|
DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS |
PROCESSTUKKEN |
|
||||||||
Art 1
De gevangen zegt genaemt te zijn Jacob Schosman oud omtrent dertig jaar gebooren te Malvali In Zwitserland onder't Canton Uri |
Art 1
De gevangens naam, ouderdom,en geboorte-plaats te vraagen |
|||||||
zegt een glaazenmaker te zijn en sedeert't jaar 1739 daermede zijn kost gewonnen te hebben. |
2.
Wat sijn bedrijf is? |
|||||||
de gevangen zegt Eleazar Alexander Caan niet anders gekent te hebben dan dat hij nu en dan bij hem een ducaat liet wisselen, en niet anders met hem geleeft te hebben dan in vriendschap. |
Art. 3.
Of hij gevange niet wel en sonne- clair gekent heeft seekere Joode genaamd Eleazar Alexander Caan, in sijn leeven gewoond hebbende tot Heerle in den Lande van Valkenburg? |
|||||||
zegt geene sedert het jaar 1748 |
4.
Hoe lange hij gevange kennisse aan, en ommegang met den voornde Joode gehadt en gehouden heeft? |
|||||||
Zegt in Heerle |
5.
Waar hij gevange jegenswoordig woonagtig is, en sig onthoudt? |
|||||||
Zegt sedert twee jaaren daer zijn vaste woonplaats gehad te hebben. |
Art. 6.
Of hij gevange niet voor ruijm Twee Jaaren tot Heerle is komen te woonen en sig aldaar onthouden heeft? |
|||||||
zegt in het kruis |
7.
Waar en bij wie hij gevange in die tijd van ruijm Twee Jaaren sijn Verblijf en intrek tot Heerle gehadt heeft? |
|||||||
zegt met glaaze maeken |
8.
Waar mede hij gevange sig in die tijd geneert ende kost gewonnen heeft? |
|||||||
Zegt ja en niet anders dan nu in werkendaagse kleederen, dog in't jaar agt en veertig een kala- minke hemtrock met zilvere knopen, en een blauwe rock van fijnlaaken die wel twee pistolen koste te hebben laaten maaken. Dat hij mede een doos gekogt heeft van schildpad met zilver ingelegt die wel 28 permissie schillingen koste, en dat toen Maestrigt weder aen haer Hoog Mog. overgegaen was, agtien bouteilles wijn en drie en een halve patacon gespendeert te hebben, in't gezelschap van Scheepen Pelt, Theodorus Ross Wilhelmus Pipers, Pieter Römer en andren. |
Art. 9
Off hij gevange, wanneer hij eerst tot Heerle gekomen is niet sobertjes gekleed is geweest? |
|||||||
beantwoord bij voorgaande art. |
10.
Off hij in die tijd mede niet gantsch onvoorzien van geld het zij goud of silver geweest is? |
|||||||
Zegt neen |
11.
Off hij Jegenswoordig niet beter van geld, hetzij goud of silver, voorsien is? |
|||||||
cessat |
Art. 12.
Waar sulks vandaan gekomen is? |
|||||||
zegt Ja wel twee pakken klee- deren maer geen andere goederen |
13.
Off hij na de maand November van het Jaar 1749 niet Twee packen Nieuwe kleederen en andere goederen meer gekogt, en heeft laten maken? |
|||||||
Zegt eene binnen Heerle bij Joannes Timmers kleermaker het tweede binnen Heupen (?) bij Jacobus Smits |
14.
Waar en bij wie hij de voorsz. Twee packen Nieuwe Kleederen en andere goederen meer heeft gekogt, en laaten Maaken? |
|||||||
Zegt neen niet anders dan in april deeses jaars bij occasie dat getrouwt is zes bouteiljes wijn ten beste gegeeven te hebben en drie maanden, daer na betaalt. ook nog eens Vastenavond bevorens zestien kannen bier zijnde zestien Hollandse stuivers ten beste gegeven te hebben bij Blomme in't gezel- schap van de Hollandse con- stapels die van Maestrigt te Heerle quamen. |
Art. 15.
Off hij na de voorsz. maand November 1749 mede niet veel Wijn aan andere menschen gespendeert, en selfs rijkelijk geleeft heeft? |
|||||||
Zegt neen |
16.
Off hij gevange na de voorsz. maand November 1749 mede niet dikwils met veel goud geld gepronkt heeft ? |
|||||||
cessat |
17.
Waar hij dat goud geld van daan heeft gehaalt? |
|||||||
zegt ja |
Art. 18.
Off hij gevangen op den 2/denNovember 1749 met den voorsz. Joode Eleazar Alexander Caan niet een reijsje is gaan doen? |
|||||||
zegt om na Trigt of na de kant van Den Bosch te komen |
19.
Soo Jaa, waar na toe? |
|||||||
Zegt ja |
20.
Off hij gevangen voor het doen van dat reijsje niet geweest is bij Judith Jacobsz. Levy, huijsvrouw van den voorn/e Joode Eleazar Alexander Caan tot Heerle, om een ducaat te wisselen, die vijf aasen te Ligt was. |
|||||||
Zegt neen niet anders dan dat Caan hem zelfs gesproken heeft over de reis op een gar agter Pipershuijs te Heerle, zoals steets gezegt heeft. |
Art. 21.
