Op heeden den negenden december seventien
hondert drie en seventig, compareerden voor mij
ondergetekende notaris openbaar geadmitteert bij den
Souverainen Rade en Leenhove van Braband in 's Hage, tot
Voerendal bancke van Heerle residerende, en in presentie
der geloofwaardige getuijgen naargenoemt,
Willem Sijstermans, inwoonder van het Retersbeek, in
huwelijk met IJda Boumans, oud agt en dertig jaren zo
hij verklaarde, mij bekend en Matthijs Mingelers
ongehoud, oud in zijn een en twintigste jaar zoo hij
verklaarde, mede inwoonder van het Retersbeek.
Welke beijde comparanten zoo een ieder in het bijsonder
als ook gesamenderhand verklaren voor de opregte
waarheijd, sonder eenige de minste inductie of persuatie
van iemanden, in plaatze van gestaafden eede die zij
comparanten (desnoods) ende gerequireert wordende berijd
zijn ten allen tijde voor Regters competent te
prestieren,
Zulx ter requisitie
van de kinderen van Frans Willem Heusschen,
huijsvrouwen van
Willem Ramekers, Coen Sporken en Johannis Hazen,
Hoe dat het waar en waaragtig en aan hun declaranten
zeer wel kennelijk en bewust is, dat Helger Gerets
(dewelke op den 3 dezer maand is geexecuteert) veele en
verscheijde dreigementen hadde gedaan vóór zijn
apprehensie, zoo in het generaal aan de ingezetenen van
Weustenrade als Retersbeek. En wel in substantie deze,
wanneer hij als een schelm naar Valkenborg wierd
gebragt: zal ik het gansch Retersbeek en Weustenrade in
pijn brengen.
Gevende hij eerste declarant redenen
van wetenschappe dat hij in de maand julij laastleden,
zoo hij vermeent twee a drie dagen naar de apprehensie
van Peter Gerets, broeder van voornoemde Helger Gerets
(en onlangs tot Heerlen geexecuteert) hem declarant
rencontreerde in de weijde van ten Veeren, hebbende en
pak brood op zijnen rugge dat hij gebedelt had, aan hem
declarant een snuijfje vraagde.
Hij declarant tot hem seijde: gij hebt nog een goede
reijs gehad want gij hebt daar nog al eenen goeden knop
brood op den rug hangen.
Hij Helger repliceerde: als ik naar die kant gaan dan
krijg ik meer als wanneer ik naar het Retersbeek en
Weustenrade gaan, daar krijg ik niet veel.
En verders tot hem declarant seijde: wat seis tu van
mijn broer.
Den declarant daar op seijde: wat sal ik daar van
seggen, die sit al te Valkenborg.
Waarop genoemde Helger seijde: als mig iemand verraden
soude bin ich bang dat mig mijn broer verraden sal.
Den declarant daarop seijde: dat is een teeken ofstou
auch der van wist.
Hij daar op seijde, als het zoo wijt komt dat ik
naar Valkenborg moet, zal zig het Weustenrade en
Retersbeek beklagen en de groote en rijkste sullen het
eerste proeven daar van hebben.
Hij declarant daar op seijde: dan weers tu wel eenen
groten ondeugdenden, en is doen van hem weggegaan.
Gevende hij tweede declarant redenen van wetenschappe
dat hij in de maand julij en wel so hij vermeent den
lesten sondag in de Hoijmaand laatsleden, van intensie
sijnde een swerm bijen uijt te halen in eenen eijkenboom
staande in de weijde van het Hoenshuijs gelegen bij het
Retersbeek, den voornoemden Helger Gerets met hem ging
om te helpen. En gekomen zijnde in de weijde van den
hove daar zij moesten doorgaan en te samen
discourseerende onder ander seijde den voornoemdem
Helger: daar is Veuske Boumans, die geeft mij na dat ik
die plank gestolen heb, die plank zal zig nog muuren, zo
alsser mig evele nu vangen, kan zig het gants Retersbeek
in pijn stellen.
Hebbende hij
declarant verders gesien dat gemelden krommen Helger en
Joannes Steijns dikwijls des sondags naar de middags bij
zijnen vader Peter Mingelers (mede geexecuteert) zijn
gekomen en langer met malkanderen spraken, dog als hij
declarant of iemand anders uijt hun huijs quam als dan
wederom stil sweegen.
Eodem die is alhier mede gecompareert Matthijs Gielen in
huwelijk met Maria Catharina Schoenmekers, oud in zijn
vier en veertigste jaar, inwoonder in het Weustenrade
mij notaris bekend, den welke verklaarde mede sonder
eenige de minste inductie of persuatie op zijn eer en
mannen waarheijd in plaatze van gestaafde eede die hij
(des noods bersogt zijnde) bereijd is ten allen tijden
voor competenten regter te presteren, zulx ten
requisitie als voor,
Dat waar en waaragtig en aan hem declarant nog wel
kennelijk en bewust is, dat den voornoemden Helger
Gerets verscheijde dreijgementen hadde gedaan aan de
ingesetene van het Retersbeek.
Gevende hij declarant redenen van wetenschap dat hij in
de gepasseerden winter van den jare 1772 op een sondag
morgen van Voerendal uijt de vroegmisse willende naar
huijs gaan, gemelten Helger Gerets bij hem komende op
het Putter Veld tot hem seijde: Gielen ik heb een
versoek aan ug, dat eer mig wat koolen leende, want het
is zoo koudt, mijn kinderen bevriezen mig in het huijs.
Waar op den declarant seijde: waarom en gaat eer niet
bij uw vrunden.
Hij daar op seijde: ich bin gisteren avond bij Koen
Sporken geweest, die wil mig geen geven.
Dat is wel slegt, seijde den declarant, waar op gem.
Helger seijde: 't is goed, Berg en Dal begeert malkander
niet, maar wel de mensch, ich sal hem dat nog wel eens
regt te pas brengen.
Den declarant denselven dag aan hem Helger eenige koolen
heeft geleend.
Alle het geene voorschreven is verklaren de declaranten
alzoo te zijn de opregte waarheijd, hebbende het zelve
alzoo met hunne oogen gesien en ooren hooren spreken
uijt de mond van den voornoemden Helger Gerets.
En want het niet redelijk en is als de waarheijd
(insonderheijd dir versocht zijnde) gestand te doen,
hebben zij declaranten zulx niet konnen weijgeren maar
in faveur van justitie geerne medegedeelt tot
Voerendal, dato als boven, in presentie van Johannis en
Joseph Pluijmekers, naburen alhier, als geloofwaardige
getuijgen hier toe verzogt, die de minute dezes
beneffens de comparanten en mij notaris behoorlijk
hebben ondertekent en gehandmerkt
Quod attestor
C. Swildens
Notar. Publ.
Coll. et auth. ib Voerendal
dato ut supra
|