|
|
|
|
|
|
|
|
Continuatio Gehouden
den 12 Junij 1773
's morgens om 7 uijren
|
|
--------------------
Heugen bij
Millen
|
Is van wegens dheer Drossard voormeld gesisteert den gedetineerde Dirk Herscheler.
Heeft verclaard op den Sesden articule meede handadig en
Pligtig te weesen aan den diefstall en huijsbraeke gebeurt
tot Heugen nij Millen. Dat daerbij meede geassisteert
hebben Nicolaes Herscheler, Gerhard
Dautsenberg van Born, mitgaeders alle de voormelde
persoonen dewelcke bij den diefstall tot Wurm praesend
sijn geweest, sijnde deselve op des gedetineerdens
verversoekt voorgelesen. Maer desavouerende segt dat bij
geenen diefstall geassisteert hebben,
Willem van Wolfeindt, den Elser Jan, Willem vant bloten vaueren en de
wolspinner uijt Genhout, maar dat hij deselve weegens de
benoutheijd van de pijn hadde genoemt.
Dat hem tot desen diefstall den eersten aenslag gegeven
heeft sijn broeder Nicolaes; dat sij gesellen hun
vergaedert hebben in de Schrijversheijde en van daar
gemarcheerd sijn op Heugen aan. Dat bij hun naghdieven
onder weegen sijn gecoomen eenen troup vreemden; dat sij
tsaemenderhandt, daar koomende, door twee vreembden, die
hij niet gekent heeft, omtrent het huijs is op schiltwagt
gesteld geworden, soo dat hij niet kan net detallieeren
hoe deselve gaudieven in t huijs gerackt sijn.
Dat hij aldaar een groot vierdel uyr gestaen hebbende, de
anderen bij hem gekoomen sijn de gestoolene goederen
gebonden in saaken en packens; gedraegen door eenige die
blau kielen aanhadde, die hij meede segt niet gekent te
hebben, en dat sij aldus weg gegaen sijn, en van
elkanderen gescheijden waaren; dat hij gedetineerde bij
die occasie gewaapent was met een hertzvanger en stock, en
danderen met stocken schietgeweehr en eenen met een
gaffel; dat hij des selven nagts van sijn broeder uijt
deesen diefstall ontfangen en geprofiteert heeft wat over
seven schillingen. |
|
Art.7 Verclaard niet handdadig te weesen aan den
diefstall gebeurt op de Nieuwstadt.
Art.8 Verclaard meede pligtig te staen
ende handdaddig te weesen aan den diefstall gebeurt bij
wed. Jansen tot Immendorff.
Dat daarbij meede geassisteert hebben Manus
en Mathijs Sengen,
Hermanus Heugens, Jacobus Ritzen, Bernardjen, Nicolaes Herscheler, Hendrik Creijten, en nog drie die
gericht sijn lest tot Heerle wiens naamen hij niet kan
noemen, den flarer, Hans Matthijs, Frans IJsenhoedt, en
meer andere die hij niet gekend heeft.
Dat hem tot deesen diefstall den eersten aenslag gegeven
heeft sijnen broeder Nicolaes; dat sij hun vergaedert
hebben aan de heijde en gegaen naer t witt peertje, en
soo vervolgens op Immendorff aan; dat onder weegen noch
bij hun gekoomen sijn een troup vreembden gaudieven, van
welcke hij geene segt gekent te hebben.
Dat hij gedetineerde met eenige aan de weijde op
schiltwagt gestaen hadde, soo wierd hij altoost als
schiltwagt gebruijkt; dat de andere nagtdieven het huijs
opgebrooken hadde, en alle goederen, geld en vindtbaare
effecten hebben gestoolen en in sacken en packen
gebonden en meede genoemen hebben. En dat hij gesijn
heeft dat eenen van hun eenen grooten kooperen kettel in
een sack hadde, en dat het den flarer was, en IJsenhoed
hadde vlees in een saak; en dat die vreembden, die onder
weegen bij hun gekoomen sijnde, de overige packen hadde.
