tegens over de put
Corrigendo <5> Den jood Joseph uijt de Heek,
addendo seijt dat denselven eenen slagter is
<6> Willem Willems uijt
Genhout fugitive
<7> Willem Habets mede
fugitve
<8> Den soon van Steven Schillings genaamd
Pieter, woond in Genhout naast Coob Bosch, is wegge
bakker van professie
<9> Jacobus Bosch uijt
Genhout getrouwd met eene vrouw van Valkenborg welkers
toenaam is Hendriks
<10> Joannes Goossens uijt Genhout getrouwd
met Elisabet Dekkers
<11> Severkens Jan uijt Genhout woond naast
Mees Boesten
<12> Simonis Meeks uijt Genhout getrouwd met
een vrouw van Swier genaamd Elisabet
<13> Linske Schouteten, en
segt dat deesen boode bij de bende was
<14> In Aalbeek Johannes Gelders getrouwd met
eene dogter van Hendrik Snakkers aan ge vauweren
<15> Hendrik Habets
getrouwd met soo vermeend Elisabet van Hunnekum is eenen
akkerman, heeft twee paarden, oud in de veertig jaaren
<16> Johannes Kuhlmans uijt
de Hell onder Aalbeek getrouwd met eene vrouw uijt gen
daal
<17> Op Climmen den smit
Pieter Scheupkens aan dese sijde van de poel op de linke
hand
<18> Den custer van Wijnandsraede genaamd
Lambert Coenen
<19> Eenen van Berg woond aldaar in het midden
van het dorp, is lang van postuur, regt van hair, woond
nader in de Middelstraat als men van de Kerk op gaat
naar pensen, wiens vrouw genaamd is Pieternel
<20> De wever van Geulem in de wandeling
genoemd het weverken is soo hij meend getrouwd, kleen
van postuur met bruijne haijren
<21> Van Houthem Thijsken
Schrooders
<22> Christiaan Vlekken
<23> Geurd Boormans
<24> Uijt Haasdal Janneke
Smeets
<25> Claas Sporcks
<26> De schoonsoon van
Lambert Timmers woond in't midden van Groot Haasdal
ontrent den poel, middelmatig van postuur heeft swarth
haar, houd twee paarden, zegt tegens over Queis
<27> Dirk Debits van de
Weegscheij
<28> Pieter Claessens
<29> In Hunnecum Anthon, woond tegens over
Jacobus Ramaekers, vaart met de paarde doende sijn eijge
werk, middelmatig van postuur met flasagtig haijr, is
getrouwd en heeft maar eene dogter
<30> Den leijendecker uijt
Aalbeek genaamd Willem Adriaans
<31> Lambertus Akkermans
uijt Aalbeek maald snuijf en is broer van Hendrik
Akkermans
<32> Hendrik Collaris doet
koopmanschap in beeste, woond vooraan in Aalbeek, is
getrouwd
<33> Pieter Habets uijt Aalbeek, hout
een paard, woond boven aan de Vlik is getrouwd met de
suster van Pieter Willems
<34> In Hulsberg, eenen weever doet mede het
vleesslagten, soo hij vermeend genaamd Pieter is
getrouwd met eene dogter van Lipke Schouteten, woond
boven in Hulsberg tegens over ontrent Pieter Huntjens,
soo vermeend in het oud huijs van Schouteten
<35> Geurd Houben uijt Hulsberg sijnde eenen
schnijder
<36> Geurd Raeven uijt Hulsberg sijnde eenen
ramaeker, woond onder in Hulsberg, is getrouwd voor de
tweede maal met eene vrouw soo niet en kend, heeft soo
hem dunkt twee kinders met deselve
<37> Pieter Habets woond onder in Hulsberg, is
getrouwd met de suster van Linske Schouteten, sijnde
eenen snijder van professie, addendo segt denselven te
weesen den soon van Schreurjan (bij prelectuur twijfeld)
<38> Andries Smeets van Hulsberg
<39> Eenen uijt Meerssen genaamd Hoone, wiens
broeder is Johannes Hoone, redelijk lank en smaal, wat
pokdalig soo hij meend eenen raarmaaker of schrijnwerker
van professie
En vermits het een uur en den gedetineerde
tijd van bedenken nodig hebbende is met verdere
ondervraging gesupercedeerd tot naar de middag en heeft
naar duijdelijke prælectuure hier blijven persisteeren.
Uijtgenomen dat segt Johannes Gelders uijt Aalbeek niet
te gehooren en deselven uijt verstroijtheijt te hebben
genoemd, te weten die hier boven opgegeven sub N° 14.
