DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


Entree    Documenten    Processtukken    Scherp verhoor

© Maaike van Eekelen

PROCESSTUKKEN

© Maaike van Eekelen

Continuatie scherp examen Joannes Gerrits en recollectie 16 april 1773
Rijckheyt Heerlen – Schepenbank Heerlen 1168



  Coram iisdem
Continuatio gehouden
binnen Valkenborg den
15 april 1773
  Is door den Heer Claeger gesisteert Joannes Gerits alias Houben Hens. Aan welken het vonnis van Scherper Examen voorleesen sijnde, verclaarde alles het geene hij wiste te sullen bekennen en de complicen te sullen ontdecken.
  En heeft vervolgens bekent

  artikel 1
  Dat hij gedetineerde beneevens veele andere complicen sig pligtig gemaakt heeft aan verscheijde huijsbraake en diefstallen. 
  [later bijgeschreven: Waarnaar den gedetin. eerstelijck de duijmschruijven en vervolgens de rechter scheen schruijve geappliceert sijnde]
  Martinus
  aan de hand

  Art 2. bekent meede pligtig te sijn geweest aan de violenten diefstall gedaan bij Martinus aan de Hand Lande van ter Heijden. Dat daarbij geassisteert hebben
der Horrebedoor, ’t Haardiefken,
Andriesken, der Meijer,
Peterken uijt den Uijl, der Gleser,
den Stein Hens, Gelis Dauven van Bensenraade
Willem, kort van postuur woonende in de Geleenstraat digt bij den geene die de dogter van Claas aan der Grindel heeft, wiens toenaam hem onbekent,
Wilhelmus Cordewener woonende in de Ganseweijde,
swart Peterken,
Hendrik Kreiten, getrouwt met Engel Cordewener beijde woonagtig aan de Heerlerheijde
en desselfs jongsten broeder.
  Dat daartoe aan hem gedetineerden den eersten aanslag gegeeven heeft der Stein Hens, ten sijnen gedetin. huijse. Dat den gedetineerde en complices bij malkanderen gekoomen sijn aan den Beek en eenige boven op de Straat, van waar sij gegaan sijn tot omtrent het huijs van Martinus. Dat onderwegs nog bij hun gekoomen sijn, eerst aan Crombag, nog aan Steenstraaten en eijndelijk aan de Hoeff eene meenigte vreemde persoonen.
  Waeronder hij gekent heeft meester of chirurgijn Kerkhoffs,
en den Haemmaker uijt den Broek,
Kerkhoffs van Merkstein,
Zander Ross en meer andere dewelke hij niet gekent en heeft.
  Dat hij gedetineerde gewaepent is geweest met eenen stock en een pistol, dan chirurgijn Kerckhoffs met een kort geweer en d’ overige met stocken en allerhande schietgeweer en eenige met ijseren kouters aan de deuren te forceeren.
  Dat den gemelde chirurgijn aldaar het commando te peerd gevoerd heeft. Wanneer eenige der complicen de deure met de voorn. instrumenten geforceert en geopent hebben, dat in huijs
geraakt zijnde den hospes met d’ overige personen nae eene dappere resistentie onmenschelijk gebonden en geslaagen hebben. Waartoe hij gedetineerde selfs eenige slagen gevoegt heeft, edog wegens de menigte der complicen heeft moeten uijtscheijden.
  Dat als doen alle vind- en draegbaare effecten uijt het huijs gestoolen en meede genoomen hebben, gebonden in tien packen waarvan de meeste naar ’s Hertogenrade sijn gebragt en een dito aan hem gedetin. voor sijn aandeel is gegeeven geworden, ’t welck hij tot in Schandelen gedraegen hebbende twee daegen naar dat aan eenen passeerenden ouden grijsen Joode van Gangelt verkogt heeft voor twee courante rijxdaalders. Kunnende niet seggen waar de andere met hunne gestoolene goederen gebleeven sijn dat de gesaementlijke complicen nae omtrent twee uuren aan de Hand gebleeven te zijn de vlugt hebben moeten neemen terwijl te Berg naast geleegene plaatse op de klock geslaegen wierd.
  Wijnandsrade
  Art. 3 Bekent en refereert sig tot ’t geene op artikelen van confrontatie verklaart heeft en nae dat aan hem sulx wederomme was worden voorgeleesen verklaart addeerende dat nog meer daarbij geassisteert hebben Wilhelmus Cordewener en Hendrick Kreijten. Sonder dat hij gedetineerde andere naedere omstandigheeden als geseijt sijn weet te seggen
  Heungen
  Art. 4 Verklaart meede gecoopereert te hebben aan den diefstall en huisbraake gecommitteert bij den Heer Pastoor tot Heungen. Waar bij geassisteert hebben alle de persoonen bij artikel 2 genomineert en dan
Caspar den Bode, Willem en desselfs Broeder Caspar den bode.
  Waarvan hij gedetineerde ’t eerste door Stein Hens is worden geadverteert. Wanneer den selve sig in het Crutzerveld vergaedert hebben gegaan sijn over Nieuwenhaegen tot in het veld tusschen Vinkenraede, Hostert en der Worm, alwaar sij eene meenigte vreemde ten getalle van seeventig man of daaromtrent gevonden hebben, waer onder sig bevond Zander Ross, den chirurgijn Kerkhoffs, desselfs broeder van Merkstein, den Hamaeker uijt den Broek van Ubag, den Kreekel van Merkstein tegenwoordig geexecuteert en d’andere hem onbekent, gewapent met stocken, flinten en pistoolen. Waar van daan alle gegaan sijn tot aan Heugen in een herberg omtrent de pastorije geleegen waarvan den hospes genaemt wierde Joannes.
Sijnde den coster van Heungen meede present geweest.
  Wanneer een gedeelte der complicen de deure aan den misthoff met hunne couteren opgebrooken hebbende een gat naast de huijsdeure gemaakt, daardoor in gekroopen en de huijsdeure geopent hebbende en alsdoen een groot aantal complicen naar het huijs ingevallen en aldaar alles met genoomen en gestoolen hebben. Waeronder de monstrants sig bevond,
waarmeede de vrouwe van den schoemaaker Kerkhoffs van Merkstein de benedictie in den naast geleegen bosch gegeeven heeft.
  Welke gestoolene goederen in agt packen gebonden sijnde meest nae ’s Hertogenraede en Merkstein gedraegen sijn,
edog twee nae Heerlen een door den Horrebedor t' ander door den Meijer dewelke sijn aan Jode van Geilenkerken verkogt hebben. Waarvan hij gedetineerde voor sijn aandeel geprofiteert en ontfangen heeft uijt handen van den chirurgijn Kerkhoffs 7 ½ schelling.
  Havert
  Art 5. Bekent sig te refereeren tot den inhoud der bekentenisse gedaan bij confrontatie en verders addeerende dat den daarbij benoemden Peter van Cunraede nae het hooren seggen
souden Jansen genoemt sijn wiens vader een kalkbrender geweest is. Soo als ook dat daarbij
handdaedig sij geweest Wilhelmus Cordeweener en Henricus Kreijten, Caspar de Bode, Willem, en Casper den Bode in verders soo als bij de gemelte confrontatie te vinden en te sien is.
  Waarnae den gedetineerden is losgelaaten van den stoel van torture op vaste belofte van deesen
agter middag alles te denuntieeren wat hem mogte invallen.


