|
|
|
|
|
|
|
Interrogatorien voor
Den WelEd. Gestrengen heer en mr.
J.G. Farjon Lt. Hoogdrossard
deeses lands nom. off. Informant
|
|
UWE Eerentfeste worden gebeden de in de margine
genomineerde persoonen onder solemneelen Eede te
verhooren, en derselver responsiven in geschrifte te
redigeren quo facto aan den heer Informant copije omme
etc.
|
Joannes Sampson,
Hans Linnert Cuijpers
|
.....1
Of de beijde deponenten den 8 deeses niet sijn in de
vroegmisse geweest tot Heerlen
.....2
Of den eersten deponent niet gesien heeft, dat Nicolaes
Creuen aan den tweeden deponent uijt den sack genoomen
en gestoolen heeft eenen neusdoek
.....3
Of denselven deponent hem Cuijpers sulckx niet
gewaarschouwt en gesegt heeft
.....4
Wanneer den tweeden deponent Nicolaes Creuen vervolgt en
den sackdoek beneffens nog eenen anderen doek verborgen
onder sijne armen uijtgehaalt heeft
.....5
T'Welck door den eersten deponent is gesien geworden. En
wat voor excuse daar ontrent maakte
.....6
Wat aan den deponenten dien aangaande verders kennelijck
en bewust is
.....7
So als ook pertinente redenen van wetenschappe hiervan
te geven
Cetera suppleat Domini A.A. industria in en op alles
etc.
|
|
|
Implorerende J.A. Pelt
|
.....................................................
Coram de Schepenen Swildens,
Pelt, VCotzhuijsen, Wintgens
en Nijssen
|
Conden verhoort
.....Ter instantie van
Den welEedelen gestrengen
Heer en Mr. J.G. Farjon
Lt. Drossard deeses lands
nomine officii informant
|
|
Woensdag den 18 november 1772
Is gecompareert Joannes Sampson woonende
als knegt op den Hof Ter Worm behoorlijk gedaagd, geEed
en gevraagt over de articulen op heeden sijdens den heer
informant geλxhibeert
Verclaard Art. 1. dat hij met Hans Linnert Cuijpers
den 8 deeses in de vroeg misse geweest te sijn
Art. 2. verclaart gesien te hebben dat Nicolaes
Creuwen uijt den sack van Hans Linnert Cuijpers genoomen
en gestoolen heeft eenen neusdoeck
Art. 3. verclaart dat hij deponent sulx aan
Cuijpers gewaarschuuwt en gesegt heeft
Art. 4. verclaart gesien te hebben, dat Nicolaes
Creuwen vervolgt wierde door Hans Linnert Cuijpers en
dat den selven hem Creuwen den neusdoek met nog eenen
anderen verborgen onder sijne armen uijthaalde
Art. 5. verklaart sulx gesien te hebben, dog dat
Nicolaes Creuwen seijde hij betigte hm ten onregten
Art. 6. verclaart verders niet hiervan te weeten
Art. 7. verclaart voor Reedenen van weetenschappe te
geeven, dat hij misschien niet daar op soude
gereflecteert hebben, als hij niet gevoelt hadde dat de
voornoemde Creuwen hem met sijne hand langs sijn lijf
tastede, en eerst meende in sijn deponents sack te
koomen. Dog dat hij sijne kleederen bij sig hield en
alstoen sag dat Nicolaas Creuwen den neusdoek uijt
Cuijpers sack keeg.
En heeft naar duijdelijke voorleesinge hierbij blijven
persisteeren, naar alvoorens gepresteert te hebben den
behoorlijken Eed aan handen van den Schepen Swildens ten
fine deese vermits schrijvens onervaeren gehandmerkt
(was geteekent)
Dit is het hand + merk van Joannes Sampson schrijvens
onervaeren
Verders is gecompareert Hans Linnert Cuijpers,
behoorlijk gedaagd, geEed en gevraagt over voornoemde
articulen heeft verclaart
Art. 1. Dat hij deponent en Joannes Sampson den 8
deeses geweest sijn in de vroegmisse alhier te Heerlen
Art. 2. verclaart, dat Joannes Sampson hem deponent
heeft gewaarschuuwt dat Nicolaes Creuwen hem deponent
den neusdoek uijt den sack genoomen hadde
Art. 3. refereert sig tot den voorigen
Art. 4. verklaart dat hij deponent hem Creuwen den
neusdoek, die hij hem ontnoomen hadde, hadde uijtgehaalt
dog geenen anderen
Art. 5. verklaart dat Joannes Sampson sulx gesien
heeft en dat Nicolaes Creuwen selfs onder vloeken
negeerde den neusdoek te hebben tot dat hij deponent
denselven uijthaalden
Art. 6. verklaart hiervan niets meer te weeten
Art. 7.verklaart voor reedenen van wetenschappe te
geeeven, dat hem Sampson gewarschuwt en dat hij met sijn
eijgene handen den neusdoek onder de armen van Nicolaes
Creuwen heeft uijtgehaalt.
En heeft naar duijdelijke voorleesinge hierbij blijven
persisteeren, naar alvoorens gepresteert te hebben den
behoorlijken Eed aan handen van den Schepen Swildens ten
fine deese geteekent
(was geteekent)
J.L. Cuijpers
(onderstond)
Quod attestamur
(was geteekent)
J.B. VCotzhuijsen, J.L. Wintgens
|
Coll. et auth. in Heerlen
den 19 Novembris 1772
|
Per Copiam
J.B. VCotzhuijsen
Subst. secretaris
|
|
|
|
|
|