En heeft vervolgens deesen eijgenhandig
onderteekend
J. Laheij
Nobis presentibus
A. Wilmar – J.L. Wintgens - J.Wateler
G.J. van Gendt - PVandenHeuvel
-----------------------------------------------------------------------------------------
Continuatie
van verhooringe post
Meridiem hora tertia
Is van wegens den Heer Informant
voornoemt gesisteerd den gemelden Johannes Lahaij en
naar denselven wederom op het serieust aangemaand te
hebben de waarheid verders gestand te doen en
ondervraagt sijnde over voorschreve articulen geantwoord
heeft wes volgende, sonder eenige Torture vrijwillig en
buijten Banden.
Wanneer ex officio aan
denselven gevraagt sijnde wie hem geseijd hadde als dat
hij de persoon hier vooren N° 19 van Berg en dan den
geene die van Vild thans te Maastricht op den Ouden
Stadhuijse gedetineerd is niet soude noemen als
complice, geantwoord heeft ende verklaard sulks door hem
versogt te sijn door den persoon van seekeren Queijsen,
steenmetselaar alhier tot Valkenborg woonende en wel
sulks ter occasie geschied te sijn dat denselven
Queijsen onlangs alhier boven op de solders van den
Stadthuijse als steenmetselaar werkte.
Het welk gesegde van sulken gewigte bevonden
is dat den gemelden Queijsen van wegens den Heer
Informant in instanti hier na toe is ontboden om van de
waarheid van dien ondersoek te doen. Denwelken hier
gekomen sijnde in presentie van den gedetineerde
voornoemt en aan denselve gevraagt of dat de persoon was
die hem sulks hadde versogt en den gedetineerde
rondborstig uijt en in facie verklaard heeft van jaa en
sulks denselven te sijn niet temin meergem. Queijsen
sulks heeft genegerd.
Verders wederom gekomen sijnde op het point
van voorsz. articulen interrogatoir en gevraagt,
geantwoord dat nog tot hunne bende gehoord:
<40> Hendrik Akkermans van
Meerssen, en segt dat denselven Captein was van eene
bende of Compagnie van deselve, egter niet geweest te
sijn den Capitein van de Compagnie waar hij gedetineerde
onder gehoorde. Dat van de laatst gemelde opperhoofden
waaren Anthon Bosch uijt de Heek en Willemken Habets
uijt Aretsgenhout.
––––– Art. 4
Dat aan de diefstal begaan bij Walraven in de
Maasband nu ontrent agtien jaaren geleden met en neffens
hem gedetineerde mede pligtig en handdadadig sijn
geweest: Anthon Bosch, Matthijs Boormans, den Stas uijt
de Heek aan hebbende eenen blauwen kiel, het weverken
N°34 aan hebbende eenen blauwen rok, Andries Smeets,
Pieter Gelders aan hebbende eenen grijsen rok, in sijne
hand hebbende een dun lang stokje, den Jood Joseph uijt
de Heek aan hebbende een blauw rokje. Addendo segt dat
deese niet genaamd is Joseph maar Nathan en reeds lange
tijd uijt de Heek weg is, Willem Willems, Willem Habets,
Jacobus Bosch aan hebbende eenen bruijnen rok, Lins
Schouteten, Hendrik Habets van Aalbeek gekleed in eenen
blauwen kiel, Johannes Kuhlmans aan hebbende een blauw
en wit gemengd rokje, den custer van Wijnandsraede
gekleed in eenen linnen keel gewapend met eene gaffel,
Thijske Schroders van Houthem, Christiaan Vlekken, Geurd
Boormans, Anthon uijt Hunnecum N° 29 aan hebbende een
bruijn rootagtig camisool, Willem Adriaans aan hebbende
een groen rokje, Pieter Habets van Aalbeek aan hebbende
eenen blauwen keil, Geurd Raeven aan hebbende een blauw
rokje, en eene meenigte andere complicen dewelke hij
gedetineerde niet gekend heeft.
