|
Continuatie gehouden binnen
Valkenborg den 14 april 1773
Is gesisteert Gerardus
van den Roost meede gedetineerde op den
Landshuijse van Valkenborg, aan de welken (na dat hij
alvoorens was worden aangemaant de waarheijd te moeten
bekennen, dog bij de negative persisteerende) het vonnis
van scherper examen is worden voorgeleesen. En na
gedaane territie is den selven gebragt aan de plaatse en
op de stoel van Torture, waarop denselven gebonden
sijnde is aan hem voor eerst geappliceert de
duijmschruijve en alsnog niet willende bekennen is aan
hem de rechter scheenschruijve moeten geappliceert
worden. En alnog halstarrig bij de negative
persisteerende is aan hem de linker scheen schruijve
geappliceert en naedien deselven even halstarrig bleef
heeft men tot de stroppade moeten overgaan. Alwaar hij
door den scherprichter opgehangen sijnde en nog niet
willende bekennen is geresolveert de Torture te
surcheeren en hem af te laten tot deesen agter middag
Dit is
het hand + merk van Lennert Maas
schrijvens
onervaeren
Coram iisdem
Continuatie
gehouden post meridiem
Is wederom
gesistert den voors. gedetineerden en aan denselven
nogmaals voorgehouden de waarheijd te moeten bekennen
heeft denselven soo als te vooren bij de negative
blijven persisteeren, waaromme men vervolgens tot den
voortgank der Torture heeft moeten overgaan. En naar dat
wederomme met de stroppade was begonnen en hem de handen
op de rugge gebonden, heeft denselven verklaart bij
diefstallen geassisteert en gecoopereert te hebben.
Art. 2 bij Martinus
aan de hand
Verclaert
geassisteert te hebben aan de violente huijsbraake en
diefstal,
{een bladzijde
ontbreekt}
... maniere sulx
gebeurt is. Dat hij gedetineerde van andere heeft hooren
seggen dat Martinus sig gedefendeert hadde. Edog den
selven en overige sig in huijs bevindende persoonen
overweldigt sijnde onmenselijk sijn gebomden en
geslaagen geworden , soo als ook van alle vindtbaare
effect en geld erooft. Wanneer egter deselve belaaden
met gemelden buijt schielijk de vlugt hebben moeten
neemen, uijt oorsaake te Berg, dorp naast daarbij
geleegen op de klock geslaegen wierde. Waarvan hij
gedetineerde voor sijn aandeel geprofiteert heeft ses
schellings welke hij twee daegen daaarnaer op
persuasie van Andriesken en Peter uijt den Uijl heeft
gaan haalen tot Merkstein bij den snijder genoemt
Christiaaen woonende middn in het dorp.
Art. 3. Tot Wijnandsrade
bij Ritzen
258191Verklaart,
dat hij gedetineerde geassisteert heeft aan den
diefstal en huijsbraake gebeurt te Wijnandsrade in 't
panhuijs bij Ritzen ontrent seven of agt jaaren
geleeden. Waarbij geassisteert Peterken uijt den Uijl,
Andriesken,
't Craaken, der Linnert,
't Bussen Hensken, Stein Hens,
Houben Hens, der Gleser,
Willem Hertzog, Caspar Hertzog,
Eenen van
Cansraede een wijnig onder den woolf, genoemt
Christiaen, lang van postuur hebbende pockdaalen en
swart haar en een kleene vrouw, sijnde van professie een
steenbreeker, en andere die hij niet en weet te noemen,
waarvan hij gedetineerde 't eersten is geadverteert
geworden door Peter uijt de Uijl en ... Driesken.
Dewelken beijde in 't gesicht swart gemaakt waaren
wanneer deselve op den wegscheijd binnen Heerlen sig
versaemelt hebbende, gegaan sijn over den Eschen.
En te Brommelen komende een meenigte vreemde persoonen
omtrent ten getalle ven veertien ad twintig gevonden
hebben, waar onder was den chirurgijn Kerkhof te paarde,
en d' overige hem bij name onbekent. Dat sij doens alle
gewaepent met stocken en schietgeweer daar vandaan
gegaan sijn tot aan 't panhuijs alwaer gekomen sijnde de
huijsdeure met gewelt geforceert en opgeloopen hebben.
