|
Coram iisdem
Continuatio
gehouden
binnen Valkenborg den
15 april 1773
Is door den Heer Claeger gesisteert
Joannes Gerits alias Houben Hens. Aan welken het
vonnis van Scherper Examen voorleesen sijnde,
verclaarde alles het geene hij wiste te sullen
bekennen en de complicen te sullen ontdecken.
En heeft vervolgens bekent
artikel 1
Dat hij gedetineerde beneevens veele andere
complicen sig pligtig gemaakt heeft aan verscheijde
huijsbraake en diefstallen.
[later bijgeschreven: Waarnaar den gedetin.
eerstelijck de duijmschruijven en vervolgens de
rechter scheen schruijve geappliceert sijnde]
Martinus
aan de hand
Art 2. bekent meede pligtig te sijn
geweest aan de violenten diefstall gedaan bij
Martinus aan de Hand Lande van ter Heijden. Dat
daarbij geassisteert hebben
der Horrebedoor,
’t Haardiefken,
Andriesken, der
Meijer,
Peterken uijt
den Uijl, der Gleser,
den Stein Hens, Gelis Dauven van
Bensenraade
Willem, kort van postuur woonende in de Geleenstraat
digt bij den geene die de dogter van Claas aan der
Grindel heeft, wiens toenaam hem onbekent,
Wilhelmus Cordewener woonende in
de Ganseweijde,
swart Peterken,
Hendrik Kreiten, getrouwt met
Engel Cordewener beijde woonagtig aan de
Heerlerheijde
en desselfs jongsten broeder.
Dat daartoe aan hem gedetineerden den eersten
aanslag gegeeven heeft der Stein Hens, ten sijnen
gedetin. huijse. Dat den gedetineerde en complices
bij malkanderen gekoomen sijn aan den Beek en eenige
boven op de Straat, van waar sij gegaan sijn tot
omtrent het huijs van Martinus. Dat onderwegs nog
bij hun gekoomen sijn, eerst aan Crombag, nog aan
Steenstraaten en eijndelijk aan de Hoeff eene
meenigte vreemde persoonen.
Waeronder hij gekent heeft
meester of chirurgijn Kerkhoffs,
en den Haemmaker uijt den Broek,
Kerkhoffs van Merkstein,
Zander Ross en meer andere dewelke
hij niet gekent en heeft.
Dat hij gedetineerde gewaepent is geweest met
eenen stock en een pistol, dan chirurgijn Kerckhoffs
met een kort geweer en d’ overige met stocken en
allerhande schietgeweer en eenige met ijseren
kouters aan de deuren te forceeren.
Dat den gemelde chirurgijn aldaar het
commando te peerd gevoerd heeft. Wanneer eenige der
complicen de deure met de voorn. instrumenten
geforceert en geopent hebben, dat in huijs
geraakt zijnde den hospes met d’ overige personen
nae eene dappere resistentie onmenschelijk gebonden
en geslaagen hebben. Waartoe hij gedetineerde selfs
eenige slagen gevoegt heeft, edog wegens de menigte
der complicen heeft moeten uijtscheijden.
Dat als doen alle vind- en draegbaare
effecten uijt het huijs gestoolen en meede genoomen
hebben, gebonden in tien packen waarvan de meeste
naar ’s Hertogenrade sijn gebragt en een dito aan
hem gedetin. voor sijn aandeel is gegeeven geworden,
’t welck hij tot in Schandelen gedraegen hebbende
twee daegen naar dat aan eenen passeerenden ouden
grijsen Joode van Gangelt verkogt heeft voor twee
courante rijxdaalders. Kunnende niet seggen waar de
andere met hunne gestoolene goederen gebleeven sijn
dat de gesaementlijke complicen nae omtrent twee
uuren aan de Hand gebleeven te zijn de vlugt hebben
moeten neemen terwijl te Berg naast geleegene
plaatse op de klock geslaegen wierd.
Wijnandsrade
Art. 3 Bekent en refereert sig tot
’t geene op artikelen van confrontatie verklaart
heeft en nae dat aan hem sulx wederomme was worden
voorgeleesen verklaart addeerende dat nog meer
daarbij geassisteert hebben Wilhelmus Cordewener en
Hendrick Kreijten. Sonder dat hij gedetineerde
andere naedere omstandigheeden als geseijt sijn weet
te seggen
Heungen
Art. 4 Verklaart meede gecoopereert
te hebben aan den diefstall en huisbraake
gecommitteert bij den Heer Pastoor tot Heungen. Waar
bij geassisteert hebben alle de persoonen bij
artikel 2 genomineert en dan
Caspar den Bode,
Willem en desselfs Broeder Caspar den bode.