Dat Anthon Bosch hem gedetineerde daar om het
eerst heeft aangesproken en den aanslag gegeven bij hem
in sijn huijs koomende twee dagen bevoorens van den
begaanen diefstal, seggende tot hem gedetineerde of hij
op den derden avond daar naar wilde medegaan naar Beek
om eenen kraam glas af te halen, het geen hij heeft
aangenomen te doen. En op den bepaalden avond den voors.
glasemaker bij hem hebbende Matthijs Boormans sijn
gekomen als het begon duijster te worden en hij
gedetineerde met deselve is gegaan naar Beek. Aldaar
komende dat hij tegens Anthon Bosch seijde, nu sijn wij
in Beek, dog gemelde Bosch repliceerende het is hier nog
niet wij moeten verders gaan. En soo te samen doorgegaan
sijn tot aan de Graatheijde, alwaar Anthon Bosch halte
deede houden, seggende sij moesten daar een weinig
wagten hij hadde het huijs vermist. Edog hun daar nog
wel twee uuren op de heijde ophoudende in dien tusschen
tijd nog bij hun nog sijn bij gekomen Willem Willems en
Willem Habets, en meer andere onbekende die vervolgens
met hun verder sijn gegaan, tot ontrent in het midden
derselve. Wanneer alweederom veele onbekende complicen
sijn bij gekomen, als meede ook aldaar de overige
gemelde die hij daar bij gekend en opgegeven heeft. Dat
sij vervolgens sijn gegaan langs Steijn en door een veld
tot in de Maasband, aldaar wederom nog veele onbekende
medemakkers vindende staan en voort aan sijn gegaan op
het huijs van Walraven.
Aldaar komende dat Anthon Bosch verscheijde
op de wagt stelden dog tot hem gedetineerde seggende hij
sou maar bij hem blijven, nemende Anthon Bosch nog met
hen Willem Habets en Willem Willems. Dat sij onder hun
vieren op de deur van het huijs los sijn gegaan en daar
nog veele andere bij sijn gekoemen en soo begonnen
hebben met geweld de deur open te breeken met gaffels en
houweelen en ander gereedschap wat se conden vinden. De
deur dus geopend sijnde alle gelijkerhand met geweld ten
huijse sijn ingedrongen, vindende de lieden in huijs bij
malkander in een kamer roepende om hulp en dat sij hun
het leven maar souden laaten. Dat er niet tegenstaande
de man en vrouw in huijs seer hard hebben gekneveld ende
gebonden en de beddens daar op geworpen en alstoen aan
hen vraagende waar het geld was, die hun eene kiste
hebben geseijd waar se het selve vinden souden. Dat
Anthon Bosch met nog meer andere onbekende op deselve
kist met geweld sijn aangeloopen en open geslagen,
terwijl sij andere omsagen en doende waaren om alle
verdere draag- en vinbaare meubelen af te neemen en in
pakken en sakken te steeken. Hebbende hij gedetineerde
in een kamertje eenen sak tabak gevuld.
Dat in huijs ontrent een paar uuren hunnen
afschuwelijken heb- en roofzucht den ruijmen teugel
gelaaten hebbende uijt denselven huijse sijn vertrokken
alle rijkelijk belaaden met allerhande effecten. En
Anthoon Bosch is gegaan verscheijde van hunne posten
afroepen en te samen sijn vertrokken. Neemende den eenen
troup den weg hier en dan de andere daar nae toe,
kunnende hij gedetineerde niet wel volgen omdat swaar
belaaden was. Weederom to Beek komende datse hen daar
niet hebben opgehouden maar door sijn gegaan. Te weeten
hij gedetineerde met Anthon Bosch tot aan het huijs van
den laatstgemelden in de Heek, aldaar niet lang voor dag
arriveerende. Dat hij gedetineerde sijnen sack aldaar
aan Anthon Bosch heeft overgegeven en dadelijk sijne
terug reijse naar Aalbeek heeft genomen.
En twee of drie dagen daar naar uijt handen
van meergemelde Bosch voor sijn aandeel uijt gemelde
diefstal heeft ontfangen en geprofiteerd agt
schellingen, die denselven hem ten sijnen huijse tot
Aalbeek heeft komen geven, tot hem seggende dat is dijn
gehald. Dat hij gedetineerde sig bij de
gelegenheijd heeft swart gemaakt om niet gekend te
worden, en gewapend geweest met eenen stok. Verders
eenige meede met stokken en andere met schietgeweer.
Eremijten
Verders dat bij den violenten
diefstal begaen bij de Eremieten op den Schaesberg over
dertien jaeren geleeden met hem plichtig staen Anthoon
Bosch, Matthijs Boormans, Pieter Gelders, den jood
Nathan, Stas uijt de Heek, Willem Willems, Willem
Habets, Cobus Bosch, Lins Schoutteten, n.19 uijt Berg,
de weever van Geulem, Thijske Schroeders, Christiaen
Vlekken, Geurd Boormans, Janneke Smeets, Nicolaes Spork,
Dirk Debets, Pieter Claessens, Hendrik Colaris, n° 34
den wever uijt Hulsberg, Geurdt Raven, Andries Smeets,
Hone van Meerssen, Lambert Akkermans en meer andere aen
hem onbekende complicen.
