|
|
Personeele
respondeeringhe van den
gedetineerden
Arnoldus Zanders alias
Kneullen bij
scherper examinatie gedaen
op den
Casteele van s'Hertogenraede
den 21
augusti 1771 ten overstaen van
de Schepenen
Hulgens, Trumpener,
Zentiss en
Coonen ende mij J.F. Daelen
subst.
greffier
Eodem et coram iisdem is door den heer officier
gesisteert geworden, en heeft gecompareert den
gedetineerden Arnoldius Zanders, vulgo Kneullen. Aen
denwelcke voorgelesen zijnde het decret van scherper
examinatie ofte tortur, in giudicio extraordinario
beraemt den 19. deeses, ende bij territie aengemaent
zijnde d'oprechte waerheijt te bekennen, heeft den gedetineerden in negativis
blijven persisteeren.
Is dienvolghens om twelf minutten naer thien ueren op
den stoel van torture gebonden worden, en hem de
schruijven op de duijmen gestelt geworden. Als wanneer
den gedetineerden verclaert heeft mede te sijn geweest
bij den diefstal in actis vermelt, begaen op de
pastorije tot Hunshoven, alwaer hij buijten op
schiltwacht gestaen hadde. En deese schruijven vijf
minutten op sijne duijmen gehad hebbende, heeft
verclaert dat oock aen voorseijden diefstal op de
pastorije tot Hunshoven geassisteert hadden: Doctor
Johannes gewoont hebbende in den Neuzen(?), tot Gulick
in detentie, den coster Kerckhoff van Hooghen. En noch
vijf minutten de schruijven opgehad hebbende, heeft
geseijt dat noch daerbij geweest Adolf van Ubach, hier
gedetineert, noch eenen genoemt Otten, oock hier
gedetineert, den haemmaecker Peter, hier gedetineert.
En hem gedetineerden nu noch andert half vierdel uhr
op sijne duijmen, sonder voordere bekentenisse, gehad
hebbende, is hem den eersten stievel op sijn rechte
been gestelt. Als wanneer denselven instantelijck
gesegt, dat noch daerbij geweest Baltus Kerckhof met
desselfs huijsvrouw, van Merxstein.En deesen stivel
drij minutten opgehad hebbende heeft gesegt, dat noch
daerbij geweest Frans Hendrick den cuijper van
Merxstein. Deesen stievel nu noch een vierdel uhr op
sijn been gehad hebbende, heeft gesegt dat noch
daerbij geweest eenen van Alsdorp, hem noemende Cobij,
zijnde jongh en en ongetrouwt, eenen passement wever
van professie, woonende bij sijn vaeder Goebel,
waervan hij den toenaem niet en weet. Noch eenen van
Ubach met eene laem handt.
Deesen stievel noch een half vierdel uhr opgehad
hebbende heeft gesegt dat noch daerbij geweest eenen
van Ubach, hem noemende Dammers, waervan hij den
voornaem niet en weet, sijnde denselven die uijt Ubach
ontvlucht is uijt vreese van gevangen te worden. Dat
noch daerbij geweest eenen muijrer woonende aen den
bergh onder Merxstein, hem noemende Caspar Stapelman,
zijnde geboortigh van Hooghen.
En naer noch drij minutten deesen stievel opgehad
hebbende , heeft verclaert, dat noch daerbij geweest
Rootcrantz den ouden van Merxstein, noch eenen van
Merxstein op Rutzelvelt getrouwt, sijnde eenen
schoonmaecker van Professie, hem noemende Joseph,
wesende de soon van den cuijper van Merxstein. Item
Wilhelmus Schieffers eenen schoonmaecker van
Merxstein.
En den gedetineerden deesen stievel nu noch een half
uhr op sijn been gehad hebbende sonder voordere
bekentenisse te hebben willen doen, is hem den tweeden
stievel op sijn slinxse been gestelt geworden en
deesen stievel een vierdel uhr op sijn lincke been
gehad hebbende, heeft verclaert dat noch daerbij
geweest eenen uijt de banck Merxstein wesende eenen
schoonmaecker, getrouwt en woonende teghenwoordigh in
de Groonstraet, hem noemende Hans Peeter Wulckens.
Versoeckenden den gedetineerden ni losgeschruijft te
worden, onder verspreecken van alsdan overal de
oprechte waerheijt te willen beckennen,
en te sullen seggen. Het ghene hem toegestaen
geworden.
Ende losgeschruijft sijnde ende gerust hebbende tot
twee uhren naer noen, heeft verclaert, dat noch aen
voorseijden diefstal op de pastorije tot Hunshoven
geassisteert hadde Peeter Ploum uijt Horbach onder
Merxstein, zijnde getrouwd. Seggende den
gedetineerden, dat noch daerbij geweest eenen uijt
Baerdenbergh die hij niet gekent en heeft.
