|
Eedelijcke
verhooringe
....Ter instante
van
Den Weleedle Gestreng. Heer en
mr J.G. Farjon Lt. Hoogdrossart
deeses Lands nom, off. informant
Diensdag den 26 october
1773
Is alhier voor ons onderget. Schepenen van den hoogen
Geregte der Stad en Vrijgeijd Valckenborgh gesisteert
den Eersamen Martinus Schroders inwoonder aan de
handt, ressort des land van ter Heijden, gearresteert
Geëed ende Gevracht over de articulen op heeden [ter]
Rolle geëxhibeert
Ad.1.
Verclaard dat hij in den jaare 1762 gewoont te hebben
aan de handt in 't land van ter Heijden
Ad.2.
Verclaard dat hij in den jaare 1762 op Sint Bastianens
avond is worden bestoolen, deerlijck gebonden en
geknevelt en mishandelt
Ad.3.
Verclaard eenen alleen van de nagtdieven gekent te
hebben, maar veele gesien
ad.4.
Verclaard dat den eenen die hij gekent heeft van de
nagtdieven sig noemt Leonard Dahmen, hebbende in Aeken
Kaijser Carol gedragen. Welcken oock in Aeken eens
vast geseeten heeft uijt oorsaake, dat hij op Koller
Steenwegh een calf gestoolen hadde. Sijnde van
professie een molenmaeker, een groote starcken kerel,
woonende tegenwoordig tot Maestricht, hebbende eenen
neef genoemt Clermonts woonende op Vranckenbergh
op Sint Tolbergs Steenwegh.
Ad.5.
Verclaard dat voormelde Leonard Dahmen in sijn huijs
voor t vuur stond s'nagh als den diefstal gebeurde,
hebbende eene vossen vellen muts om, hebbende een
greijsen peijen rock aan. Als wanneer hij
deponent door vier anderen uijt sijn camer
gesleijpt, die hem Knevelden en bonden, soo dat voors.
Dahmen eenen meede was die het comando over de andere
dieven voerden.
Ad.6.
Refereert sig tot sijn voorig gedeponeerde en dat hij
voormelde Leonard Dahmen particulier en seer wel
gekend heeft.
En naar dat aan hem deponent sijne voors. depositie
van woorde tot woorde duidelijk is worden
voorgeleesen, (later bijgevoegd: naer alvorens
gepresteert te hebben den Eed aen handen van den
schepen Pelt), heeft verclaerd daerbij in allen deelen
te blijven persisteeren ten eijnde deeses met ons
onderteekent
Martin Schröders
Nobis præsentibus
L.G. Pelt
A. Wilmar
|
|