Dat den glasemaker Anthoon Bosch aan hem
gedetineerde den eersten aenslag gegeeven heeft
twee dagen bevorens, tot hem seggende: jij moet mij dien
avond komen aenroepen, wij moeten ergens heene gaen. Dat
hij gedetineerde dien avond bij hem is gekomen, wanneer
den glaeser tot hem seijde dat sij nae den Schaesberg
soude toegaan. Dat sij daerop onder hun beijde sijn
gegaen naer Schaesberg toe aen't boske, seggende
denselven onderweg tot hem gedetineerde dat 't was om te
gaan steelen. Aen het voornoemde boske
komende dat sij daer ontmoet hebben die van Haesdal en
meer onbekende complicen met de welke sij gegaen sijn
tot aen de Eremitage alwaer hij meende eenige ontmoet te
hebben. Dat hij gedetineerde alsdoen door den glaeser
Anton Bosch op den weg van Walem is op schiltwagt
gesteldt geworden, tot hem seggende hij soude daer
blijven staen en oppassen of iemandt quam.
Dat intusschen de andere Complicen ingebroken
sijn en alles gestolen hebben en soo hij gedetineerde
heeft hooren seggen van Anton Bosch, dat sij de Eremiten
gebonden hebben. Hebbende hij gedetineerde gehoordt dat
er eenen scheut af is gegaen maer niet te weeten wie
geschoten heeft, nog te kunnen seggen hoe verder is
toegegaen. Dat hij gedetineerde twee uuren op
schildtwagt gestaen hadde Anthon Bosch bij hem gekomen
is, seggende kom laeten wij gaen, 't is gedaen. Dat hij
gedetineerde daer op met Anthon Bosch, Linske
Schoutteten en Thijs Boormans te saemen naer de Heek
sijn gegaen alwaer hij gedetineerde sig van deselve
gescheijden heeft en naer Aelbeek geretourneert is.
Sijnde hij gedetineerde bij voornoemde
gelegentheijdt gewaepent met eenen stok, de andere meede
met stokken. Hebbende hij gedetineerde uijt handen van
den Glaeser voor sijn aendeel uijt voornoemde diefstal
geprofiteerdt drie schellingen.
Wijnandtsraede
Verders dat met hem gedetineerde
plichtig staen aen den violenten diefstal begaen bij
Henricus Ritsen tot Wijnandtsraede: Anthoon Bosch, Thijs
Boormans, den jood Natan, Willem Willems, Willem Habets,
Cobus Bosch, Lens Schoutteten, Thijske Schroeders,
Christiaen Vlekken, Geurdje Boormans, Janneke Smeets,
Nicolaes Spork, Dirk Debets, Pieter Claessens, Hendrik
Colaris gekleedt met eenen blauwen kiel in sijn handt
hebbende eenen stok, Pieter Habets met eenen blauwen
kiel in de handt een stok hebbende, Andries Smeets en
nog meer andere aen hem onbekende complicen.
Dat den Glaeser den avondt van begaene
diefstal hem gedetineerde is komen aenroepen tot hem
gedetineerde seggende hij soude mede gaen naer
Wijnandsraede, dat daer wat om te verdienen was. Dat hij
gedetineerde daer op met denselven is gegaen langs de
Vink tot aen 't Casteel van Wijnandsraede, alwaer sij
aen 't vauweren andere complicen hebben aengetroffen.
Met de welke sij gegaen sijn tot 't huijs van Ritsen
alwaer sij weder een meenigte aengetroffen hebben.
Dat hij gedetineerde daer komende door den
Glaeser kort aen de kerk bij een huijs aen een straetje
geleegen op schildtwagt was gestelt geworden met order
om op te passen als iemandt quam. Sijnde de leus alwaer
sij sig malcanderen aen kende tweemael sagtjens te
fluijten op 't roepen van werda.
Dat intusschen de andere complicen de deur
van 't huijs open gelopen hebben met brouw scheeven en
ander getuijg. Hebbende Ritsen sig langen tijdt
verweerdt en op hun geschoten 't welk door de complicen
met schieten geantwoordt wierdt, maer dat de complicen
sijn meester geworden in huijs geraekt sijn en de
menschen gebonden en geslaegen hebben, soo als de
Glaeser hem gedetineerde gesegt heeft.