  Coram iisdem
Continuatio gehouden 
eodem post meridiem
Is wederommen van wegens den Heer Lt. Hoog Drossard gesisteert den gedetineerde Joannes Geritzen en heeft verklaard dat tot Havert handdaedig en present te sijn geweest
den schepen van Vinkenraede sig op Rimbourg omgebragt hebbende
Frans Willem den slagter van Broekhuijs en desselfs soone Henricus (hebbende een vleck aan een oog)
Herman Maas van den Linden,
Nicolaes Creuwen uijt de Coolhoven, welken laasten meede geassisteert heeft aan de diefstall en huijsbraeken begaan tot Martinus aan de Hand, tot Wijnandsrade, Heungen en Havert
verders weever Lins van Welten den welken aan alle de boven genoemde diefstallen en huijsbraaken meedepligtig geweest is
soo als ook desselfs jongste broeder Willem woonende tot Aaken op den Capucinergraf, wollenweever geassisteert bij en pligtig aan de voormelt diefstallen, uijtgenoomen Heungen,
Vossen Lintgen van Welten den welken meede geassisteert heeft bij Martinus voormeld te Wijnands Raede, Heugen en Havert. En voor soo verre omstandigheeden betreft refereert sig tot t' geen bij confrontatie gesegt
  Nicolaes Scheepers
  Art 6. Bekent sig te refereeren tot het gedeponerde bij confrontatie. Alleen addeerende dat daarbij nog geassisteert hebben Nicolaas Creuwen, weevers Lins en desselfs jongste broeder als ook Herman Maas, Casper de Boode naast den Uil in het Gatzken woonende en verders geene meer hem bekent. Omtrent d’ omstandigheeden sig beroepende op het geene bij confrontatie geantwoort heeft.
  Bij weduwe Stevens
  Art 7. Verklaart daar niet present geweest te sijn vermits doen ter tijd op Prickenis bij Rosenboom gewoont heeft.
  Op ter Eijck
  Art 8 Verklaart sig te refeeren tot sijn responsiven bij confrontatie.
  Voerkar
  Art 9. Persisteert den gedetineerde nog daar niet bij te sijn geweest