Waarvan hij gedetineerde ’t eerste door Stein
Hens is worden geadverteert. Wanneer den selve sig
in het Crutzerveld vergaedert hebben gegaan sijn
over Nieuwenhaegen tot in het veld tusschen
Vinkenraede, Hostert en der Worm, alwaar sij eene
meenigte vreemde ten getalle van seeventig man of
daaromtrent gevonden hebben, waer onder sig bevond
Zander Ross, den chirurgijn Kerkhoffs, desselfs
broeder van Merkstein, den Hamaeker uijt den Broek
van Ubag, den Kreekel van Merkstein tegenwoordig
geexecuteert en d’andere hem onbekent, gewapent met
stocken, flinten en pistoolen. Waar van daan alle
gegaan sijn tot aan Heugen in een herberg omtrent de
pastorije geleegen waarvan den hospes genaemt wierde
Joannes.
Sijnde den coster van Heungen meede present geweest.
Wanneer een gedeelte der complicen de deure
aan den misthoff met hunne couteren opgebrooken
hebbende een gat naast de huijsdeure gemaakt,
daardoor in gekroopen en de huijsdeure geopent
hebbende en alsdoen een groot aantal complicen naar
het huijs ingevallen en aldaar alles met genoomen en
gestoolen hebben. Waeronder de monstrants sig
bevond,
waarmeede de vrouwe van den
schoemaaker Kerkhoffs van Merkstein de benedictie in
den naast geleegen bosch gegeeven heeft.
Welke gestoolene goederen in agt packen
gebonden sijnde meest nae ’s Hertogenraede en
Merkstein gedraegen sijn,
edog twee nae Heerlen een door den Horrebedor t'
ander door den Meijer dewelke sijn aan Jode van
Geilenkerken verkogt hebben. Waarvan hij
gedetineerde voor sijn aandeel geprofiteert en
ontfangen heeft uijt handen van den chirurgijn
Kerkhoffs 7 ½ schelling.
Havert
Art 5. Bekent sig te refereeren tot
den inhoud der bekentenisse gedaan bij confrontatie
en verders addeerende dat den daarbij benoemden
Peter van Cunraede nae het hooren seggen
souden Jansen genoemt sijn wiens vader een
kalkbrender geweest is. Soo als ook dat daarbij
handdaedig sij geweest Wilhelmus Cordeweener en
Henricus Kreijten, Caspar de Bode, Willem, en Casper
den Bode in verders soo als bij de gemelte
confrontatie te vinden en te sien is.
Waarnae den gedetineerden is losgelaaten van
den stoel van torture op vaste belofte van deesen
agter middag alles te denuntieeren wat hem mogte
invallen.
Coram iisdem
Continuatio gehouden
eodem post meridiem
Is wederommen van wegens den Heer Lt. Hoog
Drossard gesisteert den gedetineerde Joannes
Geritzen en heeft verklaard dat tot Havert
handdaedig en present te sijn geweest
den schepen van Vinkenraede sig op
Rimbourg omgebragt hebbende
Frans Willem den slagter van
Broekhuijs en desselfs soone Henricus (hebbende een
vleck aan een oog)
Herman Maas van den Linden,
Nicolaes Creuwen uijt de
Coolhoven, welken laasten meede geassisteert heeft
aan de diefstall en huijsbraeken begaan tot Martinus
aan de Hand, tot Wijnandsrade, Heungen en Havert
verders weever Lins van Welten den
welken aan alle de boven genoemde diefstallen en
huijsbraaken meedepligtig geweest is
soo als ook desselfs jongste broeder Willem woonende
tot Aaken op den Capucinergraf, wollenweever
geassisteert bij en pligtig aan de voormelt
diefstallen, uijtgenoomen Heungen,
Vossen Lintgen van Welten den
welken meede geassisteert heeft bij Martinus
voormeld te Wijnands Raede, Heugen en Havert. En
voor soo verre omstandigheeden betreft refereert sig
tot t' geen bij confrontatie gesegt
Nicolaes Scheepers
Art 6. Bekent sig te refereeren tot
het gedeponerde bij confrontatie. Alleen addeerende
dat daarbij nog geassisteert hebben Nicolaas
Creuwen, weevers Lins en desselfs jongste broeder
als ook Herman Maas, Casper de Boode naast den Uil
in het Gatzken woonende en verders geene meer hem
bekent. Omtrent d’ omstandigheeden sig beroepende op
het geene bij confrontatie geantwoort heeft.