Dewelke hem nog gesegt
heeft als dat er eenen Heer te Peerdt was geweest en wel
den chirurgijn Kerkhoffs, dat het peerdje áen den
steegel gebonden is geworden. Wetende hij gedetineerde
geene verdere omstandigheeden van voornoemde diefstal op
te geeven.
Dat ontrent drie uuren op schildtwagt gestaen
te hebben den Glaeser tot hem gekomen is hem afroepen
van sijnen post, tot hem seggende dat 't gedaen was.
Waerop hij gedetineerde met denselven en met die van
Haesdal tot besijden Aelbeek is is teuggegaen alwaer sij
van de anderen gescheijden sijn.
Sijnde hij gedetineerde bij die
gelegentheijdt gewaepent met eenen stok, de andere met
stokken, gaffels en schietgeweer en sijnde den
gedetineerde meede in 't gesigt soo als de andere meede
swart gemaekt.
En heeft hij gedetineerde uijt handen van den
Glaeser wel ses daegen daernaer voor sijn aendeel
geprofiteert twee schellingen.
En naedien 't quartier voor seeven uuren was
is met verdere ondervraging gesupercedeerd tot morgen en
heeft den gedetineerden dese ten eijnde van
persisteering dese ondertekendt.
J. Laheij
Nobis presentibus
J.TheodVan Craen
J.Wateler – J.L. Wintgens
A. Wilmar - PVandenHeuvel
G.J. van Gendt
-----------------------------------------------------------------------------------------
Continuatie van verhooring
den 5. Aug. hora septima
Is wederom gesisteerdt van wegens
den Heer Informant den gedetineerde Joannes La Haije de
welke aengemaendt sijnde verder de waerheijdt gestandt
te doen en gevraegt, heeft vrijwillig bekendt:
Frisschen
Dat met hem plichtig staen aen den
violenten diefstal begaen bij Frissen in Geen hout over
thien jaeren geleeden; Anthoon Bosch, Thijs Boormans,
Willem Willems, Willem Habets
Christiaen Panhuijsen gekleedt
met eenen blauwen rok, Janneke Smeets, Niclaes Spork,
Dirk Debets, Pieter Habets uijt Aelbeek gekleedt met
eenen blauwen kiel hebbende in de hand eenen geschelde
stok, N°15 Hendrik Habets gekleedt met eenen grijsen rok
eenen stok in de handt, Gerard Raven aenhebbende eenen
linnen keel een stok in de handt, den koster van
Wijnandsraede gekleedt met een hoog blauwen rok,
hebbende in de handt een gaffel, - corrigendo segt den
selven niet gesien te hebben bij Walraven in de
Maesbandt, - Hendrik Akkermans uijt Beek, Anthoon uijt
Hunneke de welke meede te Wijnandsraede geweest is,
Hendrik Colaris met eenen blauwen kiel, in de handt
hebbende een gaffel, Andries Smeets en meer andere hem
onbekendt.
Dat den Glaeser hem gedetineerde den eersten
aenslag gegeeven heeft des avondts te vooren tot hem
komen in 't veldt en seggende dat hij gedetineerde bij
hem soude komen op de straet in Geenhout om te gaen
steelen. Dat hij gedetineerde daerop den avondt van de
begaene diefstal gegaen is naer Geenhout en aldaer op de
straet gevonden heeft den Glaeser, Tijs Boormans en de
complicen uijt Haesdael. Dat hij met deselve is gegaen
naer Frissen alwear sij nog andere complicen gevonden
hebben.
Dat hij gedetineerde daer komende door den
Glaeser op schildtwagt is gesteldt geworden op den weg
naer de smit uijt. Dat intusschen de andere complicen
ingebroken sijn en alle geld en de beste meubelen
gestolen hebben. Dat hij gedetineerde geen
omstandigheeden weet op te geeven nadien te ver op
schildtwagt stonde. Dat naer twee uuren op schildtwagt
gestaen te hebben den Glaeser hem van sijne post is
komen afroepen, wanneer den Glaeser tot hem geseijdt
heeft dat de andere met de pakken reeds weg waeren.
En heeft hij gedetineerde vier daegen daer
naer uijt handen van den Glaser voor sijn aendeel
geprofiteerdt vier schellingen. En is gewaepent geweest
met eenen stok.
Aen de Hand
Verders dat met hem gedetineerde
plichtig staen aen den geweldigen diefstal begaen bij
Martinus Schroeders aen de handt in 't Rijk van Aeken:
Anthoon Bosch, Thijs Boormans, Willem Willems, Willem
Habets, Coob Bosch aenhebbende eenen bruijnen rok, in de
handt hebbende eene mispelboome stok met eene copere
knop daerop, Lins Schoutteten, Janneke Smeets, den
Spork, Dirk Debets, Pieter Claessens, Andries Smeets en
meer andere aen hem onbekende complicen.