  Art 10. Expedivit precedentibus.

  Art 11. Verklaart den gedetineerden meede gecoopereert te hebben aan den diefstal begaan tusschen 4 ad 5 jaaren aan de Maasband bij Walraven waarbij geassisteert hebben Nicolas Creuwen, Horrebedor, Andriesken, Meijer,
Bussen Geerken, Wevers Görten Lins, Vossen Lintgen, ’t swart Peterken, Caspar den Bode, Wilhelmus Cordewener, Hendrik Kreijten, der Gleser.
  Van welken diefstal hij gedetin. ’t eerst is geadverteert geworden door Joannes Steins en J. Junemann, den welcken ... aer... Dat de genoemde complicen sig versaemelt hebbende in de Heugden gegaan sijn langs Hulsberg alwaar bij hun gekoomen sijn nog andere complicen van Climmen en verdere onderbanken. Waaronder twee waaren van Hulsberg ,den eenen een dagloner en den anderen een schoen maeker, wiens naemen hem onbekent. Tot aan deese sijde Beek, alwaar sig bij hun vervoegde verscheijde vreemde cameraten ten getalle van twintig, alle gewaapent soo met stocken als schietgeweer. Waaronder sig bevond den chirurgijn Kerkhoffs te paard.
  En daar vandaan gegaan sijn tot aan de Maasband aan ’t huijs van Walraven, alwaar gearriveert sijnde wegens der sterkte der deuren een gat in de muijr naast de deure gebrooken hebben. Waerdoor eenen ingekroopen sijnde de deure aan d’overige geoopent heeft .Dewelke onder het aanvoeren van den chirurgijn Kerkhoffs nae het lossen van het eenige scheuten alles overweldigt,
de luijden onmenschelijk gekneevelt en geslaegen en van alle vind en draegbaar goederen en effecten berooft hebben.
  Wanneer nae verblijff van een uijr belaaden met hunnen buijt bestaande in ses packen, waervan een van Andriesken, ’t tweede door den Knisch en ’t derde door Wilhelmus Cordewener gedraagen wierd, het huijs en plaatse voornoemd verlaaten hebben en de vreemde van de Heerlensche gescheijden sijn. Van welken dieftstal hij gedetineerden uijt handen van den chirurgijn Kerkhoffs bij geleegentheijd dat te ’s Hertogenrade was ses schilling voor sijn gedeelte geprofiteert en ontfangen heeft.
  En gevraagt sijnde waaromme altoos maar eenen bagatelle van den diefstal profiteerde, heeft geantwoort dat d’ opperste t meeste hielden en den gemeenen nae goetvinden meede deelden.
 
