DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


PROCESSTUKKEN

EntreeDocumentenProcesstukkenCorpus Delicti

Corpus Delicti overval op Petri In Puth
Schinnen 4/5 maart 1750 ••• RHCL in Maastricht - LvO 2024

 
   


Specificatie van gelt ende
andersints wegens den diefstal
begaen ten huijse van Henric
Petri in de nacht tusschen den
vierden ende vijfden martij 1750

1/mo Voor den eersten heeft den gemelden Henric Petri
..........verclaert dat doens van hem ende uijt sijnen
..........huijse door de dieven en knevelaers gestolen ende
..........Eweghgevoert is sestigh à seventigh ducaten
..........nochtans niet wetende precieselijck ofte het
..........seventigh ucaten souden sijn geweest Evenwel
..........boven de sestigh
2/do Vier Cruijtze Pattacons
3/tio een Croonstuck
4/to  dertigh blaumuser
5/to  een Copstuck Gulix gelt
6/to  een spaensche Ducaton
7/mo ende eenige andere specien van gelt gelijck
..........als boterclaeskens, vettmannekens, Luijxe orden
..........buijsschen etc.
8/vo alnoch veel lijnwant ende van het selve
..........eenigh geteekent
9/no een silveren doosken om slagh ofte Catarre
..........waeter daerinne te doen
10/mo den gouden Trouw Rinck
11/mo eenen bruijnen rock met een swart damaste
..........Camisol als oock sijne andere kleederen welcke
..........hij Daegelijcks was draegende
  12/do    de Cleedren van sijne vrouwe gelijck als Cappoutien
..........rocken, voorschoten, treckmutzen kleeren plaggen
..........en andersints,
      Aldus gedeclareert voor ons schepenen
      beneffens den Secretaris heden den 6 martij 1750
      (onderstondt) Quod attestamur
      (was geteekent) Daem Gielen, Derck Koumans
      ende J.H. Dullens Secretaris

Concordatiam cum suo Originale
Attestor
J.H. Dullens Secretaris in
Schinnen



Eedelijcke informatie ge-
nomen over den diefstal,
knevelerije ende inbreuck
begaen aen den huijse ende
aen de xxx persoonen
van Henric Petri ende sijne
huijsvrouwe in de nacht
tusschen den vierden en
vijfden martij 1750 tot
Puth onder dese Heerligheijt
Schinnen. Coram scabinis
Gielen en Coumans beneffens
den secretaris heden den
6.martij 1750

Henric Petri
oudt ontrent de vijftigh jaeren, inwoonder deser heerligheijt verclaert onder Eede (welcken hij ten sijnen huijse in handen van onsen secretaris gepresteert, ende wij dijeshalven door ordre van den Heere schouteth getransporteert),
Hoe dat hij in de nacht tusschen den vierden en vijfden martij lestleden op sijn bedde in de kamer liggende neffens sijne vrouwe en eenige discoursen met haer houdende, ontrent tusschen ellif à twelf uijren heeft eene deure hooren opgaen in de keucken, meijnende nochtans dat het sijne soone welcken s'morgens moeste uijtvaeren t'selve gedaen soude hebben.
Evenwel noch een weenigh beijdende, zijde hij deponent tot sijne vrouwe "O Heer wat is dat" ende instantelijck daer naer hoorde hij eene  stimme his verbis "Wij sullen digh nu hebben".
Dat doens gelijck eenen kort van persoon, swart bruijn gecrolt haijr, blauw gekleedt op sijne bedde gesprongen sonder naerlaetenop sijne vrouwe met een instrument, sonder te weten wat voor een, nochtans met eenigh ijser ofte koper, daer aen rabbelende geslagen heeft.
Dat ondertusschen vier andere quaedtdoenders hem deponent fellijck aengrijpende en op sijne bedde handen ende beenen gekneveld en gebonden hebbende, eenige der selve hem met de haijren van sijne bedde afgesleept hebben, ter aerden geworpen oock, op hem deponent sonder ophouden met eenen ijseren boom geslagen.
Addeerende in de wijle dat die knevelaers aen hem deponent  te binden waeren eenen der selve drij à viermael naer sijnen hals was stekenede, Edoch in sijne armen getroffen heetf, te weten in den lincken drij steeken ende in sijnen Rechter eenen.
Dat onder dese die hem deponent met sijne haijren ende andersints hem getormenteert hebbende onder andere gekent heeft Anthon Hamers, woonende op de Winterraeck, als oock van aengesight gekent hebbende  den oudsten soon van Martin Latin welcken met eenen kraem over landt gaet ende Jacque de Jardin genaemt den keuckelaer, woonende tot Hommert. Den selve sijne flint gevisiteert hebbende, heeft in den hals gehangen ende mede Ewegh gevoert.
Waer ontrent den deponent sijn hooft onder de bedtstaedt salveerende, veel meer andere in sijne kamer, huijs ende solder hoorde, waervan eenige van tijdt tot tijdt naer ondersoekinge van gelt ende andere Effecten tot hem gereverteert sijnde hem meijnende doodt te wesen.
Als wanneer des deponents vrouwe vraeghde met stille woorden 'Henric leeft gij noch' tot twee à drijmael toe, waer op hij niet en derfde andtwoorden om redenen dat die quaede gesellen noch van hem het leven gehoort hebbende vermoort ofte doodtgeslagen souden hebben.
Alsdoen quaem eenen , wederom hoorende des deponents vrouwe spreecken en heeft deselve wederom sonder ophouden soodaenigh met voeten gestooten dat de selve haer niet meer en koste beweegen, alsdoen naer het uijtblaesen der lighten vertrocken sijn.
Addeerende hij deponent verders dat als hij ter aerde lagh eenen der voors. gesellen tot hem is gekomen met vier ofte light hem aen sijne schaemelheijt gebrandt tot hij sijn laeste gelt moeste designeeren.
Quibus prælectis persitit et scribere nesciens cruce subsignavit
(was gehandtmerckt)
Dit is de + merck
van Henric Petri, verclaerende niet te konnen schrijven