En den gedetineerden weijgerende voorders de waerheijt
te seggen, is wederomme om een half vierdel naer drij
uhren op den stoel van torture gebonden, en sijn hem
andermael de schruijven op de duijmen gestelt
geworden. Als wanneer den gedetineerden instantelijck
verclaert heeft, dat noch bij voormelden diefstal op
de pastorije tot Hunshoven geweest Nicolaes Rootcrans
den soon van Nicolaes Rootcrans den ouden. En deese
schruijven een half vierdel uhr op sijne duijmen gehad
hebbende heeft verclaert dat noch daerbij geweest is
Hans Peeter Crichelbergh van Merxstein. En den
gedetineerden deese schruijven een vierdel uhr op
sijne duijmen gehad hebbende, heeft geseijt, dat hij
niet en wiste te seggen van den soon van Nicolaes
Rootcrans hiervoor door hem genoemt. En de
gedetineerden nu noch thien minutten op sijne duijmen
gehad hebbende, heeft geseijt dat den voorseijden soon
van Nicolaes Rootcrans, oock genoemt Nicolaes
Rootcrans, effective bij voorseijden diefstal geweest
was. En dat hij dien had willen verschoonen
allegeerende voor redenen dat hij vreesde dat daer het
huijs ledigh wierde.
En deese schruijven voorders noch een vierdel uhr op
sijne duijmen gehad, heeft verclaert, dat noch daerbij
geweest Arnoldus Cobben van de Worm, gebortigh aen den
Bierboom aldaer. Ende naer noch vijf minutten heeft
geseijt dat noch daerbij geweest Nicolaes Loogen van
Rutzelvelt, zijnde in sijn tweeden houwelijck, van
professie eenen schoonmaecker, emmers deese professie
gebruijckt hebbende.
En den gedetineerden onder belofte d'oprechte
waerheijt te seggen, heeft versocht losgeschruijft te
worden. Hetghene hem is geaccordeert. En
losgeschruijft sijnde, heeft verclaert dat noch bij
voorseijden diefstall geweest eenen wever genaemt
Joannes Ploum, zijnde wedeman gebortigh uijt Horbach
onder Merxstein. Seggende den gedetineerden niet te
weeten of dien Joannes Ploum teghenwoordigh noch in
Horbach is wonende ofte niet. Noch Johannes Cremer van
de bergh
Dat hem tem eersten van deesen diefstal op de
pastorije tot Hunshoven te begaen, gesproocken heeft
Baltus Kerckhoff, sulx s'daeghs te bevoorns van't
begaen van dien diefstal. Dat sij gesellen daer aen de
pastorije comende, hij gedetineerden door Baltus
Kerckhoff en Joseph Dammers van Ubach op de straet iet
van de pastorije af op schiltwacht is gecommandeert
geworden, en gestaen heeft. Dat soo hij niet en weet,
wie van de gesellen aen dieselve pastorije gebroocken
heeft, nochte waer en ter wat plaetze van dieselve
pastorije. Oock niet wie dan ingeweest. Dat de
gesellen daer een tijdlangh in de pastorije ingeweest
sijnde en naer begaene diefstal uijtcomende ten
eersten bij hem op sijnen post gecomen was den coster
Kerckhoff van Hooghen, seggende dat sij souden
vortmaecken, of anderssints tumult ontstonde. Dat
doens hij gedetineerde alleen van daer naer huijs
gegaen is, laetende d'andere gesellen noch te rugge.
Dat hij gedetineerden niet en weet wat goederen en
effecten door de gesellen op voorseijde pastorije sijn
gestoolen worden, noch waer en door wien die vercocht,
verdraegen of verbleeven sijn. En dat hij voor sijn
aendeel van deesen diefstal getrocken heeft eenen
Rijxdaelder, den ghenen Baltus Kerckhoff, comenden den
derden daegh naer den begaenen diefstal door de weijde
van hem gedetineerden aen de bergh, in welcke weijde
hij gedetineerden doens was, hem gegeeven heeft.
Den gedetineerden ontkennende voorders aen eenighen
diefstal geassisteert te hebben, is hem eenen stievel
op sijn lincke been gestelt geworden. Als wanneer den
gedetineerden instantelijck verclaert heeft, mede
geassisteert te hebben aen den diefstal in actis
vermelt,
begaen op de abdije van Cloosterrode nu seven
ad acht jaer geleden. En deesen stievel nu
wederomlosgeschruijft sijnde, heft verclaert dat aen
dien diefstal noch beneffens hem geassisteert hadden
Adolf den ouden van Ubach, Baltus Kerckhoff, dessen
broeder den Coster van Hooghen, Doctor Joannes, Joseph
Dammers, Nicolaes Rootcrans den ouden, Wilhelmus
Zanders, broeder van hem gedetineerden tot
Baerdenbergh overleeden.
En den gedetineerden weijgerende voorders de waerheijt
te seggen, is hem den voorseijden stievel wederom om
een vierdel naer vijf uhren op sijn lincke been
gestelt geworden. En deesen stievel vijf minutten op
sijn been gehad hebbende, heeft verclaert, dat noch
daerbij geweest Hans Peter Crichelbergh van Merxstein.
