|
6 juli 1775 Schoonzoon Leonardus
Witmakers en Joh. Geerlings voor not. C. Swildens
19 juli 1775 Registratie voor Proostschout en
schepenen van de hoofdbank Klimmen
... Leonardus Witmakers, geboortig van Hil[len]sberg
in't Gulkerland, en groot gebrogt te Schinnen,
Oostenrijks Territoir, geweesene ruijter in't regiment
van zijne excellentie de heer generaal Famars, den
welcken op den 23 October 1773 zijne eerlijke paspoort
heeft geobtineert mij notaris gebleeken. Op welken 23
October 1773 den Comparant verklaarde zig in huwelijk
begeeven te hebben met Jenna Maria Geerlings dochter van
Joannes Geerlings en Lucia Scheepers geboortig en
wonende tot Walem onder de Banke Climmen, en vermits den
comparant een affoain zijnde niet gebooren in dezen
lande ingevolge wetten en placaten van Haar Hoog Mogende
niet en mag domicilieren tenzij hij alvoorens heeft
gesteld een reëele cautie ter concurrentie van vijf
hondert gulden Maestrigter cours.
Om daaraen te voldoen verclaarde den comparant tot
cautie te stellen zeeker behuijzinge en daar agter
liggende huijsweijde, gestaen en geleegen in de Heek
binnen dese banke Climmen. reijgen. een zijde Reijneer
Sijben, d'ander sijde Matth. Riems, een hooft de Straat,
gekogt voor hondert vijf en seventig gulden.
En is mede alhier gecompareert voornoemden Johannes
Geerlinghs, schoonvader van den eersten comparant, den
welken verklaarde tot majoreeringe en completeering
dezer cautie te stellen tot hypotheecq een stuk land
geleegen in't Walemervelt boven de Sneps Driesseken,
reijgen. een zijde Hendrik Sleijpen, de ander zijde de
weduwe Corn. Nuchelmans, een hooft Geertruij Scheijen,
groot twee hondert kleijne roede laatgoed zoo den
comparant verklaerde, waardig over de vier hondert
gulden, vrij van capitaelen.
Vermeenende zij comparanten hiermeede voldaen te hebben
aan hoogt Haar hoog Moogende Placaet om daeraen is't
nood door den heer Officier zijn volkomen verhael te
hebben.
* Luitenant-generaal Jan Willem de Famars (staatse
dienst)
|
|