Bij welke gelegenheijd door den hospes geschooten, soo
als ook door eenige der complicen beantwoord wierd.
Wanneer deselve in huijs sijnde complicen alle de
persoonen, dewelke daarinne waaren gruwelijk gebonden en
geslaagen hebben, ten tijde hij gedetineerde op de
mesthof schiltwagd hielt. Dat alsdoen deselve alles wat
maar vinden konden gestoolen hebben, gepackt in
verscheijde packen en laken, waarvan een door Peter uijt
den Uijl en een ander door Andriesken gedraegen tot
Aaken onder den Bootermert bij een ouden kleercooper
vercogt sijn geworden, waarvan hij gedetineerde voor
sijn aandeel uijt handen van den chirurgijn Kerdkhofs
vijf schellingen ontfangen heeft. Ten tijde hij
gedetineerde dus wegens hem n s'Hertogenraede ging.
Art. 4. Tot Heungen
Verklaart hij
gedetineerde meede geassisteert te hebben aan den
diefstal begaan bij den pastoor tot Heungen Lande van
Gulik. Dat daarbij handdasdigh sijn geweest Peter uijt
de Uijl, Andriesken, Peter Hertzog, Linnert Maas,
't Meijerken, Bussen Hensken, Bussen
Geerken,
Juneman
en Stein Hens.
Van welke diefstal hij
gedetineerde d' eerste kennisse heeft gekreegen
door Peter Hertzog, dat hij met de voornoemde personen
eerst vergaedert heeft aan de Linden en daarnae verder
in 't Crutzerveld. Vandaer over Nieuwenhaegen gegaan
sijnde tot agter Waubag, als waar eenen troup vreemde
ten getalle van omtrent twintig gevonden en
aangetroffen hebben, waaronder was den chirurgijn
Kerckhofs te paard, d 'overige wegens donkerheijd van
de nagt aan hem onbekent.
Wanneer sij gesamenlijke
complicen gewaepent met stock en schietgeweer gegaan
sijn tot Hoengen en aldaar te saamen geweest in een
huijs 't welk aan eenen kant geleegen, sonder dat hij
de menschen in dat huijs weet te noemen. Dat hij
aldaar aan de pastorije eerstelijk door de poort sijn
in gebrooken en voorts, – soo als hem dat anderen
gesegt hebben, vermits hij op schildwagt stond op de
straat, – aan 't huijs een gat gebrooken en daar door
in gekropen sijnde de huijsdeur geopent hebben.
Wanneer sij al het vindbaare aldaar gestolen en in
vijf ad ses packen gebonden meede genoomen hebben,
sonder dat hij weet dat een der Heerlenschen een pack
gedraagen heeft. Dat deese diefstal bestaan heeft in
kleederen linnen en wollen, en cooper en tin en onder
anderen ook de monstrans.
Van welken diefstal hij
gedetineerde uijt handen van den chirurgijn Kerckhofs
ontfangen heeft agt schelling.
Art. 5. Tot Haevert
Verklaart meede
geassisteert te hebben aan den diefstal begaan tot
Havert agter Sittard, waarbij present en handdaedig sijn
geweest de gebroeders Dirk, Peter uijt den Uijl,
Andriesken, 't Meijerken, 't swart Peterken, den Lin, de
Gleser beneffens nog andere dewelke hij niet gekent en
heeft. Waar van hem gedetineerde den eersten aanslag is
worden gegeven door Peter Hertog en sig alstoen
vergaedert hebben in de heugde aan 't scheijdt hecksen
langs Muschenbroek door de Heerler heijde gegaan sijn
tot aan het eijnde van de heijde alwaar een menigte
vreemde personen ten getalle van dertig a veertig bij
hun gekomen sijn, alle de gesaementlijke complices
gewaepent soo met stocken als schietgeweer van
allerhande soort.