Off hij gevange bij die occasie van de voorn° Judith Jacobsz. Levy niet gehoort en vernomen heeft, dat haar man naar Holland zou gaan, en wel wat waards zoude mede- neemen; terwijle men aldaar met geen Leedige handen ietwes konde uijtrechten? |
|||||||
zegt neen contrarie |
22.
| Off hij gevange, sulks gehoord | hebbende, daarop aanstonds | gesegt heeft: Ik gaa met uw | man naar Holland toe, of | tot Den Bosch; | 23.
| Ik hebbe een Neef tot Vught| woonen, bij die moet ik veertien | Rijx daalders geld haalen, | dewelke ik hem geleent hebbe | Art/l 24.
| En hij wil mij die niet geeven, | tenzij ik het selfs afhaale; | 25.
| En dan heeft die Neef geschreeven | van mij daar braaf te willen | tracteeren? |
|||||||
Zegt niet net te kunnen bepalen, wanneer hij met haar gesproken heeft, dog de eerste zondag in October de laaste ducaat gewisselt te hebben, en maar agt dagen voor het vertrek naer 's Bosch met haar gesproken te hebben daerover. |
26.
Off hij gevange, eer hij het voorsz. gesprek met de voorn° Judith Jacobsz. Levy gehouden heeft, met den voorn° Eleazar Alexander Caan was afge- sproken dat hij gevange met den selven naar Holland of tot Den Bosch zoude gaan? |
|||||||
Zegt Neen |
Art. 27.
Of hij aan den voorn° Eleazar Alexander Caan ook heeft geal- legeert de reeden, in den voorsz. 23. 24. en 25. articulen vervat? |
|||||||
Zegt dat hij van geen Neef gespro- ken heeft en ook te Vugt geen neef te hebben woonen, en dat hij aen Kaan alleen gezegt heeft dat hij van iemand te Vugt dertien Rijxdaalders Ceuls geld moest hebben. |
28.
Hoe die Neef van den gevange, die hij seijde tot Vught te woonen, en daar hij voorsz. veertien rijxdaalders geld van zoude haalen, genaamd is geweest? |
|||||||
Zegt dat wel zoude kunnen wezen dat hij aen Kaan gezegt heeft dat die persoon van wien hij het gem. geld moets hebben mede een Italiaens Glazenmaker was. |
29.
Off die Neef van den gevange door hem gesegt wierde mede een Italiaansch Glasemaker te weezen? |
|||||||
Zegt dat die brief dien die persoon gekregen heeft om tegens Novemb te Vugt te komen, onder zijne papieren moet zijn. |
Art. 30.
Waar die brief gebleeven is, die de voorsz. Neef aan den gevangen zoude geschreeven hebben? |
|||||||
Zegt Neen. |
31.
Off hij gevange niet geweeten heeft, en van wie hij sulx geweeten heeft, dat de voorn° Eleazar Alexander Caan in het Laatst van der maand October 1749 is geweest na Maastright, en aldaar getracht heeft een Wissel te krijgen om het geld,'t geene hij in Holland noodig hadde, daar bij over te maaken? |
|||||||
Zegt zulx buiten zijn weeten te zijn. |
32.
En dat dezelve Eleazar Alexander Caan als doen onverrigter saake van Maastrigt is terugge gekomen, omdat de cours van de Wissel hem te hoog en te nadeelig was? |
|||||||
Zegt Neen |
Art. 33.
Off, als wanneer voorn° Eleazar Alaxander Caan ten dien tijd van Maastrigt wederom te rugge kwam om na Heerle te gaan, hij als doen den gevange niet gevonden heeft aaen het soo- genaamde Witte - Huijsje, staande een half uur buijten Maastrigt? |
|||||||
Zegt Neen. |
34.
Off de gevange ter dier tijd aan den voorn° Eleazer Alexander Can niet gevraagt heeft, of hij al een Wissel gekreegen hadde? |
|||||||
Zegt Neen |
35.
Off Eleazar Alexander Caan hem gevange daarop als doen niet geantwoord heeft, dat de Cours van de Wissel te hoog was, en dat hij daarom het geld met sig neemen, ende ten eersten vertrecken zoude? |
|||||||
Zegt Neen |
Art. 36.
| Off hij gevange den gemelde | Eleazar Alexander Caan. mede | niet gepersuadeert heeft om | geen geld per Wissel over te | maaken, maar het selve op sijn | reijse mede te neemen, met | deeze of diergelijke Woorden: | 37.
| Off hij Eleazar Alexander Caan | gek was, dat hij sijn geld | per Wissel zoude overmaaken? | 38.
| Daar bij voegende, wie zou ons| wat doen met ons beijde ? | Art. 39.
| Want ik Jacob ben een man| voor Twee, en gij ook. | 40.
| Al had gij schoon duijzend | ducaten bij U, gij behoeft | niet bange te weesen? |
|||||||
De gevange refereert zig op dezen en volgenden art. tot zijn antwoord op art. 28 |
41.
| off hij gevange met de voorn° | Eleazar Alexander Caan mede | niet gesproken heeft van sijn | Neef die tot Vught zoude | woonen? | Art. 42.
| En daar bij gesegt heeft, dat | hij bij den selve Neef vijff | en Twintig Rijxdaalders moest | haalen? |
|||||||
Aldus op de
voorenstaende articulen door het volle Collegie ter
præsentie van het Officie Fiscaal, op de Voorpoorte
geëxamineert en gehoort de voorn. gevangen Jacob
Schosman, die nadat hem de voorsz. articulen en
responsiven seratwelijk(?) en distinctelijk waren
voorgeleezen, bij den inhoud de zelve heeft
gepersisteert en deeze onderteekent. Actum op de
Voorpoorte 21 Decemb. 1750. |
||||||||
Jacobus Schosmans Mij present De Kempenaer 1750 |
||||||||
Afstammelingen van Bokkenrijders |
Verzameld door John van Eekelen
|