Bij weduwe Stevens
Art 7. Verklaart daar niet present
geweest te sijn vermits doen ter tijd op Prickenis
bij Rosenboom gewoont heeft.
Op ter Eijck
Art 8 Verklaart sig te refeeren
tot sijn responsiven bij confrontatie.
Voerkar
Art 9. Persisteert den
gedetineerde nog daar niet bij te sijn geweest
Art 10. Expedivit precedentibus.
Art 11. Verklaart den gedetineerden meede
gecoopereert te hebben aan den diefstal begaan
tusschen 4 ad 5 jaaren aan de Maasband bij
Walraven waarbij geassisteert hebben Nicolas
Creuwen, Horrebedor, Andriesken, Meijer,
Bussen Geerken, Wevers Görten
Lins, Vossen Lintgen, ’t swart Peterken, Caspar den
Bode, Wilhelmus Cordewener, Hendrik Kreijten, der
Gleser.
Van welken diefstal hij gedetin. ’t eerst is
geadverteert geworden door Joannes Steins en J.
Junemann, den welcken ... aer... Dat de genoemde
complicen sig versaemelt hebbende in de Heugden
gegaan sijn langs Hulsberg alwaar bij hun gekoomen
sijn nog andere complicen van Climmen en verdere
onderbanken. Waaronder twee waaren van Hulsberg ,den
eenen een dagloner en den anderen een schoen maeker,
wiens naemen hem onbekent. Tot aan deese sijde Beek,
alwaar sig bij hun vervoegde verscheijde vreemde
cameraten ten getalle van twintig, alle gewaapent
soo met stocken als schietgeweer. Waaronder sig
bevond den chirurgijn Kerkhoffs te paard.
En daar vandaan gegaan sijn tot aan de
Maasband aan ’t huijs van Walraven, alwaar
gearriveert sijnde wegens der sterkte der deuren een
gat in de muijr naast de deure gebrooken hebben.
Waerdoor eenen ingekroopen sijnde de deure aan
d’overige geoopent heeft .Dewelke onder het
aanvoeren van den chirurgijn Kerkhoffs nae het
lossen van het eenige scheuten alles overweldigt,
de luijden onmenschelijk gekneevelt en geslaegen en
van alle vind en draegbaar goederen en effecten
berooft hebben.
Wanneer nae verblijff van een uijr belaaden
met hunnen buijt bestaande in ses packen, waervan
een van Andriesken, ’t tweede door den Knisch en ’t
derde door Wilhelmus Cordewener gedraagen wierd, het
huijs en plaatse voornoemd verlaaten hebben en de
vreemde van de Heerlensche gescheijden sijn. Van
welken dieftstal hij gedetineerden uijt handen van
den chirurgijn Kerkhoffs bij geleegentheijd dat te
’s Hertogenrade was ses schilling voor sijn gedeelte
geprofiteert en ontfangen heeft.
En gevraagt sijnde waaromme altoos maar eenen
bagatelle van den diefstal profiteerde, heeft
geantwoort dat d’ opperste t meeste hielden en den
gemeenen nae goetvinden meede deelden.
Verders verklaart den gedetin. meede
gecoopereert en handdaedig te sijn aan den violenten
diefstal en huijsbraeke begaan tot Wurm
omtrent vier jaaren geleeden. Waarbij geassisteert
hebben Nicolaes Creuwen, ’t haardieffken,
Andriesken, der Sijp,
’t Hermesken, Peter uijt den Uijl,
der Caspar de bode, Voossen Lintgen, de weevers
Lins, Wilhelmus Cordewener, Henricus Kreijten, der
Meijer, der Gleser, en nog eenige uijt het overige
land van Valkenburg aan hem gedetineerde onbekent.
De welke egter Andriesken wel sal kennen vermits
daar in het land gewerkt heeft op de Leijen daaken.
