|
|
|
|
|
|
|
|
Protocollum
over den diefstal in de nagh
tusschen den 13, en 14. sep-
tember 1770 gepleegd bij de
weduwe Steintgens te Havert
|
|
Sabathi d. 15
septemb. 1770
|
|
Coram
Zijne Keurvorstelijke Doorlug-
tigheid Heer Raad Laurenig, en bijde de
Schepenen Schellarts en Gerardts
|
|
|
|
Op het bescheijden te kenne geeven aan de zijde van den
Fiscaal, dat er 's nagts tusschen den 13. en 14. Deeses
bij vrouw Kleintgens te havert eene geweldige diefstal
zou gepleegt zijn, heeft men zig aanstonds van
Ambtswegen daar na toe begeven, om de nodige
verklaringen in te winnen.
Waarmede men dan fumnarie heeft een begin gemaakt
met Vrouw Steintgens, welke de toedragt der zaake alzoo
verhaalde in voegen als volgd:
Namentlijk dat zij in den nagt tusschen den
13, en 14, dezes omtrent tusschen 11 en 12 uur, door een
bende Dieven waren overvallen geworden.
De Daders waren door een venster dat aan de tuijn
uijtzag ingebrooken, hadden als toen de deur in het
voorhuijs ook geforceert, en vuur geslaagen. 't Welk zij
en haare meijd hoorende hebben beginnen om hulp te
schreeuwen, maar dat er niemand was gekomen, en dat ook
de gestelde schildwagten rondom het huijs even zo min
als die zig reeds voor het voorhuijs verzameld hadden
zig daaraan hadden gestoord, maar ter contrarie
daartegen Ingeschreeuwd, en vervolgens in
haar diefstal voortgegaan.
Na dat zij vuur geslagen hadden, zijn enige de trap
opgegaan, en hebben zekere knegt van den Heer Majoor
Termadt handen en voeten gebonden, zo als zij insgelijks
gedaan hebben aan den Heer Henrichs, dewelke daaromtrent
ook sliep. Daarop zijn zij hier weer de trap afgegaan,
en hebben de keukendeur open gestooten, in de
meijden-kamer gegaan en dat geene, het welk maar voor
handen was meede genomen.
Eijndelijk zijn zij dan gekomen aan de deur van de
slaapkamer van haar, getuijge, aldaar aangeklopt, en
gevraagd of de deur goedwillig wildet open doen, zo
niet, dan zouden zij die wel weten open te krijgen, maar
dan zoude het haar niet wel vergaan.
Hierop had zij zig overwonnen en zonder hulp ziende
de deur open gemaakt. Waarop er drie waren binnen
gekomen, waarvan er twee klijne wasligten hadden in de
hand gehad, en eene gezegd: terwijl gij de deur zo
goedwillig hebt open gedaan zo zal u ook geen leed
geschieden, maar geef onshet geld hier.
Waarop zij dan hen kast en kisten had opengedaan,
en het geld gegeven
|
Art. 1.
Hoe veel geld het geweest
is, en wat voor munt
|
Voor vijf Rijksdaalders Rijks guldens, 1 Mar D'or, 2½
Rijksdaalder aan Sped. Schillingen, een Ingelsche 56.
Stuijver stuk, een ... Rijksdaalder, en nog eenige
Kopstukken Sped. Schillingen, een hollandscha gulden, en
Aacker Mercken, zo dat zig alles te samen zou bedraagen
20 Rijksdaalder.
|
Art.2.
Wat haar verder was
ontstoolen?
|
1) 2 stukken gebleekt feijn doek, ieder stuk van 16
ellen.
2) 10 stuk vrouwen hembden van haar.
3) Twee vrouwen mutze met kanten
4) 3 paar ...
5) haar beste blauw en witten zeijden damasten
kleed, blauwe grond met witte blommen
6) een geele zijde rok.
7) Twee goude ringen, waarvan er eene is gebrooken
geweest, en den anderen met een blauwe steen in het
midden, en rondom witte steenen.
8) 6 zilveren fourchetten, 7 leepels, eene zoep
leepel, een ovaal zilver kommetje, een mosterd pot met
het lepeltje, een zilvere tabaks doos, een zilvere
naalde kookertje, waarop boven een vingerhoed, en van
onder haar wapen, het welk er bijde afgeschroefd worden,
verder twee gebede boeken met zilvere krammen, een ...
Rosenkrans met eenige zilvere penningen.
9) een bruijne zeijden zakdoek met witte
dobbesteenen en een witte rand, als ook 2 catoenen, en 2
blaauwe wolle zakdoeken
|
Art.3.
Of zij getuijge ook is
gebonden geworden?
|
Eene had haar binden willen en de strik getoond,
maar door de andere verhinderd geworden.
|
Art. 4.