Nu noch den stievel ses minutten op sijn been gehad
hebbende, heeft geseijt dat noch daerbij Joannes
Mathijs Schieffers van Merxstein. Getrouwt en noemende
desselfs huijsvrouw haer Anna Marie, zijnde dieselve
huijsvrouw gebortigh van Rutzervelt. Item Nicolaes
Rootcrans den jongen, noch Hans Peeter Wulckens
gebortigh van Vinckenraede, woonende in de Groonstraet
hiervoorn noch genoemt.
En deesen stievel noch acht minutten op sijn been
gehad hebbende, heeft geseijt dat noch daerbij geweest
Nicolaes Loogen voorseijt, Wilhelmus Schieffers den
schoonmaecker voormelt, Caspar Stapelman, Joseph den
schoonmaecker van Rutzelvelt, soon van den cuijper
Frans Hendrick van Merxstein, Joannes Ploun Voormelt,
Joannes Cremer van de bergh voorseijt.
Den gedetineerden versoeckende ontschruijft te
worden, onder verspreecken alsdan de waerheijt te
seggen, is hem sulx toegestaen worden. En ontschruijft
sijnde heeft verclaert, dat noch aen voormelden
diefstal begaen op de pastorije (moet sijn) Abdije
van Cloosterrode geassisteert hadde seeckeren Caspar
Creusen gebortigh van de Speckeser heijde, en doens
voor Domestique gewoont hebbende bij den Kuijff in den
Diergaerden. Item Cörvers Thijs van s'Hertogenraede,
Schieffers Thijsgen van Merxstein, zijnde getrouwt en
backende weggen, ende meer andere die hij niet en weet
te noemen.
Dat drij daeghen van te voorns hij gedetineerden met
Baltus Kerckhoff geweest is in eene herberge in
s'Hertogenraede genoemt denPut, waer sij te saemen
gedroncken hebben. Dat van daer hij gedetineerden met
denselven Baltus Kerckhoff gegaen is naer Merxstein
ten huijse van dito Baltus, den ghenen hem doens den
eersten aenslaegh gegeven heeft van den voorseijden
diefstal op d'abdije te begaen. En dat sij coemende
ten huijse van den selven Baltus aldaer gevonden
hebben de huijsvrouw van hem Baltus en den voorseijden
Joseph van Rutzelvelt den ghenen daer de
schoonmaeckers professie leerde.
Dat doens Baltus Kerckhoff hem
gedetineerden voorgestelt heeft eenen dooden cop, en
hij gedetineerden oock daer in handen van
meergeseijden Baltus Kerckhoff geswooren heeft den
Eede bij hunne bende gebruijkelijck. Alwelcken Baltus
hem doens met het opsteecken van twee vingeren van
sijne rechte handt heeft doen sweiren. Van getrouw te
blijven aen hunne bende, en ghenen van de gesellen
verraeden, nochte accuseeren, soude oock hij
gedetineerden in detentie coomen en ter torture
gestelt worden. Dat dan eerder alle pijn moeste
doorstaen en selfs het leven laeten, als eenen van de
gesellen accuseren. Dat op het ghene voorseijd hij
gedetineerden doens godt af en den duijvel
toegeswooren heeft. En dat ten tijde van het doen van
deesen Eedt Baltus Kerckhoff eenigh pampier hadde ter
dickte van eenen vinger, omhebbende eenen ombant van
bont pampier. Seggende denselven Baltus, dat daerop
stonden de naemen van de gesellen, en oock hem
gedetineerden aengeteeckent heeft. Dat deesen Eedt
alzoo gepasseert sijnde , hij gedetineerden van daer
naer sijn huijs aen de bergh gegaen is.
Dat bij den voorseijden diefstal op de abdije van
Cloosterode noch geweest was Peeter Ploum voorseijd
van Horbach, soon van Peeter Ploum. Item den oudsten
soon van Willem Ritzen aen den Raeder vijver. Noch den
swaeger van voorseijden Peeter Ploum den jongen, hem
noemende Wilhelmus, sonder den toenaam te weeten.
Martinus Gielen uijt de delle aen den bergh onder
Merxstein, maeckende huijrberigh. Noch den swaeger van
voorseijden Willem Ritzen, hem noemende Caspar.
Dat aen lestgemelden diefstal als oock aen den ghenen
begaen op de pastorije tot Hunshoven noch geassisteert
hadde eenen uijtter Hostart, sijnde eenen speelsman,
ongetrout emmers hij vermeint, in de wandelinghe
genoemt Scheuven, wesende den soon van Hendrick
Mertelaers.
