Korte memorie van Regten
Voor
1° Maria Kreijten, huijsvrouw van Leonard Spierts
2° Marie Catrin Poltz, huijsvrouwe van Nicolaes
Hersseler
3° Maria Henckens, huijsvrouwe van Mathijs
en Maria Dolls, huijsvrouwe van Hermanus
Senden
4° Mechtil Jongen, huijsvrouwe van Bernard Kempenaer
5° Angelina Cordeweener, huijsvrouwe van Hendrik
Kreijten
6° Elisabeth Pappers, huijsvrouwe van Leonardus Hoenen
7° Hans Hendrik Kempenaar in huwelijk met Jenne Maria
van den Berg,
Gerardus Schull in huwelijk met ... van den
Berg
en Cornelia van den Berg, alle in bois et
fructibus geassocieerdens
T
Den welEdelen gestrengen Heer j.G. Farjon
Lt.-Hoogdrossard
deeses Lands nomine off. arrestant
Edele Erentfeste Heeren
Met relatie tot de seeven eerste
der voors. geassoscieerdens, begreepen sub N° 1°
usque ad 6tum hunne bij requeste gedaene versoeken, sal
in overweeginge moeten genoomen worden
Off mits hunne resp. mannen en egtgenooten boovengem.
dusdaenig gedelinqueert hebben, dat er eenige dier reeds
met de doot en confiscatie hunner goederen sijn worden
gestraft.
Terwijl de andere, so als uijt het vervaer van den Hr.
arrestant genoegsam af te neemen is, in korte oft lange,
daarmede sullen gestraft worden.
Oft willen de geassocieerdens seggen, onder de
confiscatie van goederen, ter saake van de delicten
hunner mannen en egtgenoten voorn. ook begreepen konnen
worden de goederen aan hun geassocieerdens uijt de
naarlatenschap hunner est, quod contineat ea bona, que
jure hærenditario cuiquam obvenerunt, etsi constante
matrimonio, secundum tradita ab Hex in consil. 48 vol 2.
Boer in consuet. Burdegal tot. des coutumes concernant
les gens maines .. .. in verbo item aussi par la coutume
Chustin. ad ll. mechlin. tot 26 art. art. 18 et art. 34
n. 4. 6.
Nam res uxorisque vel successione qualibet vel emptione
vel etiam largitione viri in eam ante realum jure
pervenerant damnato ac mortuo ex pna marito, illibatas
esse principet constantinus b.24. id. de donatoon. inter
vir et uxor.
Et esset iniquum ob delictum mariti uxorem punirir berz.
ad codicem Tit.49 de bonis proscriptorum seu damnatorum.
Dog wanneer alle des mans goederen, segt den vermaarden
Hugo de Groot in sijne Inleiding tot de Hollandsche
Regtsgeleertheijt b. n. p. s. n. 35 door eenige misdaet
werden verbeurt, blijven des vrouwes goederen in
onbeklemt.
In so verre dat onder de confiscatie van goederen alhier
in quæstie geene andere konnen nogte moogen begrepen
worden, dan die van der suppliantes geassocieerdens
mannen afkoomen, al ook de helftte van alsulke
acquesten, als bij deselve, stante matrimonio met de
suppliamtes gedaan sijn.
Men segt de helft ieder acquesten, also de overige
helfte aan de suppliantes en geassocieerdens ex
societate coniugali, naar rechten competeert.
Sonder dat ter contrarie kan opereeren dat pro ut antea
dictum cum maritus ea posset, etiam invita uxore,
alienare, et quod committendo maleficium censetur quasi
contrahere.
Hij ook deselve soude kunnen vebeuren in prædispositite
van de geassocieerdens en kinderen.
Also sulks contrariëert aan den klaeren text in b.
sancimus cod. de panis cum similibus et tenet expresse
et ample Jo. Loper. in Repet. sua tit. de dote inter
vivos vir et uxor secutus chassans lit. de confiscat.
glos. in verbo traicte ad ll. mechlins. tot q aut z. n.
12.
Porro si statuto loci, ait Perez. supradict. tot. de
bonis proscriptorum seu damnatorium. aut pacto dotali
cautum sit inter conjuges ut bona constante matrimonio
acquisita, sint inter cos communia, confiscatis bonis
manti, selva manet pan dimidea uxoris etiamsi bona sint
indivisa, quia cum ipsa non deliquit non debet in aliquo
puniri brinde donat. inter vir et uxor gail z. ....
86.n.14.
Non enim est criminum societad iner conjuges, idcoq
alter laterius criminis infortunatio agstringi non
debet, b. g. 6 de bonis proseupt. l. 52. in fine b 58
Vult. A. pro socio.
Et ita refert garl. præ loco judicatum esse in causa
Horion cotra episcopum Leodiensem 5 julij An 68.
Hetgeene Groeneweegen in sijn boek van de geabrogeerde
wetten ad lib. 9 cods, tit 12. ne uxor pro marito meede
bevestigt in verbis.
Similiter confiscatis on Delixtum omnibius maritit
bonis, salva est uxori dirpridia canquæestum
pais)
Conform aam de Costuijme van Antwerpen en de leer van
meer andere regtsgeleerden bij laatstgem. autheur in 't
breede geciteert.
Et haec est reseptissima in praxi et ustu forense
sententia testatur Joh. Garzias tractatu singulari et
conjug. acquaesti n 175.