Dat mede aldaar bij hun was seekeren DerLeij maar kan de
plaatse niet noemen hoe het dorp sig noemt waar die van
dan is, en dat het Leimkuken van Geul,
meede handdaddig is, en eenigen tin in een sack hadde.
Dat sij vervolgens naar verblijft van omtrent een uijr
aldaer weggegaen sijn, hebbende sij gesellen sig nog
aldaar den brandewijn laeten haelen, welcke sij daar
uijtgedroncken hadde. Als wanneer sij van elkanderen
geschejden sijnde, gaende de vreembden weg, en sij op de
heijde aan.
Dat hij gedetineerde bij die gelegenheijt gewaapent is
geweest met een hertzvanger en stock met pillen[?] en
der Leij met een flint, het Leimkuken met twee
pistollen, en de overige met stocken en schietgewehr.
Dat hij van desen diefstaal hetselven nagts geprofiteert
ende ontfangen heeft uijt handen van sijn broeder
Nicolaes een Croon mark.
|
|
Art.9 Verclaard bij den diefstall gebeurt tot Humhoven
bij den pastor niet geweest te sijn.
Art.10 Verclaard meede handdaedig te
weesen ende pligtig te staen aan den diefstall gebeurt
tot Haavert bij Juffr. Steintjens. Dat daarbij meede
geassisteert hebben Clossen [?] geerke van Heerle,
Jacobus Ritzen, Manus Heugens, den Flarer, Frans
IJzenhoed, Hans Matthijs, Bernartje, Nicolaes Herschele,
Hendrik Creijt, Manus en Math Sengen, Creijten Lindje,
Emond Smeets, Frans Smeets, Lins van Welten, drie uijt
het Retersbeek of Climen, den hospes uijt de scheir van
Geul, den wever Willem wonende te den Meers, eenen
tinnengieter genoemt Nicolaes, die te Haevert voorheen
gewoont heeft, en nog drie dewelcke tot Heerle lest
gehangen sijn, wiens namen hem nu niet willen bijvallen.
Dat hem tot desen diefstall den eersten aenslag gegeven
heeft sijnen broeder Nicolaes; dat hij gedetineerde
alsoo segt alleen op Haavert aengegaen te sijn; dat hij
omtrent Haavert in t veld de voormelde nagtgesellen
gevonden heeft staen, waaronder nog veele die hij niet
en heeft gekent; dat hij voor aan de deur den tweeden
was die op schilt gestelt wierde, en gestaen heeft; dat
de overige nagts gesellen met hefboomen de deuren hebben
opengebrooken, en in het huijs geraekt sijn. En aldus
alles wat deselve vonden, gestoolen en in saaken en
packen gebonden en meede genoomen hebben en dus die
menschen van hunne goederen berooft. Dat
den Keijser en Leimkuken van Geul ieder een pack hadde,
en dat de overige packen door die vreembden, die van de
coolcoul waaren, sijn worden meegenoomen.
Dat hij gedetineerde gewaapent was met sijn hirzvanger
en Pill stock, de overige met flinten, sackpistollen en
stocken. Dat hij gedetineerde met de overige complicen
met die gestoolene goederen alsthoens sijn weggegaen en
van een gescheiden. Dat hij gedetineerde van desen
diefstall selven nagts uit handen van sijn broeder
Nicolaes ontfangen ende geprofiteert heeft neegen
schillingen.
|
Pastor tot
Heugen
Eene koeije op den
Loorhoff
Vreelenberg
tot 11 uijre
|
Art.11 Verclaard meede pligtig en handdaedig te weesen
aan den diefstall gebeurt bij den Pastor tot Heugen. Dat
daarbij meede geassisteert hebben
Bussen Gerken, Jacobus Ritzen, Manus
Heugens, den flarer, Frans IJsenhoed, Hans Mathijs,
Bernardje, Nicolaes Herseler, Hendrik Creijt, Manus en
Mathijs Sengen, Leon Speirts, Emond Smeets, Frans
Smeets, Lins van Welten, drie van't Retersbeek, hospes
uijt de Scheer van Geul, den Weever Willem wonende te
Kleen Meers, en nog anderen die hij niet gekent heeft.