Dat op de nacht van t'begaen van van voorseijden
diefstal op d'abdije en om daeraen t'assisteeren, hij
gedetineerde bij de gesellen gecomen aen dieselve
abdije, – sijnen wegh daernaertoe genomen hebbende van
sijn huijs aen de bergh over Ruijff, vorts over den
Aefder kerckhoff, tot Cloosterrode toe, en daer
comende – hij gedetineerde aen de vijver ter zijde van
de pompe poort op schiltwacht gestaen heeft, gearmeert
met een eicken stock, daertoe gecommandeert door
Baltus Kerckhoff, dat daer ontrent noch op schiltwacht
gestaen hebben Joannes Ploum en Nicolaes Rootcrans den
ouden. Dat ter zijde van voorseijde pompe poort de
gesellen op d'abdije opgecomen, maer dat hij
gedetineerde niet en weet, waer dieselve in d'abdije
ingecomen, oock niet wie ingeweest. En de gesellen
daer een eenen tijdtlangh ingebleven sijnde, – gelijck
hij gedetineerden vermeent wel eene goede uhr, – en
naer begaenen diefstal uijtcoemende, ten eersten bij
hem gecomen was Baltus Kerckhoff, seggende dat sij
souden vortmaecken. Dat doens hij gedetineerden
wederomme sijnen voorighen wegh naer over den Aefder
kerckhof en over Ruijf, naer sijn huijs aen de bergh
gegaen is, laetende d'andere noch te rugge. En soo
niet en weet, waer die naerderhandt noch connen
geweest sijn. Dat hij oock niet en weet, wat goederen
en effecten doo[r] de gesellen op voorseijde abdije
sijn gestoolen worden. Oock niet waer noch door wien
die vercocht of verdraegen sijn. En dat hij
gedetineerden acht daeghen naer het begaen van deesen
diefstal op eenen sondaegh, geweest is tot Mrexstein
ten huijse van Baltus Kerckhof, en daer van denselven
voor sijn aendeel van lestgelden diefstal ontfanghen
heeft vijf schillinghen.
Mits den overcoemenden avont is gesesseert geworden
Op heden 22 august 1771 is wederomme door den
heer officier gesisteert geworden en heeft
gecompareert den gedetineerden Arnoldus Zandes vulgo
Kneulen. Den ghenen lecture gehad hebbende van
voorstaande sijne respondeeringhe, voorders verclaert
dat aen voorseijden diefstal begaen op d'abdije van
Cloosterrode noch geassisteert hadde seeckeren
Goswinus Wolff, gebortigh van de bergh onder
Merxstein, getrouwt en sijnde desselfs huijsvrouw van
Merxstein, haer noemende Gertrudt, sonder den toenaem
te weeten. Noch eenen schoonmaecker woonende aen de
kerck in een nieuw huijs neffens de smit aldaer, hem
noemende Mathijs sonder den toenaem te weeten, wesende
desselfs vaeder gebortigh van Hunshoven. Noch eenen
van Baerdenbergh genoemt Hans Peeter, werckende in de
kohlcuijlen, en woonende gelijck hij gedetineerden
vermeent aen het hoendernest, getrouwt met Kantters
dochter.
Vercclaerende den gedetineerden voorders noch
geassisteert te hebben aen den diefstal in actis
vermelt, begaen tot Wijnandsraede in den lande
van Valckenbourg vóór den ghenen op d'abdije van
Cloosterrode begaen. En dat aen deesen diefsta noch
beneffens hem geassisteert hadden Baltus Kerckhoff,
Nicoles Rootcrans den ouden met desselfs soon Nicolaes
Rootcrans den Jongen, Hans Hendrick den cuijper van
Merxstein met sijnen soon Joseph, Hans Peeter Wulkens,
Joannes Mathijs Schieffers, Wilhelmus Schieffers met
den puckel, Hans Peeter Crichelbergh, Caspar
Stapelman, Joannes Cremer, Peeter Ploum den Jongen
voorseijd, den voormelden Joannes Ploum, derselver
swaeger Wilhelmus, Goswinus Wolff voorseijt, Mathijs
den voorseijden schoonmaecker aen de kerck tot
Merxstein, Nicolaes Looghen van Rutzervelt, den Coster
Kerckhoff van Hooghen, Doctor Joannes, Adolf den ouden
van Ubach, Joseph Dammers, Petter den haemmaecker met
desselfs vaeder tot Gulich in detentie, het oudt
vussgen van Baerdenbergh, den Cobus gisteren door hem
genoemt van Alsdorp, wesende een vuss, Caspar van de
Kleijck, getrouwt met Corvers dochter, Willem Ritzen
aen de Raeder vijver, Mathijs Belten in de wandelinghe
genoemt Cörvers Thijs, eenen van de Bleijerheijde
genoemt Joannes Savelbergh, Caspar Creuwen gisteren
noch genoemt, eenen uijtter Banck onder de
heerligheijt Heijden, hem noemende Joannes, wesende
eenen corten mensch, getrouwt en hebbende een of twee
peerden, woonende aen het waeten aldaer, als men van
s'Hertogenraede daer incomt op de rechte handt, het
tweede of derde huijs, ende noch veele andere die hij
niet gekent en heeft.