Met het geen dan wes voorts. de wettigheijt van de
seeven eerstgev hipplts en geassocieerdens sustinuen en
versoeken bij Requaeste, uijt Regten vasrgemaakt, en
blijkens alle contestatio gestelt hebbende.
So sal men tot adstructie van die, sub n° 7mo laatstgem.
drie supplianten meede in het korte seggen.
Hoe dat bekent, dat het regt van Devolutie binnen deese
Landen en viride observantie is.
In so verre,
Dat naar doot van eenen oft anderen der ouders de reële
goederen bij hun bezeeten geworden, respec, succedeeren
en devoluveeren op hunne kinderen in wettig huwelijk te
saemen verwekt.
Teste Stokman passim in suo tractatu de Iure devoluto
[=]
Waar ligt volgt dat alle de goederen bij desser
supplianten en in bonis geassocieerdens nu
geëxecuteerden vaeder boovengem. Matthijs van den Berg
door vooroverleijden van hunne moeder reeds lange jaeren
ante Reatum van deesen hunnen vaeder, respec. waeren
gesuccedeert en vervallen.
En dus alle deeae, als bij hunnen vaeder in enkelen togt
beseeten sijnde geworden naar desselfs doot in vollen
eijgendom sijn gekoomen op dese drie supplianten.
Idque ter exclusie van den Hr, Arrestant
Res enim fidei commisso subjectæ, et similes quæ non
possunt transire in extraneum hæredem a Fisco occupari.
et retineri nequeunt, quia Fiscus habtur loco extranei
succesionis l.9 id. ad l jul. mas.
Het geene ook allerdings op redenen gegrond is.
Nam qui non potest alienare contrahendo in præjuditium
alterius non possit quoque illo præjudicare delinquendo
l.3 id. de bonis Præsenplorum et v. l. 3 id. de interr.
et releg. quæ vult bona damnati propria tantum modo
publicari, non etiam ea quæ a genere vel a majoribus
provenerunt, sed ea manere liberis incolamia.
Quæ Feuda ea Lege data damnato ne transeant ad extraneum
heredem, non publicantus, etiam confiscatis bonis eius.
Nec etiam usussuiclus qui debelus damato pendento
ejus vita ei adinitus, nec morte decuta ad fiscum ut
pote NB quod morte tesusnuctuarici ad propuetatem redeat
nec qui utendi sucendi, cedi, vendire vel trans
ferri facto ususfructuariri potent in alium., quam
proprietator dominum, cum personale jus eit .. fintus
instr. de uxoris.
Nam etsi comimoduta bercipiendi fructus; id est vivento,
adhucusufructuario, et fructis ipsi. distrahi et acquire
possent quia per stupumodi acquiestionem in fiscum
nullum jus reale constituitur sed solius usufructuarii
prejuditum in fiscum nullum jus reale constituitur sed
solius usufructuariii prejuditum versatur l 48 91 1d de
Jure Fisci vid præd. heres. ad cod. loc. cit. n 10 et 11
De suppliantes seggen uod commoditas, percipiendi
fructus, vivente adhuc usufructuario, ut et
fructus, ipsi, disttiahi et acquiri possunt.
Cum iususfructus finiatur morte arg. l 9. f1.
A. lo. cond.
Et post morten, is in re sint frustus pendentes
pertinent ad proprietarium, pro ut pedicatum fuerit in
suprema curia mechiniensi Chirst vol 3 deces mo.
n. '8.
Quitris attentis de wettigheijt deeser
supppliantes verwek in fine van hun Requeste
gedaan meede uijt Regten aangetoont is
Sonder dat ook contrarie an t eene oft andere eenige
bedenkinge kan meriteeren, de Reflexie die den Heer
arrestant misschien wude konnen maeken, dat naementlijk
de goederen in qæstie, door andere luijden hunnen
goederen te onttrekken en van deselve te berooven,
souden sijn vermeerdert geworden.
En daar uijt willen infereeren, quod nihil tam aquius
esset, quam ipsi ii qui participant etiam damnum junta
l. 55 id. pro socio
Want dog bij de publicatie der sententën tot laste van
eenige der supplianten mannen, en resp. vader en
schoonvaeder der drie laatste suppliantes. genoegsaam
gebleeken is.
So ende als die geene suppliantedier hunne mannen noh in
hegtenisse sitten ook vaststellen, dat aan UWE. uijt
derselver gedaene cofesiien sal sijn gebleeken,
Sat sij supplianten niet alleen nietwes van deese
vreemde goederen geprofiteert, maar selfs geen de minste
kennisse van haere mans- en respec. vaeder en
schoonvaeder boose daeden gedraegen hebben.
Terwijl ook booven dien de waarde dewelke de
geëxecuteerdens volgens de meergem. sententies ligt alle
de diefstallen bij hun begaan geprofiteert hebben, so
luttel sijn geweest
Dat sij nauwelijks daarvan een ordinairen knegtdagloon
gehad.
Om te gezwijgen, dat deselve tot acquisitie oft
vermeerderinge der goederen in quæstie souden gedient
hebben
Reedenen waaromme de supplianten om te meer vertrouwen
dat UWEd. geene swaerighijt sullen maeken om aan hun,
denselver versoeken bij requeste gedaan, sonder uijtstel
et quidem ob summum in mora damnum, te adjudiceeren.
Daartoe bij deesen nogmaelen insteerende met kosten
ingevalle etc daarover etc.
Imploreerende
H. Lamberts
|