Dat hem tot deesen diefstall den eersten aenslag is
worden gegeeven door sijn broeder Nicolaes.
Dat sij hun vergadert hebben aan de heijde en soo
vervolgens langs den den Emmerter Busch, alwaar
onderwegt nog vreembden sijn bij hun gekoomen van [xxx]
uijt, die hij segt niet gekent te hebben. Dat hij
gedetineerde aan de Straet op schiltwagt gestaen heeft,
alwaer nog drie vreembden die hij niet gekent heeft op
schiltwagt stonden. Konnende voor de waerheijd niet
seggen wij deselve in't huijs geraekt sijn, omdat hij
gedetineerde een eindt weegs daar van dan op schiltwagt
stond; dat hij de nagts gesellen heeft sijn bij hem
koomen met drie sacken en een cleen pack, sijnde alle
vreembden die deselve hadde, nogtans dat een cleen pack
hadde het Leimkuken van Geul.
Als wanneer sij gesellen naar geperpetreerden diefstall
weggegaan sijn, een stuck weegs en dus de vreembden van
hun sig gesepareerd hebben, en sij op de heijde
aengegaen sijn; bij welke gelegenheijd hij gedetineerde
alweeder gewaapent was als voor en de andere met stocken
en schiet gewehr. Uijt welcken diefstall hij
gedetineerde segt geprofiteert en ontfangen te hebben
uijt handen van sijn broeder Nicolaes seven schilling.
Art.12 Verclaard sich hier over
geexplieert te hebben hier vooren.
Art.13 Verclaard meede pligtig te weesen aan't steelen
van een koije op den Laerhof onder Hoensbroek; dat bij
hem geassisteert heeft Nicolaes sijn broeder, Hendrik
Creijt, Lintje Speirts, en Bernardje.
Dat sij de stall deur opgebrooken hadde, en die koije,
welcke goed vlees aan hadde, meede genoomen ende
gestoolen hebben. Endat hij met die gesellen is gegaen
tot op de Aekerstraet, en alsdoens is naar huijs gegaen.
Hebbende hij gehoort dat sij de koije geslagt hebben aan
d'Heerleheijde. Hebbende hij gedetineerde voor sijn
aendeel wegens deesen diefstall geprofiteert ende
ontfangen van sijn broeder Nicolaes ses schillinge en
tien oort
Verders verclaard meede pligtig te weesen aan eenen
diefstall gebeurt tot Vreelenbergh, soo hij vermeent op
eenen hoff omtrent twee ad drie jaar geleeden. Dat
daarbij meede geassisteert hebben alle de persoonen
dewelcke bij den diefstall begaen tot Heugen bij den
pastor geweest sijn, dewelcke op sijn versoek sijn
voorgeleesen, alsmeede veel vreembden die hij niet
gekent heeft nadien het nagt was als meede
Vaes woonende boven de Kruijsboom te Geul welcke oock
bij alle voormelde diestallen geassisteert heeft.
En nadien d'heer Drossard en Scheepenen
van Broensem met hunnen gedetineerde Jan Deegens arriveerde ten eijnde om tegens eenige
persoonen op dese Lantshuijse gedetineert te
confronteeren, soo is met de verdere ondervraeging
gesupercedeert tot deesen naamiddagh.
Continuatio
Post meridiem om 3 uyr tot 6 uyr
Den gedetineerde alhier gesisteert
zijnde heeft verclaard dat hem in deesen diefstall den
eersten aenslag gegeven heeft sijnen broeder Nicolaes.
Dat hij sich nevens de andere voormelde complicen
versamelt hebben in de heijde, boven de
Schrijversheijde van waar deselve gemarcheert sijn tot
aen het naest daarbij gelegen bosch, alwaar noch
eenige vreembden bij hun gecoomen sijn, dewelcke hij
segt niet gekent te hebben.
