|
|
|
|
|
|
|
Coram de Schepenen
Swildens, VCotzhuijzen
Wintgens, Landmaa en
Nijssen
|
Personele Responsiven
..........gedaan
.....Ter instantie van
den WelEedel gestrengen Heer
en Mr. W.D. Vignon, Luitenant-
Drossard deses lands Valken-
borg, nomine officii informant
..........Door
Matthijs Crousen gedetineerde
|
|
|
Maandag 13 Junij 1774
Is van wegens Den welEedelen gestrengen Heer
Luitenant-HoogDrossard voorszegt alhier gesisteert den
voormelten gedetineerde en nae dat aan denselven was worden
voorgehouden de opregte waarheijd op hetgeen hem soude
gevraagt worden te moeten bekennen heeft verklaart
Art. 1
Oud omtrent vier ad vijf en vijftig jaaren te sijn, genoemt
te sijn Matthijs Crousen, geboortig te sijn op den Scheijt
en sijn Costwinninge te weesen van op te hoven te gaan
dienen voor werkknegt.
Art. 2
Verklaart getrout te weesen met Anna Catharina Roosboom
omtrent seeven ad agt en twintig jaaren en nog seeven
kinderen met deselve in leeven te hebben.
Art. 3
Verklaart te hebben hooren seggen dat sich in deese en
andere naabuurige landen ontdeckt heeft eene bende
gauwdieven of nagtroovers.
Art. 4
Verklaart dat hem kennelijk is, dat het hooge officie beesig
is en devoir doet om deselve te doen straffen.
Art. 5
Verklaart wel gehoort te hebben dat deese Bende sig pligtig
gemaakt heeft aan diefstallen en andere Euweldaeden.
Art. 6
Verklaart niet onder de voorige Bende te gehooren
|
|
Art. 7
Verklaart dat hij gedetineerde met Houben Hens van
Schandelen te saamen woonende als knegts in het Rijk van
Aaken op eenen hof genoemt Laarbroek bij eenen halfen
genoemt Vinken, dat deesen halfen hun beijde hadde versogt,
om met en voor hem eenen Boom, een Eijk om karren daar uijt
te laaten maeken een langkarr en een slagkar, te gaan haalen
in den Aaker Bosch, als wanneer hij halfwin hun ieder een
vatt Rogge soude geeven. T'welk sij blijde gedaan hebbende,
en den halfen sijn belofte niet naekoomende, sij ieder een
vatt Roggen genoomen hebben. Addeerende, dat vermits den
halfen vreesde dat d'Aaker Heeren naevraege nae deesen Boom
doen soude, hij denselve onder den meest verborgen hadde.
En verder niets diergelijks tot sijnen laste te hebben.
Art. 8
Verklaart dat sig heeft moeten absenteeren om buijtenlands
arbeijt te soeken, vermits hij met den stroodecker Drick van
de Linden als opperknegt gegaan hebbende, met questie van
den selven gekoomen was, en geen arbeijt hadde. Dat hij als
toen naar Aaken gegaan is, en bij seekere vrouw Swart
woonende agter het Munster in t'Poateste Straatje bij
Hockerell aan t'wolwerk gearbeijd te hebben. En dan nog
gewoont te hebben een dag of tien bij Valckenborg tot
Eijgelshoven en ook een poos bij sijnen swaeger Hans Peter
Koch tot Simpelveld, en tzedert laastleeden St. Remigij
wederom binnen deese Banke geweest te sijn.
Art. 9
Verclaart van geene Diefstallen te weeten, nog daaraan
pligtig te staan en ook geene verdere Complicen meer te
kennen.
En heeft naar duijdelijke voorleesinge hier bij blijven
persisteeren.
Ten Fine deese geteekent
|
|
|
mattijs crausen
Quod attestamur
G. Swilden
J.B. VCotzhuijzen
J.L. Wintgens
G.P. Landman
N. Neijssen
|
|
|
|
|
|
|