Of zij ook met slaagen of
anderzints is mishandeld?
|
Neen, behalven dat eene haar gedreijgd had met den
bloote harsvanger en gezegt, geef hier, of het gaat
er over
|
5.
Of iemand gekend heeft?
|
Neen
|
6.
Hoe die drie zijn gekleed
geweest?
|
Uijt vrees en schrik had zij daarop niet goed
gelet. Eene had een blaauwe kiel aangehad, maar de meijd
zoude zulks beter weeten te zeggen.
|
7.
Wat voor taal die drie
gesprooken hebben?
|
Een Hoogduijtse zoldaten taal.
|
8.
Of zij niemand verdagt
hield?
|
Neen
|
9.
Hoe veel de gestoolene
goederen aan waardij wel bedroegen?
|
Zij konde stuk voor stuk niet taxeeren, om dat het
zilverwerk niet gewoogen was, en daarom niet konde weten
hoe veel dat was.
|
10.
Hoe hoog zij dan omtrent de
geledene schaade agte?
|
Zij schattede die ten minsten op 150. Rijksdaalders en
zoude althans het gestoolene daar voor niet verkogt
hebben.
|
|
Hierop heeft men de knegt van den Heer Majoor Ternadt,
met naamen Joseph Baur voor laaten komen, en over het
geval gevraagd als volgd:
|
Art.1.
Of en wat hij van de gepleegde
Diefstal wist?
|
Hij was op het hulproepen van de meijd wakker geworden
en uijt het bed gesprongen, om te zien, wat er te doen
was. En nadat hij het vengster had open gedaan en Werda
geroepen, heeft een van die welke voor het huijs stonden
gezegd: hij zoude zwijgen, anders zoude hij hem
onder de voet schieten.
|
2.
Of er veel voor het huijs hadden
gestaan?
|
Hij had ten Minsten 8 à 9 in getal gezien.
|
3.
Wat er daarop verder gebeurd was?
|
Zij hadden daarop het huijs rondom bezet, en waren
niettegenstaande zijn hulproepen door het vengster in
den tuijn ingebrooken, en na dat zij in huijs gekomen
waren, en vuur geslagen hadden zijn er drie van haar den
trap op gekoomen, en de vierde daarop staan gebleven.
Waarop hem eene zijne bloote harsvanger en den andere
een pistool benevens bloote messen had voorgehouden,
zeggende, Schurk, roerd u niet meer of het kost je
leven. Daarna hadden zij hem de handen op de rug
gebonden, en hem na een bed, het welk op een andere
kamer stond, heen gesleept, waar zij hem hebben needer
geworpen, en de voeten ook met een stok welk zij in de
tuijn hadden afgesneeden, vastgebonden.
|
4.
Of hij met slaagen of anders is
mishandeld?
|
Een had hem met het pistool op zijn linkerwang
gestooten, omdat hij zig eens roerde en een wijnig
omdraaijde om niet op de rug op zijn gebonden handen
liggen.
|
5.
Of hem ook iets aan geld of
anderzints is ontvreemd?
|
4 Ducaaten en 4
Schillingen, had hij [in] een paar hembtmauwen gewonden
in zijn broekzak gehad, welke zij hem hebben afgenomen. |
6.
Of hem verder niets was ontnomen? |
Ja, ook nog een hoed
met zilver geboord, een brieven tas en scheermes |
7.
Of zijn Heer ook iets was
ontstoolen?
|
Ja. een paar pistoolen
met zilver beslagen,
2° een harsvanger met een zilver gevest
3° twee koppels met zilvere gespen, aan de eene
zijn vier gespen, en aan de amdere een gesp.
4° een paar zilvere spooren
5° een Blaauw schabrak met zilvere blommen
geborduurt als mede een paar holsterkappen van het zelve
6° een scheermes, onder aan de steel met zilver
beslag. |
8.
Hoe hoog hij de gestoolene
goederen schattede?
|
Hij wist zulks niet te
schatten, om dat het goederen van zijn Heer waren,
en alzoo zulks van zelfs sprak. |
9
Of hij niemand kende?
|
Hij was vreemd en
eerst de voorigen dag uijt Holland gekomen, en niemand
gekend |
10.
Hoe zij gekleed waren geweest?
|
Van die drie, welke
boven bij hem geweest waren, had er Een een groene rok
aangehad, ronde zwarte haar, en een zakdoek over het
hoofd gebonden, en de hoed diep in het gezigt.
De Tweede had blonde hairen, en wel bij malkander
gebonden, aan de zijden geknoopt, en eene hemelsblaauwen
rok aangehad en camisol
De derde had een blaauwe kiel aan, en blonde hair. |
Art.11.
Van wat voor statur deze drie
geweest waren? |
De eerste wat meer als
vijf voet, was zowat zwart van aangezigt, middelmatig
postuur, niet zeer dik of dun, jong van jaaren.