Dat de Glaser des daegs te voren bij hem in
't veldt komende den eersten aenslag gegeven heeft tot
hem seggende, gaet eens meede wij sullen eens sien of
wij wat op kunnen doen. 'T welk hij aengenomen heefdt en
oock den avondt van begaene diefstal naer Climmen is
gegaen alwaer den Glaeser op de straet aengetroffen
heefdt en met denselven gegaan is door Climmen alwaer
bij hun gekomen sijn de complicen van Haesdael en Geurdt
Boormans. Dat sij met deselve sijn gegaen door Craubig
soo vermeendt, langs Ransdael op de Ubaghsberg alwaer
weder eenige vreemde complicen bij hun gekomen sijn
welke hij gedetineerde niet gekendt heeft. En van daer
op de handt aen alwaer sij weeder een groote meenigte
vreemde complicen gevonden hebben.
Dat daer komende hij gedetineerde door den
Glaeser ver van 't huijs op schildtwagt is gesteldt
geworden. En gevraegt sijnde waeromme dat hij
gedetineerde op schildtwagt wierde gesteldt heeft
geantwoordt: dat hij tot den Glaeser hadde geseijdt van
wel te willen meede gaen maer niet meer in te breeken,
nadien bij Walraven gesien hadde dat leevensgevaer bij
't inbreeken was en dus altoos op schiltwagt heeft
willen staen.
Dat intusschen de andere complicen sijn
ingebroken en gestoolen hebben alle de goederen. Maer
weet hij gedetineerde geen omstandigheeden van
voornoemde diefstal op te geeven nadien te ver van 't
huijs op schildtwagt stonde, hebbende wel gehoordt een
hoop rumoer en leeven maeken als meede om hulp roepen en
op een klok slaen.
Dat de Glaeser naer ontrendt twee uuren
vertoeffens bij hem gedetineerde gekomen is hem van
sijnen post is komen afroepen. Dat hij met den selven is
afgegaen nemende denselven weg de welke sij gekoemen
waeren. Dewelke tot hem seijde dat sij hadde moeten
loopen gaen.
Heeft hij gedetineerde uijt voornoemde
diefstal voor sijn aendeel geprofiteerdt denselven nagt
uijt handen van den Glaeser ses schellingen. En is hij
gedetineerde gewaepent geweest met eenen stok.
Verders plichtig te stan aen eenen diefstal
begaen over de Roer in 't Gulikkerlandt over de sesthien
jaeren geleeden. Dat daerbij geassosteerdt hebben
Anthoon Bosch en een meenigte vreemde aen hem onbekende
complicen.
Dat Anthoon Bosch daegs te vooren bij hem
gedetineerde gekomen is ten sijnen huijse, hem vraegende
of hij mede wilde gaen. Dat sij daerop des na de middags
uijt Aelbeek vertrokken sijn, neemende hunnen weg over
Amstenraed op Bronseijm aen van daer door Gangeldt.
Weetende hij gedetineerde den verdere weg nadien
onbekendt was niet op te geeven, sijnde wel drie a vier
uuren agter Gangeldt gegaen.
Dat voornoemdt huijs met brikken opgemetselt
was en redelijk groot. Dat daer komende hij gedetineerde
door den Glaeser een stuk weegs van 't huijs op
schildtwagt is gesteldt geworden, uijt welke reeden geen
omstandigheeden weet op te geeven. Dat hij
gedetineerde wel derde half uur aldaer op
schildtwagt gestaen heeft. Dat den Glaeser hem
gedetineerde is komen afroepen tot hem seggende, hij
soude uitkomen, sij gingen weg, dat sij alles gestoolen
hadden. Dat sij daerop met hunne tweeën terug sijn
gegaen neemende denselven weg dewelke sij gekomen
waeren.
Dat hij gedetineerde wel ses daegen daer naer
uijt handen van den Glaeser ontfangen heeft voor sijn
aendeel agt schellingen en is hij gedetineerde gewapent
geweest als voor.
Verders dat met hem plichtig staen aen den
violenten diefstal verselt met moord begaen bij den
Pastoor van Grevenbigt: Anthoon Bosch, den Spork,
Janneke Smeets, Dirk Debets, Lins Schoutteten en meer
andere onbekende complicen dewelke hij gedetineerde niet
gekendt heeft. Dat selve sijnen eersten diefstal is
geweest.