Dat hem den eersten aenslaegh tot het begaen van
deesen diefstal gegeven heeft Baltus Kerckhoff, sulx
acht daeghen te bevoorns in desselfs huijs tot
Merxstein. Dat om deesen diefstal te voltrecken hij
gedetineerden op seeckeren daegh aen den avont van
sijn huijs aen de bergh gegaen is tot Merxstein, en
daer ingegaen is ten huijse van Baltus Kerckhof. Dat
daer ten huijse van denselven Baltus Kerckhoff,
desselfs huijsvrouw, en den voorseijden Joseph van
Rutzelvelt. En van daer met hem vortgegaen sijn dito
Baltus Kerckhoff, desselfs huijsvrouw die oock aen
deesen diefstal geassisteert, en dan den voorseijden
Joseph en sij gegaen sijn op den Rimbourger bosch toe.
En comende op het velt buijten Merxstein, daer noch
meerdere gesellen bij hun gecomen sijn. Ende
voortsgaende tot in voorseijden bosch, daer noch
meerdere gesellen bevonden hebben. Van welck plaetze
in dien sij gegaen sijn op Broichuijsen, waer sij de
Worm gepasseert. Dat van het selve Broichuijsen sij
gesellen t'saemen gegaen sijn op Wijnandtsraede toe,
eenen wegh naer die hem onmoegelijck is te
describeren, als daer in het minste niet bekend
sijnde, edoch vast vermeenende, dat sij over eene
heijde gepasseert waeren. Dat onderweghens noch
meerdere gesellen bij hun gecomen sijn, die hij niet
gekent en heeft. En sij gesellen comende aen het
huijs tot Wijnandtsraede waer sij gingen stehlen, hij
gedetineerden daer ontrent eenen halven worp weghs van
het huijs aff, neffens eenen wegh op schiltwacht
gestaen heeft, gearmeert met eene flinte, die hij
selfs met pulver ende dicken gehouwen haegel gelaeden
hadde. Dat hij daer door Baltus Kerckhoff op
schiltwacht was gecommandeert geworden. En dat
Nicolaes Rootcrans en meer andere daer oock op
schiltwacht gestaen hadden. Dat hij gedetineerden
vermeent dat onder andere van de gesellen daer
gebroocken hadden Baltus Kerckhoff en den voorseijden
Hans Peter van Baerdenbergh, sonder edoch positive te
weeten waer en wat plaetze van t'huijs. En dat hij
oock niet precies en weet te seggen, welcke van de
gesellen daer in den huijse ingeweest. Dat
ondertusschen hij gedetineerden daer heeft hooren
schieten sonder te weeten wie geschooten heeft. Dat de
gesellen daer een tijdtlangh, – gelijck hij
gedetineerden vermeent wel eene goede
uhr – ingebleven sijnde en naer begaenen diefstal
uijtcoemende, ten eersten bij hem gecomen was Baltus
Kerckhoff, seggende dat sij souden vortmaecken. En dat doens sij gesellen vortgegaen
sijn en hunnen voorigen wegh te rugge naergegaen sijn
tot Broichuijsen, waaer sij ingegaen sijn ten huijse
van Frans Willem, die oock aen deesen diefstal
geassisteert. In welck huijs hij gedetineerden met
d'andere gesellen brandewien gedroncken heeft. Dat
daer in het huijs van Frans Willem de gestoolen
effecten van Wijnandtsraede, alsoock het gestoolen
gelt, op de taeffel uijttereen gelagt geworden,
Bestaende deselve effecten in cleagiens en andere
saecken, die hij al niet en weet te specificeeren. En
dat daer het gelt getelt en den overslagh gemackt
zijnde, wat elck aen sijn deel moeste hebben, hij
gedetineerden daer ten selven huijse voor sijn aendeel
van lestgemelden diefstal van Baltus Kerckhoff
ontfangen heeft eene halve Croon. dat van het huijs
van dito Frans Wilm hij gedetineerden met Baltus
Kerckhoff en meer andere gesellen gegaen is op
Merdxstein toe, en van Merxstein den voerpat naer met
Caspar Stapelman over den berghschen saevel naer huijs
aen den bergh gegaen is en dat ten sijnen huijse
comende het bijnae dagh was.