Waar van hem gedetineerde ’t eerste is worden
gesprooken door Joannes Steins wanneer
de gemelden persoonen sig versaemelt hebbende aan
deese sijde Nieuwenhagen en voortgegaan
over den Heerenweg langs Marienberg tot dat de
vreemde bij hun gekoomen zijn in ’t veldje
tuschen Broekhuijsen en Marienberg. Waaronder sig
bevonden Frans Willem Slagter van Broekhuijsen en
desselfs soone Henricus met die vleck aan ’t oog,
den scheepen van Vinkenraede te Rimboorg
geexecuteert, den schoenmaeker Kerkhoffs, der Krekel
van Merkstein, den chirurgijn Kerkhoffs van ’s
Hertogenrade, te paard ’t commando voerende welke
twee laatsgem. bij d’overige genoemde en verdere
complicen gekoomen sijn aan deese sijde Vreelenberg.
Dat nog daarbij geweest is
den molenaar van Rimburg,
den Haemaeker van Ubag uijt den Broek,
der Kretzer van Merkstein,
Zander Ross,
nog eenen van Ubag den man van
Marie Catharina woonende boven de kerk op de slinkse
hand, leggend twee steenen aan de deur, hebbende
herberg en winckel gehouden en nog eenige andere, de
welke hij niet weet te noemen ten getalle van
twintig persoonen. Dat deese soo als ook de
Heerlensche alle gewaepent waeren met stocken,
schietgeweer en onder deselve Kerckhoffs met een
flint
Wanneer sij gesaamentlijcke complicen daar vandaan
gegaan sijn tot Wurm aan een huijs een goeden scheut
wegs van de kerke aldaar geleegen. Dat sij aldaar
onder commando van Kerkhoffs voorn. de poorte
geforceert en geoopent hebben met een kouteren. En
alstoen aan ’t huijs gekoomen sijnde naar de huijse
een gat in de deure gebrooken hebbende, den
haemaeker van Ubag d’eerste is ingekroopen en hun de
voordeure geoopent heeft. Alswaneer sij
gesaementlijke complicen ingegaan sijnde, de kaamers
openende alle vind en draagbaere effecten genoomen
en gestoolen hebben, nae alvoorens de in huijs
sijnde persooonen gebonden en onmenschelijk
mishandelt te hebben.
Dat hem gedetin. bewust is en gesien heeft
dat de jonge vrouw uijt het gemelt huijs onteert
wierde door den chirurgijn Kerkhoffs, desselfs
broeder den schoenmaeker van Merkstein en nog eenen
derden aan hem onbekent den eenen nae den anderen
terwijlen gemelte vrouw door hun vast gehouden
wierd.
Dat deselve alles gesackt en gepackt hebben
en onder anderen Kerkhoffs sijnen mantelsack
opgevult heeft met een kistje met geld, soo hij
vermeent. Welke Kerkhoffs ordinair bij d' expedities
met eenen kneevel in ’t gesigt gedegiseert was. Van
welke gestoolen goederen drie packen naar Heerlen
sijn gebragt gedraagen door Nicolaes Creuwen, den
Sijpp, ’t derde door Wilhelmus Cordewener. Welken
laast ging volgens eijgen seggen sijn gepack aan de
Jooden
van Geilekerken en d' twee eerste in Aaken verkogt
hebben.
Nae welken gedaaen diefstal de
gesaementlijken complicen weggegaan en gescheijden
sijn aan den Ubacher bosch. Dat hij gedetineerde
voor sijn aandeel uijt handen van meergem.
Chirurgijn Kerkhoffs den selven nagt vier en een
halve schilling ontfangen heeft.
Verders verklaart den
gedetin. dat de vrouwe van den schoenmaker
Kerckhoffs te Heugen, Havert en Wurm, so als oock de
oudste dogter, genaamt Anna Joseph van den hospes
uijt de Vivat geassisteert heeft bij de diefstall te
Wurm en Heungen.
Verders verklaart den gedetineerde meede
gecoopereert te hebben en handdaedig te sijn aan den
diefstal gebeurt bij de weduwe Janssen tot
Immendorf. Waarbij geassisteert hebben
Nicolaes Creuwen, der Horrebedor aan den Linden, der
Meijer, Andriesken, Peter uijt den Uijl, den Stein
Hens, Juneman, der wevers Lins, Wilhelmus
Cordewener, ’t Haerdieffken, der Hend. Kreijten, den
Broeder van den wever Lins woonende in Aaken, ’t
Bussen Geerken, Vossen Lintgen, Casper de Bode, der
Gleser,
’t Bussen Hensken.