Dat hij gedetineerde met den Flarer, Frans IJzenhoed
een Hans Mathijs aan den Worm op schiltwagt gestelt
sijn geworden door eenige die aldaer moeste tehuijs
geweest sijn, omdat hij segt deselve niet gekend te
hebben. Dat sijne andere bij sich hebbende cameraden
door eenen stael in't huijs gebrooken sijn, en aldaar
geld en andere gestoolene goederen in saaken gebonden
uijtgebrogt hebben. Zeggende dat de vreembden die
packen alle gehad hebben als wanneer de vreembden aen
den Worm weederom van hier gingen, en sij op de Heerle
heijde aan.
Dat hij gedetineerd bij deesen diefstall gewaapent was
met een hertzvanger en stock; en de overige met
stocken en scheetgewehr. Dat hij gedetineerde op de
heijde selven nagts van sijnen broeder Nicolaes uijt
desen diefstall geprofiteert ende ontfangen heeft drie
guldens.
|
Tot Obbigt
|
Wijders verclaard
hij gedetineerde meede pligtig en handdaedig te weesen aan
eenen diefstall gebeurt tot Obbigt omtrent twee jaar
geleeden. Soo hij vermeent bij Louis, of in een ander
huijs aldaar.
Bij welcken diefstall meede geassisteert heeft den hospes
uijt de Scheir te Geul, het Leimkucken van Geul, den
Keijser, Vaes woonende omtrent de Kruijsboom wat boven de
herberge genoemt de Scheir; en nog eenen van Geul, dick
geset, hebbende eenen blauwen kiel aan; maar wat denselven
bij naemen niet te noemen. Manis en Math Sengen, Creijte
Lintjen, Jacobus Ritzen, Manisken* uijt de Gansenweijde,
Emond Smeets, de pelts soon Frans, Gerken van Heerle en
den Creijt die gehangen is, en Nicolaes Hersscheler sijn
broeder.
Dat sijn broeder Nicolaes hem tot desen diefstall de
eersten aenslag gegeeven heeft, als sij te samen tot
Oirsbeek in een herberge waaren bij eenen hoedemaeker die
brandewijn schenkt.
Dat sij voormelde gaudieven hun verssamelt hebben, omtrent
den vrijenbosch geleegen aan de heijde, van waar deselven
op Obbigt gemarcheert sijn. Dat hij gedetineerde met
Hendrik Creijt en Lintje bij hem omtrent de Maes op
schiltwagt gestaen hebben, terwijlen de anderen naar het
huijs in gebrooken sijn, en de in het huuijs weesende
menschen van hun goederen berooft ende bestoolen hebben,
en sulcke in saaken en packen meede genoomen. Alwaar hij
over drie vierdel uijr gestaan hebbende, met de anderen
die hem sijn koomen aen roepen is weggegaen. Van welcke
gestoole goederen een pack heeft gehad het Leimkuiken van
Geul, Hendrik Kreijt een paar schoen; weetende hij
gedetineerde niet te seggen wij de andere packen gehad
heeft.
Bij welcke geleegenheijd hij gedetineerde gewaapent was
als voor en de andere met stocken en schietgewehr. Van
welcke diefstale hij gedetineerde segt geprofiteertte
hebben drie gulden en eenen nieuwen blaumuster selven
nagts van sijn broeder.
|
Roudorff bij
Linnig
|
Wijders verklaert
pligitg te zijn geweest aen eenen diefstalle te willen
begaen tot Roudorp bij Linnig, geleden ontrent de vier
jaeren, aen een huijs hem niet bekent. Bij welken
diefstall hun vervoegt hebben en willen assisteren alle de
voorgenoemde persoonen in den voorsz. gemelten diefstall
van Obbigt. Daerenboven verklaert dat sig alnog bij hun
vervoegt en gevonden heeft, vijff vreemde welke hem niet
bekent zijn, als alleen eenen zijnde groot van postuur en
eenen blauwen rok met roode cnoopen.
Verklaert verder als dat sijn broeder gelijk altoos den
eersten aenslag van desen diefstall te sullen begaan,
gegeven heeft. Edog verklaert dat sij door desen aenslag
van diefstall sijn verhindert geworden door de jongens
dewelke alstoen te laet in de nagt op straat sig bevonden.