Verclaerende den gedetineerden voorders noch
geassisteert te hebben aen den diefstal in actis
vermelt, begaen aen de Handt in de landen ter
Heijden, niet lange voor den ghenen tot
Wijnandtsraede gepasseert. En dat aen deesen diefstal
noch beneffens hem geassisteert hadden Adolf van
Ubach, Peeter den haemmaecker, Joseph Dammers, Baltus
Kerckhoff met desselfs huijsvrouw, den Coster van
Hooghen, doctor Johannes, Nicolaes Rootcrans den
ouden, Hans Peeter Crichelbergh, Caspar Stapelman,
Joannes Cremer, Joannes Mathijs Schieffers, Goswinus
Wolff, Mathijs voorseijd den schoonmaecker aen de
kerck tot Merxstein, Wilhelmus Schieffers, Thijsgen
Schieffers, backende weggen, Hans Peeter Wulckens, den
Weschen Cornelis woonende op de Klinckheijde, emmers
daer gewoont hebbende, Hans Peeter van het hoender
nest van Baerdenbergh, Joseph den schoonmaecker van
Rutzelvelt, desselfs vaeder Hans Hendrigh, den
voorseijden Joannes uijtter Banck, den voormelden
vussen Cobus van Alsdorf, Joannes Savelbergh van de
Bleijerheijde, Nicolaes Rootcrans den Jongen, Willem
Ritzen voorseijd aen den raeder vijver, wesende een
passements wever, het swart Cörvers Thijsgen, genoemt
Mathijs Belten, en meer andere die hij niet gekent en
heeft.
Dat s'sondaeghs voor het begaen van deesen diefstal
hij gedetineerden geweest is in de kercke tot
Mrexstein en van daer gegaen ten huijse van Baltus
Kerckhoff. Den ghenen hem doens den eersten aenslaegh
gegeven van deesen diefstal aen de Handt te begaen.
Dat aen den avont voor t'begaen van deesen diefstal
hij gedetineerden met Caspar Stapelman gegaen is naer
Merxstein ten huijse van Baltus Kerckhoff, daer
vindende denselven Baltus, desselfs huijsvrouw en
Joseph den schoonmaeker van Rutzelvelt. Van welck
huijs sij alsoo saemen gegaen sijn, tot aen St
Lennerts bergh, lahier in de gebuurte. Aen welcken
bergh noch veele gesellen bijgecomen. Van alwaer sij
gegaen sijn langs Hertogenraede over de Straet, over
Steenbosch, tot in het velt tuschen Steenbosch en der
Banck, ter platze waer een ijseren cruijs staet. Dat
aen dit cruijsoock noch gesellen bijgecomen, die hij
al niet gekent en heeft. Van alwelcke leste platze sij
te saemen vortgegaen sijn langs der Banck, langs
Richterich tot het huijs aen de Handt toe. Dat daer
niet verre van het selve huijs af oock noch gesellen
bijgecomen, die hij niet gekent en heeft. En dat sij
gesellen comende aen het voorseijde huijs aen de
Handt, hij gedetineerden door Baltus Kerckhoff op
schiltwacht is gecommendeert geworden. En heeft
gestaen ontrent eenen halven worp weghs van het selve
huijs af aen eenen wegh, gearmeert met eene flinte,
die hij selfs gelaeden hadde met polver ende groove
gehauwen haegel. Dat aen meergemelt huijs aen de Handt
de duhr door de gesellen was opgebroocken worden,
sonder dat hij weet door wien, noch wie daer
ingeweest. Dat de gesellen daer eenen tijdt langh,
gelijck hij meint wel eene goede uhr, ingeweest zijnde
en naer begaenen diefstal uijtcoemende, ten eersten op
sijnen post bij hem gecomen is Nicolaes Rootcrans den
ouden, seggende dat den man uijt het huijs waer sij
gestoolen hadden, hem soo geweirt hadde. Dat doens hij
gedetineerden met d'andere gesellen van daer
vortgegaen sijn hunnen voorigen wegh te rugge naer tot
in s'Hertogenraede.
En dat daer comende den Chirurgijn Kerckhoff van
s'Hertogenraede, – (die hij gedetineerde nu seijt, dat
sittende op een middelmaetigh perdt oock mede
geassisteert hadde aen lestgemelden diefstal, om
hebbende eenen mantel, die hij meint dat blauw was.
Alwelcken Chirurgijn Kerckhoff hij gedetineerden segt
oock mede geassisteert hadde aen voormelde diefstallen
begaen op de pastorije van Hunshoven, omhebbende doens
oock eenen mantel, en sittende op sijn perdt, op
d'abdije van Cloosterrode, aldaer te voet zijnde, en
tot Wijnandtsraede oock te perdt met sijnen mantel om)
– desselfs huijsduhr met eenen sleutel van buijten
opgedaen heeft. En dat daer ten sijnen huijse met hem
ingegaen waeren desselfs broeder Baltus Kerckhoff,
Caspar Stapelman, Mathijs Belten, en meer andere van
de gesellen. En hij gedetineerden niet ingegaen is,
ende met Joannes Cremer naer huijs gegaen. Dat hij
gedetineerden positive niet en weet te seggen wat
goederen en effecten door de gesellen in t'huijs aen
de Handt gestoolen. Oock niet waer noch door wien die
vercocht geworden. En dat hij gedetineerden
s'sondaeghs naer deesen begaenen diefstal geweest is
ten huijse van Baltus Kerckhoff tot Merxstein en daer
van denselven voor sijn aendeel van lestgemelden
diefstal ontfangen heeft eene Croon.
Dan verclaert den gedetineerden noch plichtigh te zijn
aen de diefte voor eenighe jaeren begaen tot Ubach
aen het velt bij wijlen Joannes Reijnarts.
Waertoe Baltus Kerckhoff hem tot Merxstein in sijn
huijs den eersten aenslaegh gegeven hadde. Seggende
s'avonts van den voorseijden diefstal ten behuijsinghe
van den voorseijden Baltus Kerckhoff denselven geweest
te sijn aenroepen. En van daer met Nicolaes Rootcrans
den ouden, met Joseph voorseijt van Rutzelvelt, mat
Caspar Stapelman, Met Nicolaes den jongen ende met
Hans Peeter Crichelbergh op Ubach toe gegaen te Zijn.
Ende ontrent den Ubacher bosch gecomen zijnde, daer
noch gevonden te hebben den broeder van Baltus
Kerckhoff, doens Coster tot Hoenghen, Doctor Johannes,
Hans Peter woonende tot Baerdenbergh aen het
hoendernest en meer andere onbekende. Van waer den
gedetineerden met deselve verclaert het voorseijde
huijs genaedert, ende daer noch meer andere van Ubach
gevonden te hebben – Ende onder andere den ghenen met
de laeme handt, alhier gedetineert, den Otten van
Ubach, Adolf Steins, seeckeren Cobus, waervan hij den
toenaam niet en weet te seggen, hebbende roedt haar
ende middelmatigh van statur zijnde. Item den soon van
Adolf Steins, sonder te connen seggen welcken, den
Chirurgijn Kerckhoff sittende op een perdt, ende aen
hebbende eenen capott, , waervan hij de verwe niet
preciselijck en weet te seggen, ende dan den welschen
Cornelis woonende op de Klinckheijde, als mede noch
andere persoonen die hij bij den dunckel van de nacht
niet en heeft gekent. – alwaer den gedetineerden segt
op schiltwacht gestaen te hebben ontrent eenen halven
worp weghs van t'huijs met Nicolaes Rootcrans den
ouden. Ende dat sijne gesellen in het huijs aldaer
gecomen waeren mits forcerende de huijsduhr met een
couter, gelijck hij verclaert gehoort te hebben van
den Coster van Hoenghen, alsoo weghens de
afgelegenheijt van de plaetse waer hij schiltwacht
stont sulx self niet hadde connen sien. Dat sijne
gesellen, sonder te connen seggen wie, daer ontrent
vijf quaertier uer ingeweest zijnde, cort voor hun
vertreck noch gehoort heeft eenen flinte scheut,
waerop sij t'saemen vertrocken waeren naer den Ubacher
bosch toe. Alwaer sij eenighen tijdt sich opgehouden
hebbende, hij gedetineerden met Baltus Kerckhoff
desselfs huijsvrouw, Nicolaes Rootcrans, ende Joseph
van Rutzelvelt wederom vertrocken is. Zijnde deese
laetste tot Merxstein ingekeert, ende den
gedetineerden alleen naer de bergh vertrocken.
Verclaerende noch voorders dat den Chirurgijn
Kerckhoff oock met hun vertrocken was, den ghenen
eenighe packken op het perdt hadde. Sonder te connen
seggen, wat daerinne geweest was, maer dat sijne
voorseijde andere gesellen geen packen gehad t hadden,
even soo weinigh als den gedetineerden, verclaerende
oock niet meer als eenen Rijxsdaelder in gelt van dien
diefstal geprofiteert te hebben, denwelcken hem op
eenen sondaegh niet lange daernaer was worden gegeven
van Baltus Kerckhoff in Merxstein.
Dan heeft den gedetineerden noch eijndelijck eerstens
geloochent bij den diefstal tot Wurm geweest
te sijn. Welckenvolghende hem den steevel wederom
eenighe minutten op het rechte been gestelt zijnde,
heeft bekent aen de voorseijde diefte geassisteert te
hebben. En dat sijne gesellen aldaer bij middel van
een couter door de huijs duhr ingebroocken waeren,
gelijck sulz vernoemen hadde van doctor Johannes ende
van Kerckhoff, Coster tot Hoenghen. Verclaerende sulx
selfs niet gesien te hebben mits eenighe passen van
het huijs op schiltwacht gestaen hadde. Dat noch aen
dien diefstal geassisteert hebben Baltus Kerckhoff en
desselfs huijsvrouw, Joseph van Rutzelvelt, wesende
den soon van Hans Hendrick Vorst, den welschen
Cornelis. Item seeckeren Hans Hendrick woonende tot
Baerdenbergh aen het Hoendernest, den genen hij onder
den naam van Hans Peeter hiervoor abusivelijck
gedenuntieert heeft. Item Caspar Stapelman, den ouden
Adolf Steins, Hans Peeter Crichelbergh, Hans Mathijs
Schieffers. Item seeckeren Cobus van Alsdorf, sich
self noemende den vussen jongh roedt van haer, ende
andere genoemt den Göbbels vuss, Peeter den
haemmaecker van Ubach met desselfs vaeder, den ouden
Nicolaes Rootcrans, ende den Chirurgijn Kerckhoff, om
hebbende eenen rockeloor ende te peerdt sittende ende
meer andere van Ubach, die hij met naemen niet en weet
te seggen. Vorts oock veele andere persoonen hem
gedetineerden onbekent. Hebbende Baltus Kerckhoff hem
den aenslaegh tot deese diefte gegeven acht daegen
bevoorns, denwelcken hem daer oock twee Rijxdaelders
voor sijn aendeel van dees diefte aen hem gegeven
hadde.