Dat aan hem gedetineerde daar van d’eerste
kennisse gegeeven is door Steen Hens, als wanneer
sij Heerlensche bij malcanderen gekoomen sijn in ’t
Crutzerveld digt aan den Hof Echleen. Vanwaar sij
over Nieuwenhaegen sijn gegaan tot in t' veltje bij
Valckerhorst... Dat aldaar bij hun gekoomen sijn der
slagter Frans Willem en desselfs soon Henricus met
die vleck aan t oog van Broekhuijsen en den Molenaar
van Broekhuijsen in de heijde geëxecuteert. En d’
overige vreemde ten getalle omtrent twintig man aan
den Marienberger bosch agter de kerk, waar onder sig
meede bevonden den chirurgijn Kerkhoff en desselfs
broeder den schoenmaeker, de haemaeker van Ubag en
meer andere dewelke hij alle niet weet te noemen.
Vanwaar sij, alle gewaepent met stocken en
schietgeweer, direct naar ’t voormelte huijs gegaan
sijn en de poorte door forceeringe van de schrawen
met een kouteren geopent hebbende de huijsdeure met
gemelte kouters meede geforceert hebben. Als wanneer
sij in t' huijs koomende alle de sig daar bevindende
persoonen geknevelt en gebonden, soo als ook alle
vind- en draegbaare effecten en geld gestoolen, in
ses packen gebonden en weggedraegen hebben. Waarvan
er drie, – één door Nicolaas Creuwen, één door
Andriesken en t' derde door den Meijer, – naar hunne
huijsen sijn worden gedraegen. Den. volgens hun
seggen, daarnae te Aaken in de Lommert verkogt
hebben.
Dat sij gesaementlijke complicen nae
gecommiteerden diefstalle gegaen sijn tot aan den
Rimbourger bosch alwaar sij sig van de Spaansche of
vreemde gescheijden hebben. Als wanneer hij gedetin.
aldaar uijt handen van de chirurgijn Kerkhoffs
ontfangen heeft 3,5 schilling voor
sijn aandeel.
Verders bekent meede handdaedig te sijn
geweest aan eenen diefstal en inbreuke gedaan tot
Hunshoven aan een huijs geleegen boven t'
Cruijs, alwaar boven de deure aan dit huijs een
daakje met leijen gedekt was. Sonder dat hij
positive weet wie in dit huijs woonde, vermits den
chirurgijn Kerkhoffs hun wel de plaatse noemde waar
sij souden nae toe gaan maar niet de menschen.
Sijnde hij ook niet in huijs geweest.
Waarbij geassisteert hebben alle de alhier
gedetineerde persoonen,
(uijtgenoomen Zander Austen)
der Lin, der Meijer, Bussen Hensken, desselfs broer
Geerken ’t Swart Peterken, wevers Lins
en desselfs broeder van Aaken, Vossen Lintgen,
Wilhelmus Cordewener en Hendr. Kreijten, Nicolaes
Creuwen, Caspar den Bode, waarvan hij gedetineerde
t' eerste is verwittigt geworden, dan Johannes
Steins. Wanneer sig de bovengenoemde persoonen
versaemelt hebben aan de Heldevier Cammen en daarvan
daan gegaan tot Hunshoven, nae dat zij de overige
vreemde cameraeten aan hen Zijpen bosch gevonden
hadden, ten getalle van twintig of meer. Waaronder
sig bevond Frans Willem van Broekhuijsen en desselfs
soons Hendricus met de vleck aan eene ooge, den
molenaer van Immedorf
Broekhuijsen thans geexecuteerd, den scheepen van
Vinckeraed, den chirurgijn Kerkhoffs te peerd het
commando voerende, en desselfs broeder
van Merksteijn, den kretzer van Merksteijn, den
hameeker van Ubag uijt den Broek, den man
van Maria Catharina zijnde halven neef van den
halfwin van Neijsenbroek en de andere hem bij
naame onbekend. Gewaapent so met stocken als
schietgeweer, en onder anderen Kerkhoffs een
kleen geweer aan zijn peerd, t' welck hij altoos
meedevoerde.