  Verders verklaart den gedetin. meede gecoopereert en handdaedig te sijn aan den violenten diefstal en huijsbraeke begaan tot Wurm omtrent vier jaaren geleeden. Waarbij geassisteert hebben Nicolaes Creuwen, ’t haardieffken, Andriesken, der Sijp,
’t Hermesken, Peter uijt den Uijl, der Caspar de bode, Voossen Lintgen, de weevers Lins, Wilhelmus Cordewener, Henricus Kreijten, der Meijer, der Gleser, en nog eenige uijt het overige land van Valkenburg aan hem gedetineerde onbekent. De welke egter Andriesken wel sal kennen vermits daar in het land gewerkt heeft op de Leijen daaken.
  Waar van hem gedetineerde ’t eerste is worden gesprooken door Joannes Steins wanneer
de gemelden persoonen sig versaemelt hebbende aan deese sijde Nieuwenhagen en voortgegaan
over den Heerenweg langs Marienberg tot dat de vreemde bij hun gekoomen zijn in ’t veldje
tuschen Broekhuijsen en Marienberg. Waaronder sig bevonden Frans Willem Slagter van Broekhuijsen en desselfs soone Henricus met die vleck aan ’t oog, den scheepen van Vinkenraede te Rimboorg geexecuteert, den schoenmaeker Kerkhoffs, der Krekel van Merkstein, den chirurgijn Kerkhoffs van ’s Hertogenrade, te paard ’t commando voerende welke twee laatsgem. bij d’overige genoemde en verdere complicen gekoomen sijn aan deese sijde Vreelenberg.
  Dat nog daarbij geweest is den molenaar van Rimburg,
den Haemaeker van Ubag uijt den Broek,
der Kretzer van Merkstein,
Zander Ross,
nog eenen van Ubag den man van Marie Catharina woonende boven de kerk op de slinkse hand, leggend twee steenen aan de deur, hebbende herberg en winckel gehouden en nog eenige andere, de welke hij niet weet te noemen ten getalle van twintig persoonen. Dat deese soo als ook de Heerlensche alle gewaepent waeren met stocken, schietgeweer en onder deselve Kerckhoffs met een flint
Wanneer sij gesaamentlijcke complicen daar vandaan gegaan sijn tot Wurm aan een huijs een goeden scheut wegs van de kerke aldaar geleegen. Dat sij aldaar onder commando van Kerkhoffs voorn. de poorte geforceert en geoopent hebben met een kouteren. En alstoen aan ’t huijs gekoomen sijnde naar de huijse een gat in de deure gebrooken hebbende, den haemaeker van Ubag d’eerste is ingekroopen en hun de voordeure geoopent heeft. Alswaneer sij gesaementlijke complicen ingegaan sijnde, de kaamers openende alle vind en draagbaere effecten genoomen en gestoolen hebben, nae alvoorens de in huijs sijnde persooonen gebonden en onmenschelijk
mishandelt te hebben.
  Dat hem gedetin. bewust is en gesien heeft dat de jonge vrouw uijt het gemelt huijs onteert wierde door den chirurgijn Kerkhoffs, desselfs broeder den schoenmaeker van Merkstein en nog eenen derden aan hem onbekent den eenen nae den anderen terwijlen gemelte vrouw door hun vast gehouden wierd.
  Dat deselve alles gesackt en gepackt hebben en onder anderen Kerkhoffs sijnen mantelsack opgevult heeft met een kistje met geld, soo hij vermeent. Welke Kerkhoffs ordinair bij d' expedities met eenen kneevel in ’t gesigt gedegiseert was. Van welke gestoolen goederen drie packen naar Heerlen sijn gebragt gedraagen door Nicolaes Creuwen, den Sijpp, ’t derde door Wilhelmus Cordewener. Welken laast ging volgens eijgen seggen sijn gepack aan de Jooden
van Geilekerken en d' twee eerste in Aaken verkogt hebben.
  Nae welken gedaaen diefstal de gesaementlijken complicen weggegaan en gescheijden sijn aan den Ubacher bosch. Dat hij gedetineerde voor sijn aandeel uijt handen van meergem. Chirurgijn Kerkhoffs den selven nagt vier en een halve schilling ontfangen heeft.
  Verders verklaart den gedetin. dat de vrouwe van den schoenmaker Kerckhoffs te Heugen, Havert en Wurm, so als oock de oudste dogter, genaamt Anna Joseph van den hospes uijt de Vivat geassisteert heeft bij de diefstall te Wurm en Heungen.