(onderstondt) Quod attestamur
en was geteekent Daem Gielen, Derck Koumans ende
J.H. Dullens Secretarius


       ----------------------------

Maria Schuttgens
oudt ontrent de twee en vijftigh jaeren, geêdt ende geëxamineert deponeert dat sij deponente niemandt der knevelaers of quaedtdoenders gekent heeft.
Om dieswille dat eenige der gesellen haer op haer aengesight met gewelt hebben geworpen ende door de alteratie der continueele slaegen met doodende instrumenten, stooten ende andersints getracteert sijnde eenigen tijdt van haer selve heeft gelegen.
Maer bij haer selfs komende heeft aen haeren man gevraeght of hij noch leefde, heeft geen antwoordt bekomen,
als wanneer eenen der gesellen haer deponente wederom heeft aengevat en soodaenigh met voeten gestooten dat sij deponente wederom van haer selven of buijten kennisse was liggende.
Soo dat deselve in't uijtgaen van die voors. quaedtdoenders niets en koste sien, maer eenige woorden hoorde, welcke niet precieselijck weet te nomineeren.
Ende bij haer selven komende heeft haeren man hooren roepen, Marie leeft gij noch, heeft geantwoordt 'jae'.
Alswanneer haeren man de stricken van sijne armen losgemaekt hebbende, heeft oock haer deponente haere armen ende benen ontbonden.
Ende dese haer voorgelesen sijnde  heeft daer bij gepersisteert ende Eijgenhandig onderteeckent
(was geteeckent) Maria Scheuttes
(onderstondt) quod attestamur
en was geteeckent, Daem Gielen, Dirck Koumans ende
J.H. Dullens Secretarius
Pro Copia Concordante
J.H. Dullens  Secretarius



Continuatie van infor-
matie preparatoir we-
gens den diefstallen, kne-
velerije begaen ten huijse
van Henri Petri geno-
men in judicio ordinario
den 19. aprilis 1750

  Walraef Knoren oudt ontrent de twee en viertigh jaeren, gedaeght, geëedt ende geëxamineert deponeert als volgt

  Dat hij op den 5 martij lestleden in den bosch wesende aldaer s'morgens heeft hooren seggen dat Henric Petri voors. in de voorgaende nacht bestolen ende met sijne vrouwe seer mishandelt en quaelijck getracteert was.
  Ende dat hij van veele menschen die in den bosch houdt kapden, onder andere van Henric en Hermanus Dederen heeft hooren seggen als dat de jongen van Anthon Hamers van Puth bij voors. diefstal en knevelarije souden sijn geweest
  gelijck oock den Fransman van Hommert met naeme Jacques Dujardin, genaemt den keuckelaer, die aldaer eene flinte soude genoemen hebben, ...






Wij onderschreven Schepenen der Heerlicheijt Schinnen
 declareeren ende attesteeren, dat wij ons op den
  6den martii Lestleeden  hebben getransporteert ten
   huijse van Henric Petri alwaer wij hebben bevonden
    in eene' wandt een gebroockene gatt waerdoor
     de dieven souden ingebrooken sijn aen' een
      kleen kamerken neffens den nehten aen de
       straet. Aldus gedeclareert den 26 maij 1750
        onderstont Quod attestamur. was geteeckent
         Daem Gielen, Derck Coumans


Eedelijcke Recollitie over
de Declaratiën bij informatie
gegeven door de naervolgende
getuijgen gedaen opt'huijs
ter Borgh heden den 30. maij
1750