De tweede vijf voet en drie duijm groot, jong van
jaaren, en bleek van aangezigt, middelmatig postuur.
De derde 5 voeten 2 duijm met ingevallen wangen, omtrent
30 jaar. |
12.
Wat voor taal zij
gesproken hebben?
|
De eerste sprak gebrooken Duijtsch, half Munstersch, en
half van de hier gewoone taal. De anderen Hoogduijtsch.
Voor de deur had hij ook op Fransch hooren Chandelle
(een kaars) eijschen
|
|
Daarna had men ook de meid Odilia Joris over dezelfde
Articulen gehoord:
|
Ad. 1mum
|
Zegt zij, dat zij had aan de keukendeur horen breeken,
en daarop tot in de kamer van Vrouw Steintgens de vlugt
genomen, en om hulp geroepen. |
2dus Cessat
Ad 3tium
|
De dieven waren
eerst boven op de zolder geweest, en daarna beneden
gekomen en de keukendeur geforceert, en op haare kamer
gegaan. Maar aan de kamer van Vrouw Steintgens komende
gezegd, zij zouden open maaken, anders zouden zij de
deur wel open krijgen, en dan zoude het haar leven
kosten, waarop dezelve de deur had open gedaan, en de
dieven de gestoolene goederen mede genomen. |
Ad 4tum
|
Zegt neen , maar een had haar met de bloote harsvanger
gedreijgt.
|
Ad 5tum
|
Een damaste kleed aschgrauw en blaauwe rok nog geheel
nieuw.
2° Een gestreepte Calaminke Rok met blaauwe en
witte streepen.
3° Een met blaauwe en witte blommen turksch
damast.
4° Eeen zitze voorschoot, witte grond met roode
blommen, en groene bladen
5° eene roode oostindische voorschoot.
6° eene blaauwe met geele ruijten
7° een effen blaauwe linnen
8° Negen trekmutzen, 6 met kanten, 3 met smalle
kantjes.
9° Vier zakdoeken, 2 witte, eene zijde, en eene
catoen
10° twaalf hembden
|
Ad 6tusCessat
Ad 7tusCessat
Ad 8vum
|
ten allerminste 40 Rijksdaalder waardig
|
Ad 9num
|
Neen
|
Ad 10mum
|
Uti antecedens, per totum
|
Ad 11mum |
Uti antecedens, per totum
|
Ad 12mum
|
Hoogduijtsch
|
|
Terwijl de Deproedatus Henrik Henriks heden niet bij de
hand was, heeft men den zelven tegen woensdag aanstaande
laten citeeren. Maar verder het huijs uijt- en inwendig
gevisiteert, en bevonden, dat eerstelijk het vengster
aan de slaapkamer van Vrouw Steintgens van buijten zo
geweldig was aangeslaagen dat er vier glaase ruijten
waren gebrooken en van het vengster een stuk omtrent een
vinger lang afgesprongen.
Ten tweede waren de vengsters welke na de tuijn uijtzien
geweldadig open gebrooken en hierdoor de inbraak
geschied.
Ten derde, bevond men de deur in de zaal even gelijk de
keuken deur en die van de kamer van Hendrik Hendriks
geforceert en opengebrooken, zo als men zulks bij de
afgesprongen splinters kon afneemen.
Bij dit alles heeft men egter geen bezondere breekijsers
gevonden, behalven een van hout gemaakte bijtel, en een
schop welke voor in huijs gevonden is, waarvan zij de
steel nog gebrooken hadden.
Nademaal nu hieruijtten vollen consteerd van de
gepleegde geweldadige diefstal, zo heeft men geene
bedenkelijkheijd gehad, bij de deproedatis, namentlijk
vrouw Steingens en haare meijd de gewoonlijke eed van
waardij der ontstoolene goederen af te neemen.
Waarop vrouw Steingens previa avizatione de perjurio
heeft gezwooren dat haar de opgegevene zaaken ontstoolen
zijn, en zij die ten minsten 150 Rijksdaalder waardig
agtede.
Odilia Joris similiter op 40. Rijksdaalder.
.......Decretum
Hendrik Hendriks zal op woensdag morgen 9 uur binnen
Waldfeucht hebben te compareeren, en als dan de te doene
voordrag aan te hooren.
.......Mercurii d. 19.
Septemb. 1770
|
Coram ut ante
|
|
|
|
De Gerigtsbode reproduceert het Decreet van Laatstleden,
en toond aan dat de Heer Hendriks na Luttig pro habendis
ordinibus is gereijst, en alzoo legaliter afweezend is
.......Decretum
'T Tegenwoordige Protocol zal eens in duplo tot den
Hofraad van de Fiscaal ingezonden worden, en Henrichs
bij zijne terugkomst op nieuws gedagvaard worden.
(onderstond) in Fidem Protocolli (was getekend) A.J.
Breikhopf Judicii ... ...
|
|
|
|
|