En daar vandaan gegaan
sijnde tot Havert alwaar deuren en venster geforceert
hebbende ingekoomen sijn. Wanneer hij
gedetineerde beneffens verscheijde andere soo
Heerlensche als vreemde op den solder sijn geweest en
de in huijs sijnde personen gebonden en deerlijk
geslaagen. Soo als ook alle vind- en draagbare
goederen gepackt en gesackt, gestolen en weggedraagen
hebben, waervan drie naer Heerlen gebragt sijn en
naementlijk door den gedetineerden, tweeden door Peter
Hertog en derde door den knisch. De welke bij eenen
ouden kleerkooper tot Aaken in St. Pieterstraat voor
twee pattacons verkogt sijn.
Dat sij gesaementlijke
complicen nae geperpetreerden diefstalte saamen gegaan
sijn tot aan de Heerler heijde, alwaar sij sig
gesepareert hebben, gaande sij naar Heerlen en de
vreemde door de heijde. Terwijlen hij hiervan
geprofiteert voor sijn deel agt schellingen.
Artikel 6. Nicolas
Scheepers aen de Baagh
Pligtig te weesen
aan de inbreuke gecommitteert bij Nicolaes Scheepers aan
de Baak tot Heerlen, vermeenende hij gedetineerde sulx
neegen ad tien jaaren geleeden te sijn. Dat daerbij
geassisteert hebben, Stein Hens, Peter uijt den Uijl,
der Lina, Andriesken, 't Swart Peterken, Juneman, Bussen
Geerken en Bussen Henskens, der Gleser, en wel veertien
vreemde persoonen. Dat de Heerlensche sig vergaedert
hebben omtrent Meijsenbroek en dat de vreemde bij hun
gekoomen sijn aan de Baak.
Dat hij gedetineeerde
daarvan de eerste kennisse gekregenheeft van Peter
Hertog, dat hij gedetineerde alstoen gewaepent geweest
is met een sackpistool, en d'overige met stocken,
flinten en pistoolen. Dat hij, gekoomen sijnde aan 't
huijs van Claas Scheepers, hij gedetineerde buijten is
blijven staan omtrent de brugge, Dat den Knisch en t
Craijken de venster opgebroken door deselve
ingeklommen, de deure geopent hebben. Dat als toen
menschen gekoemen sijn die hun verjaagt hebben, dat
eenen van hun op Claas Scheepers geketzt heeft en sij
den eenen hier en den anderen daar heen geretireert
hebbende en nae huijs gegaen sijn.
Art. 7. Bij de weduwe
Stevens aan de Schram.
Verklaart daarvan
niets te weeten en niet daarbij geassisteert te hebben.
Art. 8. Op Ter Eijck
Verklaart hierbij
niet geweest te sijn, ook niets daarvan gehoort te
hebben.
Art. 9. Voerkaar op
Nieuwenhaagen
Verklaart hierbij
meede geweest te sijn en te kunnen gebeurt sijn terwijl
onder de Schotten geweest is, dog sulx niet positive te
weeten.
Art. 10.
Expedivit se
prćcedentibus
Art. 11.
Verklaart sig
geenen eenen diefstallen meer te kunnen memoreeren, dog
in geval het nogte gebeuren, dat hem iets binnen viele,
adstringeert sulx te sullen denuntieeren.
Art. 12.
Verklaart dat hij
gedetineerde met Andriesken en Peter uijt den Uijl
s'nagts gegaen is naar de Capelle op de St.
Lennertsberg.
Art. 13.
Verklaart, dat
hij gedetineerden met de voorn. aldaar uijtgeswooren
heeft den gewoonlijken Eed, met alle omstandigheeden,
soo als deselve door Andries Gorné en Pieter Jabigs sijn
worden gedetailleert. Voornaementlijk dat sij aldaer aan
een tafelken gedeckt met een kleedje waarop stonden twee
brandende kertzen, een crucifix en een moeder godsbeeld
waarvoor sij door Kerckhofs vermaant werden te
knielen en gog en alle heijligen af en den Duijvel toe
te sweeren, t geene sij ook alstoen gedaan hebben.
En heeft naar
prelectuijre hierbij blijven persisteeren ten fine deese
geteekent
Gradus van
den Roost
Nobis
Presentibus
J. Theod.
Craen
C.S. Swildens
L.G. Pelt
J.B.
vCotzhuijsen
N. Neijssen
|
|