Henric Petri
herdaeght, geEedt ende gerecolleert over sijne Declaratie gegeven den sesden martij lestleden, addeert als volght het welck hij doens door de groote alteratie soo precieselijck niet en heeft konnen seggen:
Dat primo als wanneer hem aen sijne schamelheijt het vier was gesteecken worden, sulx door dese quaedtdoenders geschiet moeste sijn om te bemercken of hij noch leefde. En dat hij Petri sigh daer op still gehouden heeft ende gefingeert of hij doodt was, waer op sij hem deponent dan oock niet meer aengetast en hebben.
Verders addeerende seght dat alswanneer hij in t'beginsel op die woorden die hij deponent seijde "Wer is daer", Anthon Hamers van de Winterraeck met eenen tegens hem deponent seijde "Heb ick dich, ich sal dich desen keer nu hebben". Dat het oock is geweest denselven Anthon welcken hem deponent met de haijren gegreepen ende van sijn bedde afgetrocken heeft.
Ende dese hem voorgelesen sijnde regereert hem wijders bij sijne voorgaende depositie ende verclaert alsnu over al te persisteeren ende ten dijen Eijnde gehandtmerckt
(Was gehandtmerckt)
Dit is het merck van + Henric Petri
verclaerende niet te konnen schrijven
(Onderstondt) Quod attestamur
was geteeckent Paes Limpens, Nijcolas Campo, Daem Gielen, Henric Pijls, Derck Koumans ende J.H. Dullens  Secretarius
––––––––––––
Marie Schutgens
herdaeght, geëedt ende gerecolleert over haere gegevene Declaratie bij informatie genoen den 6. martij lestleden, addeert
Dat in t'beginsel alswanneer die quaedtdoenders op haer bedde springende om haeren man met haer te knevelen onder andere eenen der selve gesien heeft met blauw gekleedt en hebbende swarte crouse haijren, middelmaetigh van Postuijr, rondt en bruijn van aengesight.
Wijders verclaert sij deponente dat sij haeren man oock heeft hooren roepen "Wer Daer", waer op instantelijck die quaedtdoenders in haere kamer sijn ingevallen. Dat onder andere eenen der selve doens geseijt heeft, "Hij heb ich dich" gelijck men hier te lande spreekt. Dat volgens haer deponente duncken dese woorden soude gesproocken hebben Anthon Hamers van de Winterraeck.
Dat verders de voors. gesellen in de kamer komende onder hun de spraeck vermaeckden in hooghduijtsch.
Ende finalijck, doens de selve alles bij malkanderen gepackt hadden, hebben op haer deponente alles noch vindtbaer van stoelen, houten en andersints geworpen.
Wijders haer refereerende bij haere voorige depositie, verclaert naer voorgaende prælecture over all alsnu te persisteeren ende ten dijen Eijnde Eijgenhandigh onderteekent
(Onderstondt) en was geteekent Marija Schuttens,
Quod attestamur, en geteekent,
Paes Limpens, Nijcolas Campo, Derck Koumans, Daem Gielen, Henderijck Pijls ende J.H. Dullens  Secretaris
––––––––––––
Walraeff Knooren
herdaeght geEedt ende gerecolleert over sijnen gegevene Declaratie bij informatie genomen den 14. april lestleden ende de selve aen hem wel duijdelijck voorgelesen sijnde, heeft daer bij gepersisteert ende Eijgenhandigh dese onderteeckent.
Was geteekent Walraff Knooren
(onderstondt) Quod attestamur en was geteekent
Paes Limpens, Nijcolas Campo, Daem Gielen, Henderijck Pijls ende J.H. Dullens  Secretarius
––––––––––––
Mevis Paulsen
herdaeght geEedt ende gerecolleert sijnde over sijne gegevene Declaratie in dato den 21. martij 1750 verclaert naer voorgaende prælecture over al daer bij te persisteeren ende ten dijen Eijnde Eijgenhandigh dese onderteekent
(was geteekent) Mevis Polssen
(onderstondt) quod attestamur
(was geteekent) Paes Limpens, Derck Koumans, Nijcolas Campo, Daen Gielen, Henderijck Pijls ende J.H. Dullens  Secretaris
––––––––––––
Gielis Roox
herdaeght geEedt ende gerecolleert over sijnen gegevene Declaratie de dato den 10. april lestleden ende de selve aen hem wel duijdelijck van woorde tot woorde voorgelesen sijnde, heeft daer bij gepersisteert ende dese Eijgenhandigh gehandtmerckt
(was gehandtmerckt)
dit is de merck + van Gielis Roox,
verclaerende niet te konnen schrijven
(onderstondt) Quod attestamur en was geteekent
Paes Limpens, Nijcolas Campo, Daem Gielen, Henderijck Pijls ende J.H. Dullens  Secretarius
––––––––––––
Maria Dederen weduwe wijlen Walraff Trijpels
herdaeght geEedt ende gerecolleert sijnde over haere Declaratie bij Informatie gegeven den 18. april lestleden, verclaert naer voorgaende prælecture daer bij te persisteeren ende heeft dese Eijgenhandigh onderteekent
(was geteekent) Maria Dederen
(onderstondt) quod attestamur
en geteekent Paes Limpens, Derck Koumans, Nijcolas Campo, Daen Gielen, Henderijck Pijls ende J.H. Dullens  Secretaris
––––––––––––
Alwelcke getuijgen in presentie van beijde gedetineerde separatim den Eede hebben geswooren
(onderstont) Qud Attestamur
en geteekent Paes Limpens, Derck Koumans, Nijcolas Campo, Daen Gielen, Henderijck Pijls ende J.H. Dullens Secretaris
––––––––––––

Pro Copia
J.H. Dullens Scretarius


   


Naar boven

Email































 

INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER