|
|
Geëxhibeert den 8en Junii 1771
Persoonele respondeeringhe van den gedetineerden
Cornellis
Dautzenbergh bij scherpere examinatie
gedaen op den casteele
van s'Hertogenraede den 7en
junij 1771 ten overstaen
van de schepenen Cloter
en Reinckens ende mij JF
Daelen Subst. greffier
Eodem et coram iisdem is van weghens den
heere officier gesisteert en heeft gecompareert
den gedetineerden Cornellis Dautzenbergh, aen
denwelcken het decret van scherpere examinatie van
den 5en deses voorgelesen [is]. En bij voorgaende
territie aengemaent hebbende [zijnde?] van d'
oprechte waerheijt te bekennen, heeft den
gedetineerden overal in negativis blijven
persisteeren. Is dienvolgens om quaert voor negen
uhren op den stoel gebonden en [zijn] hem soo de
schruijven op de duijmen geset geworden. En deese
schruijven een vierdel uhr op sijne duijmen gehadt
hebbende, sonder te willen bekennen, is hem den
eersten stievel aen sijne rechte been gestelt
worden, en heeft instantelijck en losgeschroeft
sijnde aengevangen te bekennen van mede plichtigh
ende handtastelijck geweest te sijn aen den
diefstal begaen op de Pastorije van Hoeghen
in den maent junij van voorleden jaer ende dat aen
desen diefstal mede geholpen hebben
Adolphus
Steins, desselfs soone Leonart Steins,
Peeter Muller,
Joseph Keijser,
Joseph Ploum van den Sanckel,
Theclen
Cobus getrouwt met Thecla Ploum,
Dirck Jaspers,
Jacobus Otten ende
de twee van
Merxstein alhier gedetineert, wesende den eenen
eenen schoenmaecker en den anderen eenen cuijper.
Den schoenmaecker hem noemende Arnoldus, wonende
aen de bergh, sijnde eenen ouden bedaegden man.
Den voors. cuijper woonende tot Merxstein niet
verre van de pastorije aldaer, van welcken cuijper
hem gedetineerden den naem onbekent is, gelijck
hij seijt.
Dat aen hem gedetineerden den aenslaeg van
desen diefstal eenighe daeghen te voorens bekent
gemaekt is geworden door den haemmaecker Peeter
Mullers ten welcken huijse den gedetineerden hem
s'avonts te voorn ingevonden heeft met Dirck
Jaspers en Joseph Keijser. Dat sij gesellen te
saem en met Peeter Mullers doen gegaen sijn naer
Merxstein ten huijse van Baltus Kerckhoff
denselven aldaer aenroepen. Dat sij doens
onderweghens bij malcanderen gecoemen sijn met
Adolph Steins, desselfs soone Leonart Steins,
Jacobus Otten ende tot Merxstein arriveerend daer
noch bij hun gecoemen waeren Joseph Ploum, Jacobus
getrouwt met Thecla Ploum. En dat sij doens te
samen ten huijse van Baltus Kerckhoff ingegaen
waeren en aldaer noch gevonden hebben drij ofte
vier andere gesellen diewelcke hij gedetineerde
niet gekent heeft. En alzoo met voors. Baltus
Kerckhoffs te saemen gegaen waeren uijtdeselver
huijse langs de Streiffelter hooren naer Hoeghen
toe. Ende dat sij gecoemen sijnde tot ontrent
eenen boom staaende in het Hooger velt aldaer noch
gevonden hebben ontrent de thien persoonen die hij
segt niet gekent te hebben.
Ende alsoo van daer te saemen gegaen sijn
naer de voors. pastorije toe, ende aldaer gecoemen
sijnde, gelijck hij gedetineerde gehoort heeft
Baltus Kerckhoff het eerste met een ijser soude
gebrocken hebben. En den gedetineerden valsche
circumstantien voortbrengende, notanter dat sij
aen de poort souden gebrocken hebben, sijn hem
wederom de schruijven op de duijmen gestelt
geworden om een vierdel voor thien uhren. En nu
deese de schruijven een vierdeluhr op sijne
duijmen gehadt hebbende is hem wederomme den
eersten stievel op sijn rechte been gestelt
geworden. Soo weghens desselfs voorgebrochte
valsche circumstantien als terwijlen hij weijgerde
te bekennen en te segen wat tot Hoeghen was
gestoolen worden.
Ende naer dien hij nu deesen steevel op
sijn rechte been gehadt heeft den tijdt van een
vierdel uhr heeft hij gedetineerden verclaert mede
aen voors. diefstal begaen op de pastorije van
Hoeghen alnoch geassisteert te hebben
Peeter
Pauwels, Henricus Steins ook soon van Adolph
Steins.
Ende heeft verders noch bekent
van andere gesellen van Ubach notanter Dirck
Jaspers ende Peeter Mullers gehoort te hebben dat
oock bij voors. diefstal geweest was Peeter
Meijers ijdom van Adolf Steins.
En den geëxecuteerden den voorseijden
stievel nu noch eene halve uhr op sijn been gehadt
hebbende, is denselven losgeschroeft worden mits
hij gedetineerde verspraak overal d'oprechte
waerheijt te sullen bekennen. Ende soo
losgeschroeft sijnde heeft den gedetineerden
verclaert dat den inbruck op de pastorije tot
Hoeghen geschiet in de muijr aen een caemer aldaer
sonder dat hij de precise plaetse weet mits hij
buijten op de straet aen de poort schiltwacht
gehouden heeft. Ende dat Baltus Kerckhoff, Adolf
Steins met sijne twee soonen Henricus ende Lennart
met meer andere die hij gedetineerde preciselijck
al te saemen weghens de nacht niet en weet te
noemen, in de voors. pastorije ingeweest te sijn
ende aldaer beneffens eenigh gelt ende huijs
mobilien oock de monstrance gestoolen hebben. Ende
seijt niet precise te weeten wien de monstrance
vortgebracht hadde, doch gehoort te hebben dat
sulx Baltus Kerckhoff en Adolf Steins met sijne
twee soonen voors. gedaen hebben. Maer oock niet
te weeten voor hoeveel deselve monstrance vercocht
geworden.
Ende van deesen diefstal niet meer
geprofiteert te hebben als twee schillingen die
hij ontrent vierthien daeghen daernaer ontfangen
hadde door en ten huijse van Baltus Kerckhoff.
Verclaert den gedetineerden verders mede
geassisteert te hebben aen den diefstal begaen bij
de weduwe Janssen tot Immendorp
Ende van den aenslaegh van deesen diefstal
verwittigt geworden te sijn door Peeter Mullers,
niet weetende hoeveel daeghen te voorens, maer
naer sijn beste goettuncken vermeenende dat sulx
ontrent drij weeken van te voorens geweest was.
Ende dat s'avonts voor deesen diefstal hij
gedetineerden met Adolf Steins, Dirck Jaspers,
Leonart en Henricus Steins ten huijse van Peeter
Mullers bijeen gecoemen sijnde sij van daer gegaen
sijn over den Hilbert op naer voors. Immendorp
toe. Ende in het velt niet verre van Ubach (moet
sijn) Wonken bij hun gecomen sij Jacobus Otten,
Peeter Pauwels, Joseph Ploum, Jacobus getrouwt met
Thecla Ploum ende oock henricus Steins die hij
hievoorn qiaelijck geseijt heeft te sijn geweest
ten huijse van Peeter Mullers. Dat daer oock noch
bij hun gecoemen waeren Baltus Kerckhoff ende de
twee van Merxstein alhier gedetineert, te weeten
den voors. cuijper ende den schoenmaecker
Arnoldus, ende noch meer andere die hij
gedetineerde niet gekent en heeft.
Dat sij alsoo te saemen gegaen sijn tot
Immendorp voors. ten huijse van de weduwe Janssen.
Dat hij gedetineerde aen de poort aldaer op
schiltwacht is blijven staen ende Baltus Kerckhoff
met Adolf Steins en meer andere die hij
gedetineerde precis niet en weet te noemen, naer
het voors. huijs ingebrocken sijn. Sonder dat den
gedetineerden de plaetze van den inbreuck precis
weet te designeeren mits hij buijten aen de poort
op schiltwacht heeft. Dat de gesellen in het selve
huijs diverse mobilien gestoolen hebben sonder dat
den gedetineerden deselve weet te noemen, mits de
andere gesellen deese verdraegen ende vercocht
hebben. Ende hij gedetineerden maer allen voor
sijn aendeel daervan becoemen heeft drij guldens
uijt handen ende ten huijse van Baltus Kerckhoff.
Verclaert oock in het vroeghjaer van den
laetste jaeree mede geweest te sijn wanneer
complot gemackt was om te stehlen op den hove
onder Ubach
Dat hij van dit complot verwittigt was geworden
door Peeter Mullers sonder precis te weeten hoe
langh te voorens, edoch vermeenende sulx drij
weeken te voorens gewest te sijn. Dat hij
gedetineerde doens in het velt aen de Hover linde
ten dien eijnde met Adolf Steins, Joseph Ploum,
Dirck Jaspers, Peeter Mullers, Jacobus de vuss
getrouwt met Tecla Ploum ende Baltus Kerckhoff,
ende noch meer andere die hij niet gekent en heeft
hun vergaedert hadden. Ende dat sij ewel dit hun
complot niet en hebben conne executeeren mits de
luijdens op de hove noch op waeren en sij het
licht daer noch hebben sien brannen.
En deese aen den gedetineerden duijdelijck
voorgelesen sijnde, heeft denselven verclaert
daerbij overal te blijven persisteeren en tot dien
eijghenhandigh gehandmerckt.
(was geteeckent) Cornelis Dautzenberg
(leger stont) Quod attestamur
(waeren geteeckent) H.J. v Giruns, R. Coter
schepen, D. Reinckens schepen
(daeronder stont) In fidem) (geteeckent) J.F.
Daelen subst. Greffier
(leger stont) Quod
attestamur
(geteekent)Hendrigh
Werden schepen,
D. Rinckens schepen
(onderstont) In
fidem
(geteekent)
J.F. Daelen subst. greffier
Gevaceert ¼ uer
|
|
|