|
|
Geexihibeert 17 maart 1772
..........Den 29 Maij 1770
.....Coram
Zijne Keurvorstel. Doorl.h.
..........Kreij
....præsentibus
Joseph Croonenbergh en
Theodor Kupfrath, Schepenen
Op het aangeven dat
den Hr. Pastor te Hunshoven
Mathias Heyendahl in
den laast gepasseerde nagt
door een huijsbraak
is bestoolen geworden, heeft
men zig aldaar laten
vinden, hetzelve in aanschouw
genomen, en bevonden
involgen als volgt:
Agter de zaal van de
pastoor aan de zijde van den
tuijn is een klein
slaapkamertje, waarin een vengster
is van omtrent zeven
voet hoog en drie en een half
breed, zonder
traliën.
In dit vengster waren
ses gele ruijten uijt het lood
genoemen, het welk
een opening van gaf van
meer als anderhalf
voet, terwijl de roeden er
uijtgebogen waren, en
zijn de dieven alzoo in
dit klijne kamertje
gekomen, waaraan de zaal
volgde. Aan de andere
zijde was insgelijks zo
een klijn kamertje,
welke alle konden open
gemaakt worden,
wanneer men in dat eerste
klijn kamertje was.
Uijt de zaal gaat men met
een deur binnen in
het huijs, welke na verhaal
van den Heer Pastor
niet alleen met een slot
was geslooten maar
daarenboven met twee
schroeven waaraan
twee handvatten van
binnen in het huijs
toegemaakt geweest, zo
dat zij binnen in het
huijs niet hadden kunnen
komen, alhoewel de
Pastor had be(vonden)
merkt, dat er aan die
deur wel geweld moest
geschied zijn, nade
maal die deur van te
voren zeer
gemakkelijk had toe en open
gegaan, dog nu door
de force die daaraan
geschied was, zeer
klemde. Ondertusschen
hadden de invasores
niet verder kunnen
komen als in de zaal
en die twee klijne
kamertjes, waaruit ze
het volgende hadden
medegenomen:
1°/ De Gordijnen van het bed, die hoog blauw
van Coleur waren
geblomd, verder het
binnen van het bed
met twee kussens en
een wit overtrekzels,
het bed zelfs was 't
samen gerold maar
agter gelaten.
2°/ Drie zilvere Thee-leepeltjes ieder van
een lood, een paar
zilvere schoengespen,
waarvan het gewigt
niet wist, en een
paar nieuwe schoenen.
3°/ Een stuk blaauw Damast met een
zilvere looper.
dienende tot gebruijk van
de Kerke, een nieuwe
blaauwe zakdoek,
en nog omtrent een
Reichsthaler aan geld,
het welk in een
papier gerolt open legde,
en een ijzere zuijker
schaar.
Al 'welk voors. den
Hr. Pastor Fide
Sacerdotali ten
allerminsten waardig agte
20. Reichsthaler.
Een dubbelde snaphaan
hadden zij ook
nog mede genomen,
dewelke egter heden
morgen was
weergevonden bij het kruijs
staande bij Lohestok,
en welke alzoo na
afvraagen van die
geene welke het zelve
bewoonen was terug
gegeven.
Deze snaphaan was
geheel onbruijkbaar
gemaakt, de loop
zelfs was zo krom als
een bogen, en
alhoewel voorgenoemde
Pastor zig zeer wel
bewust was dat
gemelde snaphaan
ongeladen in zijne
kamer gestaan had, zo
heeft hij egter
den selven geladen
wederom gekreegen.
In de tuijn onder het
vengster van die
kamer waar zij het
eerst zijn ingekomen
stond een ploegijzer
en zijn ook in de
kamer twee
zwavelstokken gevonden,
welke reeds half
verbrand waren, en het
bovenste gedeelte nog
met zwavel
aangestreeken, gelijk
men zien kon.
(lager stond) in
Fidem Protocolli sub-
scripsit, (was
getekend) H. Wussgraff,
(lager stond) Deze
Copie gecollationeert
tegens de Authentieke
copie is deze
daarmede bevonden te
accordeeren
Actum 4 August 1772.
(onderstond)
Quod attestamur (was
getekend) Matthijs
Hilgens, Schepen,
Joannes Coonen
Schepen, J.F. Daelen
substituut greffier.
|
|
|