En gekoomen sijnde te Hunshoven hebben sij de
korte venster naest de deure sijnde opgebrooken,
waardoor ingeklommen is den hameeker uijt het Broek
en vervolgens de deure geopent heeft. Wanneer den
meenigte gesellen in huijs sijn gegaan, twee
persoonen gebonden en niet veel gestoolen weegens de
weijnigen tijd die hun overbleef, terwijlen de
nabuijren op het hulpe roepen opkwaamen. Te welke
oorsaake de gesaementlijke complicen de vlugt hebben
moeten neemen.
Waarvan hij gedetin. geprofiteert heeft voor
sijn aandeel uijt handen van den chirurgijn
Kerkhoffs sesthien marck.
Voor het overige segt hij gedetin. sig voor
als nu niet te kunnen rememoreeren aan eenige
verdere diefstallen plichtig te zijn met vaste
belofte om naeders alles te openbaaren wat hem
gedetin. nog sal invallen.
Art 12. Verklaard den gedetineerde geweest te
zijn bij de nagt omtrent vijf jaaren geleeden in
de capelle op St Lennerts berg bij s' Hertogenraede
Eed
Art 13. Bekend insgelijck en dat
hij gedetin. den eed heeft uijtgeswooren in handen
van Kerkhoffs den Chirurgijn, den welcken hun
aanmaande en forceerde om sulckx te doen, op poene
van doot geschooten te worden. Welcken eed bestond
dat hun voorgehouden wierde door Kerkhoffs om God af
te sweeren en den duijvel aan te kleeven ten tijde
een taefeltje in gemelde capelle stond waarop waeren
een wit kleedje twee brandende keerssen om een houte
crucifix. Waarvoor den gedetineerde en andere
sweerende moesten knielen met voornemen om alle
kwaad te doen, steelen, moorden als branden en in
handen van justitie geraakende of andersints nijmand
van hunne bende souden moeten of durven beklappen.
Waarop hij gedetin. beneffens de andere moesten
seggen de volgende woorden, met erectie van de twee
voorste vingers:
Ick sweer God en alle sijne heijligen af en den
duijvel toe.
Wanneer bij hem gedetineerde was, Nicolaes
Creuwen, Horrebedor, Meijer, Andriesken, wevers Lins
en desselfs broeder, ’t Swart Peterken, den Gleeser,
Junemann, Busse Geerken, Wilhelmus Cordewener,
Hendricus Creijten, Vosse Lindje. Steijn Hens,
Peterken uijt den Uijl en meer andere dewelke hij
met naame niet weet te noemen. Welcken eed bij alle
leeden van de Bende moeste uijtgeswooren worden.
Waarmee alle de bovengenoemde persoonen ieder
na sijn huijs gegaan sijn
Er heeft den gedetin. na lectuijre hierbij in
omnibus et singulis blijven persisteeren ten eijnder
deese gehandmerkt vermits schrijvens onervaren.
Dit is het hand + merk van
Joannes Geritz
Nobis Presentibus
L.G. Pelt --- F. Theod. Craen
G. Swildens --- J.W. Cotzhuijsen
N. Neijssen
Recollectie gedaan binnen Val-
kenborg den 16 april 1773
Ten overstaan van
D’ Heeren Schepenen v. Craan
Swildens, Pelt, v. Cotzhuijsen
en Nijssen
gedaan over
t' gedeponeerde door Johannes
Geeritz op gisteren den 15 april
buijten pijn en banden
Is gesisteert den voormelte
gedetineerde en nae dat den selven sijn gedaane
bekentenisse van woorde tot woorde was worden
voorgeleesen en hij daar over gerecolleert, heeft
den selven verklaart in allen deelen en poincten
daarbij te blijven persisteeren.
Alleen addeerende dat hij
vergeeten dat bij den diefstall tot Wurm meede
geassisteert heeft ]Jacobus Juneman, alsmeede dat
hij gedetin. sig rememoreert eens twee garven roggen
uijt het veld genoomen te hebben in den hoendersack.
Ten fine deese vermits schrijvens onervaaren
gehandmerkt
Dit is het hand + merk van Joannes Gerits
Nobis
Præsentibus
F. Theod Craen
G. Swildens –– L.G. Pelt
J.W. Cotzhuijsen
N. Neijssen
|
|