Verklaert gewapent te zijn geweest als voorheen, als dat
eenen vreemden een snaphaen hadde.
|
Tussen Pont en
Zankel Straat
in't Rijk van Aken
|
Verders verklaert
pligtig te zijn aen den diefstall begaen in't Rijk van
Aken, tussen de Pont en de Zankelpoort van Aken, ontrent
twee jaer geleden en dat daerbij geassiteert hebben Manes
en Matthijs Sengen, de Krijt, Emond Smeets, Lintje, de
keijser van Geul, het Leemkuijcke, de hospes uijt de
Scheer, Vaes aen de Cruijsboom, de Flar, der Hans Mattijs,
Frans IJsenhoed, Geerke van Herle, de lompekremer zijnde
daad geslagen en des gedetineerdens broeder Nicolaes
Hersselt, als nog ses vreemde persoonen hem onbekent.
Verklaert dat sijn broeder aen hem den eersten aenslag
hier afgegeven heeft. Verklaert dat eenen vreemden met een
ledderke door een venster is ingeklommen en alsdoen de
deure geopent. Verders niet wetende hoe het in huijs
toegegaen als hebbende nog met de Kreijt en de Flar en nog
een van de vreemde op schildwagt gestaen. En naderhand
zijn uijtgekomen met vier pakken, hebbende Hans Mattijs en
der Philips een van de voornoemde onbekendes, en die de
venster is ingeklommen.
En waren gewapent als vooren. Bekent van desen diefstall
uijt handen van sijn voornoemde broeder dien selven nagt
ont-fangen te hebben seven en een halve schelling en 2 a 3
oort.
|
Mathijs Benders
op Roebroeck
|
Verders verklaert
bij den diefstall geassisteert te hebben bij Matthijs
Benders op Roebroek ontrent den Heereweg genoemt in de
Vossekuijl en daerbij geassisteert hebben, Wilhelmetke,
Krijtelintje, Emons Smeets, de lompekremerdoodgeslagen,
Nicolaes Hersseler, Manes en Matthijs Sengen, de Keijzer
van Geul, Leemkuijlke, de hospes uijt de Scheer, Vaes aen
de Kruijsboom, de Flar, Ijsenhoed, en der Philips
verkoopende ende gaende over land en hebbende een clein
vrouke sonder kinder.
Verklaart dat sijn broeder Nicolaes hemden eersten aenslag
hieraf gegeven heeft. Verclaert, sonder inbreuk, door de
deur nog openstaende zijn ingekomen niet vast wetende of
sij den man gebonden hebben of niet; waerop de vrouw
inkomende, deselve hebben aengepakt om vast houd en af te
binden en de vrouw, nog meenende dat het jongens waren,
pakt de jong meedjes aen en laat de vrouw met vreden.
Waerop sij hun meester gemaekt, en alles genomen hebben,
soo van geld, kleederen en linnen etc. Waerop den selve
zijn uijtgekomen en hebben der Philips en der Flar 't
selve in twee pakken verdeelt.
Verklaart voor sijn deel van sijn broeder voornoemt dien
nagt ontfangen te hebben de somme van seven en een halve
schelling en zijnde gewapent geweest als voor.
|
Tentamen
op den Birden
achter Gangelt
|
Verders verklaert
mede geassisteert te hebben bij het tentamen van diefstall
op den Birden agter Gangelt. Waermede geassisteert hebben
de persoonen bij den diefstal van Matthijs Benders
vermelt. Hebbende sijn broeder Nicolaes hem den eersten
aanslag gegeven. En willende aen de weijde aen t huijs
inbreeken, waerop een koeij beginnende te beuken of
brullen, waerop de menschen zijn opgestaen en uijtgegaen
naer de stall, waerdoor de selve in hun voornemen zijn
verhindert geworden, als wanneer sij een weijnig staen
blijvende zijn weggegaen.
Naar duijdelijke voorleesinge heeft denselven hierbij
blijven persisteeren ten eijnde deese vermits schrijvens
onervaaren gehandmerckt: |
|
Dit is X merk van Dirck
Herscheler
Nobis praesentibus
J. Theodor Craen J. Wateler
P. van den Heuvel J.L. Wintgens L.G. Pelt
|
|
|
|
|