Ex officii zonder gevraegt sijnde hoe dat hij
onder de bende gekoemen was, heeft geantwoordt dat
ten tijde hij gedetineerde door de Heek met een kruijken
schur geladen gaende, Anthoon Bosch bij hem was gekomen
tegen hem seggende: Jongen, - want den gedetineerden
niet ouder als veerthien of vijthien jaeren was, - wat
schurgst dou dig soo meuij, ik zal u een beeter middel
aen de handt geeven, kom gaet met mij en kom maer meede.
En gaf hem daer op twee rijxs daelders hand geldt. Dat
hij gedetineerde 't selve geldt aengenomen heeft en sig
dus heeft laten engageeren.
En verders dat Anthon Bosch hem geseijd had,
dat het nu nog niets was met de Bende maar dat als
wanneer sij sterk genoeg waaren het geheel anders soude
gaan en dat sij een geheel Koninkrijk souden oprigten.
En datse dan souden gaan voor de voets steelen, moorden
en roven, en degeene die niet meede wilde gaan om hals
brengen.
Dat op eene reijs aan den Heeker bosch
komende uijt de meulen van Valkenburg aldaar Anthon
heeft gerencontreerd. Dat alsdoen den meergemelden
verleijder Anthon Bosch tot hem geseid heeft, Dat te
Luijk eene groote kwantiteijt snaphaanen voor de Bende
besteld waaren in gereedheid te brengen. En soo hij
vermeend van Anthon Bosch gehoord te hebben sulks door
Kerkhoffs van Hartzogenraede geschied te sien. En als
wanneer se deselve souden magtig worden sij als dan op
eenen geheelen anderen voet souden te werk gaan en
geheele dorpen met openbaar geweld attaqueeren. Dit
gesegd en aangehoord te hebben hij gedetineerde sijnen
weg heeft vervolgt en de twee andere gemelde een ieder
meede naar sijn dorp.
Verders wederom komende tot het detailleren
van den geweldigen diefstal begaan te Grevenbigt. Dat
Anthon Bosch hem gedetineerde den eerste aanslag tot
deesen diefstal hadde gegeven bij hem komende aan sijn
huijs tot Aalbeek op den schuurdin, – alstoen nog bij
sijne ouders woonende, – tot hem seggende hij moeste
eens met hem gaan op een plaats door de Graat heijde af,
't geene hij gedetineerde aangenomen had te doen. En den
Glasemaeker sig een weinig absenteerende dog des selvden
avonds wederom bij hem komende seggende: sa kom wij
moeten gaan. En dus met hun tweeën sijn gegaan tot Beek
alwaar komende in de straat ontrent Lambermont nog bij
is gekomen Linske Schouteten aanhebbende eenen linnen
keel. Gaande dus vervolgens met hun driën tot in de
Heijde alwaar nog eene meenigte onbekende complice sijn
bijgekomen, verders neemende hunnen weg op Bight. Dat
voor en aleer daar komende de anders genoemde bekende
complicen bij hun sijn gekomen en soo voorts sijn gegaan
op Grevenbight.
Aldaar komende dat hij gedetineerde door
Anthon Bosch wel ontrent twee à drie worp weegs van het
huijs af op schildtwagt is worden gesteld. Tot hem
seggende hij soude wel agting geven als vremde kwaamen
ofte eenig ander oproer, om alsdan op hen aan te komen
en te waarschouwen. Dat hij gedetineerde wel twee uuren
daar gestaan hebbende in die tijd veel gerugt aan het
huijs van den pastoor gehoord heeft als meede seer
erbarmelijk om hulp roepen. Vervolgens Anthon Bosch met
de Haasdalder complice bij hem is gekomen seggen hij
soude maar komen, het was gedaan. Dat hij wel vremde met
pakken hadde gesien dog geen bekende. Als mede dat
Anthon Bosch hem op terug reijse had gesegt dat sij den
pastoor vermoord hadden.
Dus hunne terug reis vervolgende door
denselven weg dien sij gekomen waaren tot Beek aldaar
hen verspreijdende, den eenen wat voor en den anderen
wat naar, een ieder naar sijn huijs, hij gedetineerde
bij het aanbreeken van den dag ten sijnen huijsen
komende. Dat hij gedetineerde over weg kort bij Aalbeek
in het veld van Anthon Bosch uijt gemelden diefstal voor
sijn aandeel heeft ontfangen ende geprofiteerd ses
schellingen. Sijnde hij gedetineerde bij die
gelegendheid gewaapend geweest met eenen stok, gelijk
ook de andere bekende complice meede met stokken, dog
eenige der onbekende met snaphaenen.