  Verders verklaart den gedetineerde meede gecoopereert te hebben en handdaedig te sijn aan den diefstal gebeurt bij de weduwe Janssen tot Immendorf. Waarbij geassisteert hebben Nicolaes Creuwen, der Horrebedor aan den Linden, der Meijer, Andriesken, Peter uijt den Uijl, den Stein Hens, Juneman, der wevers Lins, Wilhelmus Cordewener, ’t Haerdieffken, der Hend. Kreijten, den Broeder van den wever Lins woonende in Aaken, ’t Bussen Geerken, Vossen Lintgen, Casper de Bode, der Gleser,
’t Bussen Hensken.
  Dat aan hem gedetineerde daar van d’eerste kennisse gegeeven is door Steen Hens, als wanneer sij Heerlensche bij malcanderen gekoomen sijn in ’t Crutzerveld digt aan den Hof Echleen. Vanwaar sij over Nieuwenhaegen sijn gegaan tot in t' veltje bij Valckerhorst... Dat aldaar bij hun gekoomen sijn der slagter Frans Willem en desselfs soon Henricus met die vleck aan t oog van Broekhuijsen en den Molenaar van Broekhuijsen in de heijde geëxecuteert. En d’ overige vreemde ten getalle omtrent twintig man aan den Marienberger bosch agter de kerk, waar onder sig meede bevonden den chirurgijn Kerkhoff en desselfs broeder den schoenmaeker, de haemaeker van Ubag en meer andere dewelke hij alle niet weet te noemen.
  Vanwaar sij, alle gewaepent met stocken en schietgeweer, direct naar ’t voormelte huijs gegaan sijn en de poorte door forceeringe van de schrawen met een kouteren geopent hebbende de huijsdeure met gemelte kouters meede geforceert hebben. Als wanneer sij in t' huijs koomende alle de sig daar bevindende persoonen geknevelt en gebonden, soo als ook alle vind- en draegbaare effecten en geld gestoolen, in ses packen gebonden en weggedraegen hebben. Waarvan er drie, – één door Nicolaas Creuwen, één door Andriesken en t' derde door den Meijer, – naar hunne huijsen sijn worden gedraegen. Den. volgens hun seggen, daarnae te Aaken in de Lommert verkogt hebben.
  Dat sij gesaementlijke complicen nae gecommiteerden diefstalle gegaen sijn tot aan den Rimbourger bosch alwaar sij sig van de Spaansche of vreemde gescheijden hebben. Als wanneer hij gedetin. aldaar uijt handen van de chirurgijn Kerkhoffs ontfangen heeft 3,5 schilling voor
sijn aandeel.

  Verders bekent meede handdaedig te sijn geweest aan eenen diefstal en inbreuke gedaan tot Hunshoven aan een huijs geleegen boven t' Cruijs, alwaar boven de deure aan dit huijs een daakje met leijen gedekt was. Sonder dat hij positive weet wie in dit huijs woonde, vermits den chirurgijn Kerkhoffs hun wel de plaatse noemde waar sij souden nae toe gaan maar niet de menschen. Sijnde hij ook niet in huijs geweest.
  Waarbij geassisteert hebben alle de alhier gedetineerde persoonen,
(uijtgenoomen Zander Austen)
der Lin, der Meijer, Bussen Hensken, desselfs broer Geerken ’t Swart Peterken, wevers Lins
en desselfs broeder van Aaken, Vossen Lintgen, Wilhelmus Cordewener en Hendr. Kreijten, Nicolaes Creuwen, Caspar den Bode, waarvan hij gedetineerde t' eerste is verwittigt geworden, dan Johannes Steins. Wanneer sig de bovengenoemde persoonen versaemelt hebben aan de Heldevier Cammen en daarvan daan gegaan tot Hunshoven, nae dat zij de overige vreemde cameraeten aan hen Zijpen bosch gevonden hadden, ten getalle van twintig of meer. Waaronder sig bevond Frans Willem van Broekhuijsen en desselfs soons Hendricus met de vleck aan eene ooge, den molenaer van Immedorf
Broekhuijsen thans geexecuteerd, den scheepen van Vinckeraed, den chirurgijn Kerkhoffs te peerd het commando voerende, en desselfs broeder
van Merksteijn, den kretzer van Merksteijn, den hameeker van Ubag uijt den Broek, den man
van Maria Catharina zijnde halven neef van den halfwin van Neijsenbroek en de andere hem bij
naame onbekend. Gewaapent so met stocken als schietgeweer, en onder anderen Kerkhoffs een
kleen geweer aan zijn peerd, t' welck hij altoos meedevoerde.
  En gekoomen sijnde te Hunshoven hebben sij de korte venster naest de deure sijnde opgebrooken, waardoor ingeklommen is den hameeker uijt het Broek en vervolgens de deure geopent heeft. Wanneer den meenigte gesellen in huijs sijn gegaan, twee persoonen gebonden en niet veel gestoolen weegens de weijnigen tijd die hun overbleef, terwijlen de nabuijren op het hulpe roepen opkwaamen. Te welke oorsaake de gesaementlijke complicen de vlugt hebben moeten neemen.
  Waarvan hij gedetin. geprofiteert heeft voor sijn aandeel uijt handen van den chirurgijn Kerkhoffs sesthien marck.