Verclaerende voorders den gedetineerden met sijne
voorseijde gesellen van Merxstein naer Ubach ende van
daer voorders naer Wurm gegaen te zijn. Ende dat niet
verre achter Ubach die van dito Ubach bij hen gecomen,
ende onderweghs noch meer aengetroffen te hebbendie
hem gedetineerden onbekent waeren. Dat den
gedetineerden noch gesien heeft, dat de chirurgijn
Kerckhoff van daer te rugge coemende eenighe packen op
sijn peerdt gehad heeft, maar niet te weeten, wat
daerinne geweest was. Maer gehoort te hebben dat daer
mans en vrouw kleederen, tinne en andere effecten
gestoolen waeren, sonder die specifiquelijck te connen
noemen of describeeren.
Noch heeft den gedetineerden verclaert geassisteert te
hebben aen den diefstal van Immendorp bij de
weduwe Janssen ende daer oock op schiltwacht
gestaen te hebben met den voorseijden Hans Hendrick
van Bardenbergh, ende met Nicolaes Rootcrans. Zijnde
hij gedetineerden met Nicolaes Rootcrans beijde
gearmeert geweest met een fusieck ende den voorseijden
Hans Hendrick met een pistool. Nochtans niet
preciselijck te weeten hoe sijne gesellen daer
ingecomen waeren, maer gehoort te hebben dat sij met
een couter en stuck eijsen daer ingebroocken waeren.
Seggende voorders dat noch aen den diefstal
geassisteert hadden Baltus Kerckhoff met desselfs
huijsvrouw, den Chirurgijn Kerckhoff, daer te perdt
geweest sijnde, Caspar Stapelman, Hans Peeter
Crichelbergh, Joseph van Rutzelvelt, soon van den
cuijper Hans Hendrick, Adolphus Steins, Joseph
Dammers, Peeter den haemmaecker, ende seeckeren Cobus
van Ubach, roedt van haer. Als mede meer andere hem
gedetineerden met naemen niet bekent. Voorts oock veel
vremden hem gedetineerden onbekent, denwelcke noch
packken van dien diefstal over de bergh langs Grummers
meulen in het Rijck van Aacken naer toe gedraeghen
hadden, sonder te weeten waer deselve verbleven
waeren.
Gevraegt zijnde wie hem den aenslaegh tot deese diefte
gegeven heeft, heeft verclaert Baltus Kerckhoff met
wie hij alleen verkeert hadde. Ende van denselven
thien schillinghen voor sijn aendeel becoemen te
hebben.
Dan heeft eijndelijck gepersisteert nochte tot Hooghen
nochte bij het complot datter soude gemaeckt geweest
sijn om te gaen stehlen op den hoove onder Ubach
geweest te sijn, nochte eenigh deel daervan genooten
te hebben. Maer voor ontrent drij ad vier jaeren van
Baltus Kerckhoff acht schillingen ontfanghen te
hebben, wanneer denselven met meer andere gesellen van
hunne bende was stehlen geweest aen ghenen cant van de
Maes. Sulx voor sijn deel, om dat niet hadde connen
medegaen weghens de afgeleegenheijt van de plaetse,
die den gedetineerden niet meer en weet te noemen.
Ende naer dat deese van wordt tot woordt aen den
gedetineerden is voorgelesen geweest, heeft corrigendo
in relectione gepersisteert niet waer te zijn, dat
Joannes en Peeter Ploum met hunnen swaeger Wilhelmus,
oock niet Wilhelmus en Thijsgen Schieffers, den
weckenbacker, nochte Joannes Cremers aen de opgemelte
dieftens geassisteert hadden, ende deselve door hem
valschelijck gedenonceert geweest te sijn uijt puere
pijn en vreese.
Ende heeft voorders bij allen t'ghene voorseijd
gepersisteert, ende deese gehandmerckt, verclaerende
weghens pijn niet te connen scrijven.
(was
geteeckent) cruijs + mirck van Arnoldt Kneullen,
seggende niet te connen
scrijven
(leger stont) quod
attestamur
(geteeckent) Mathis
Hulsgens, schepen, Mathis Trumpener, schepen,
Henricus J. Zentiss,
schepen, Joannes Coonen, schepen
(onder stont) In fidem
(geteeckent) J.F. Daelen,
substitut greffier
Concordat
etc.
J.F. Daelen, substitut
greffier
|
|