Wat aangaat den diefstal die over de Maas
soude begaan hebben, verklaard den gedetineerde sulks
gisteren door verstroijdheid gesegt te hebben. Gelijk
ook meede aangaande den tweeden diefstal die bij den
Eremijt op den Schalsberg soude geschiet sijn en waar
van hij gedetineerde verklaard niet te weeten.
––––– Art. 5
Expedivit se precedentibus
vermits bij het detailleeren der respective diefstallen
de complicen die daar bij geassisteerd hebben heeft
opgegeven. Behalve dat Welter Penders nog tot hunne
complice gehoorde en denselven gesien te hebben bij het
steelen in de Maasband.
––––– Art. 6
Verklaard den gewoonlijken Eed
bij hunne Bende gebruijkelijk, uijtgeswooren te hebben
in het huijs van den Glasemaeker in de Heek en wel
sulks in handen van den gemelden Anthon Bosch.
Denwelken voor hem staande met een Crucifix in de handen
tot hem zeggende, hij moeste God afzweeren en de Duijvel
toe sweeren. Dat sij dan meer versterkt souden worden en
des te beeter konden vooraan komen en nergens voor te
vreesen hadden. Hem verders voorhoudende, dat hij ook
moest belooven niemand van de Bende te verklappen en
indien mogte in rechter handen komen en door pijn en
tourmenten tot klappen gebracht worden, dat naderhand op
de geregtsplaats werderom alles moest herroepen. Dat hij
gedetineerde dit alles heeft aangenomen te doen en
vervolgens de twee voorste vingeren van sijne regterhand
heeft omhoog gestooken en den Eedt daer op heeft
uijtgeswooren. Dat Anthon Bosch hem daarop ordonneerende
te spouwen op het Crucifix en het selve onder de voeten
te trappen. Dat hij gedetineerde op hetzelve heeft
gespoogen, maar niet heeft willen met voeten trappen,
waaromme den gemelden Bosch hem gedetineerde nog had
willen slaan, en sulks met bidden en kruppelen heeft
ontgaan, seggende hij konde dat onmogelijk niet doen.
Dat de ongetrouwde dochter
van den glasemaker, soo hij gedetineerde vermeend
genaamd te sijn Geertruid, hem ook sterk hadde
gepersuadeerd om sulks te doen, en hij moest dat doen en
hij antwoordende, het soude dog even goed sijn, hij
konde dat niet doen. Dat daar bij deese solemniteijt
mede present waaren Matthijs en Geurd Boormans en Willem
Willems. Dat Anthon Bosch hem gedetineerde kort naar het
doen van den Eed heeft gegeven een stuk botterham, een
glas bier en een snuijfken. Het geene alles hij heeft
genuttigt in Duijvels naam, belovende hij gedetineerde
denselven in alles getrouw te sijn en te blijven. Sijnde
dit alles gepasseerd in een kamer agter in de keuken
ingaande.
Verders verklaard hij gedetineerde niets
verders meer aangaande complicen ofte diefstallen te
weeten. Als alleenlijk nog dat van meergemelden Anthon
Bosch had hooren seggen dat Severkens Jan, corrigendo
segt Jan Mullens en Johannes Kuhlmans tot de bende
gehoorde, als meede Pieter Schillings. En dat van de
lijst mogte geheel afgedaan worden de genoemde n° 10
Johannes Goossens, n° 12 Simonis Meeks, n° 14 Johannes
Gelders, n° 17 den smits van Climmen, n° 26 den
schoonsoon van Lambert Timmers, n° 35 Geurd Houben, n°
37 Pieter Habets van Hulsberg. Als hebbende deselven bij
geene diefstallen gesien, maar wel in het algemeen
gerugt hooren noemen adat deselve mede soude tot de
bende gehooren. Addendo segt dat Wilhelmus Adriaans nog
geassisteerd heeft bij den diefstal op den Schaalsberg.
Als mede dat sijne parthije genoemd was de
swarte parthije en dat ook de Leus van hun was het
woord: Swart. Dat een van de Haesdalse parthije genoemd
was de swarte housaar parthije en die van Bergh
Compagnie swarts koekepan.
En heeft naar duijdelijke prælecture hierbij
blijven persisteeren als sulks alles conform de geregte
waarheid te sijn, willende daarbij leven en sterven
J. Laheij
Nobis presentibus
J.TheodVan Craen
A. Wilmar - J.Wateler – G.J. van Gendt
J.L. Wintgens - PVandenHeuvel
|
|