  Voor het overige segt hij gedetin. sig voor als nu niet te kunnen rememoreeren aan eenige verdere diefstallen plichtig te zijn met vaste belofte om naeders alles te openbaaren wat hem gedetin. nog sal invallen.

  Art 12. Verklaard den gedetineerde geweest te zijn bij de nagt omtrent vijf jaaren geleeden in
de capelle op St Lennerts berg bij s' Hertogenraede
  Eed
  Art 13. Bekend insgelijck en dat hij gedetin. den eed heeft uijtgeswooren in handen van Kerkhoffs den Chirurgijn, den welcken hun aanmaande en forceerde om sulckx te doen, op poene van doot geschooten te worden. Welcken eed bestond dat hun voorgehouden wierde door Kerkhoffs om God af te sweeren en den duijvel aan te kleeven ten tijde een taefeltje in gemelde capelle stond waarop waeren een wit kleedje twee brandende keerssen om een houte crucifix. Waarvoor den gedetineerde en andere sweerende moesten knielen met voornemen om alle kwaad te doen, steelen, moorden als branden en in handen van justitie geraakende of andersints nijmand van hunne bende souden moeten of durven beklappen. Waarop hij gedetin. beneffens de andere moesten seggen de volgende woorden, met erectie van de twee voorste vingers:
Ick sweer God en alle sijne heijligen af en den duijvel toe.
  Wanneer bij hem gedetineerde was, Nicolaes Creuwen, Horrebedor, Meijer, Andriesken, wevers Lins en desselfs broeder, ’t Swart Peterken, den Gleeser, Junemann, Busse Geerken, Wilhelmus Cordewener, Hendricus Creijten, Vosse Lindje. Steijn Hens, Peterken uijt den Uijl en meer andere dewelke hij met naame niet weet te noemen. Welcken eed bij alle leeden van de Bende moeste uijtgeswooren worden.
  Waarmee alle de bovengenoemde persoonen ieder na sijn huijs gegaan sijn
Er heeft den gedetin. na lectuijre hierbij in omnibus et singulis blijven persisteeren ten eijnder deese gehandmerkt vermits schrijvens onervaren.
Dit is het hand + merk van Joannes Geritz
Nobis Presentibus
L.G. Pelt --- F. Theod. Craen
G. Swildens --- J.W. Cotzhuijsen
N. Neijssen





Recollectie gedaan binnen Val-
kenborg den 16 april 1773
  Ten overstaan van 
D’ Heeren Schepenen v. Craan
Swildens, Pelt, v. Cotzhuijsen
en Nijssen
  gedaan over 
t' gedeponeerde door Johannes
Geeritz op gisteren den 15 april
  buijten pijn en banden
  Is gesisteert den voormelte gedetineerde en nae dat den selven sijn gedaane bekentenisse van woorde tot woorde was worden voorgeleesen en hij daar over gerecolleert, heeft den selven verklaart in allen deelen en poincten daarbij te blijven persisteeren.
  Alleen addeerende dat hij vergeeten dat bij den diefstall tot Wurm meede geassisteert heeft ]Jacobus Juneman, alsmeede dat hij gedetin. sig rememoreert eens twee garven roggen uijt het veld genoomen te hebben in den hoendersack.
  Ten fine deese vermits schrijvens onervaaren gehandmerkt
Dit is het hand + merk van Joannes Gerits
Nobis Præsentibus
F. Theod Craen
G. Swildens –– L.G. Pelt
J.W. Cotzhuijsen
N. Neijssen







Naar boven





































INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER