Bokkenrijders en hun afstammelingenTerug naar entree |
De Schaduw van de Bokkenrijder Door John van Eekelen Pieter Muijlkens1, genoemd Moulen Peer, wordt in 1741 in Haasdal bij Schimmert geboren, trouwt in 1772, krijgt kinderen en overlijdt 1810 in Vaesrade. Deze gebeurtenissen, naar behoren opgetekend door kerk en staat, lijken te wijzen op een heel gewone levensloop. Maar dat klopt niet, want Pieter is in 1774 gearresteerd als Bokkenrijder, ontsnapt uit de gevangenis en bij verstek ter dood veroordeeld. Daarna leeft hij nog vijfendertig jaar in zijn geboortestreek, maar op de achtergrond, en zijn lotgevallen hebben grote invloed op het wel en wee van zijn familieleden. Bokkenrijders is de naam die in oude verhalen gegeven wordt aan fantasiewezens die op een zwarte bok door de lucht vliegen. Bokkenrijders is vooral de naam die wordt gegeven aan de mensen die in de achttiende eeuw zijn vervolgd als leden van ‘eene meenigte Geattroupeerde Booswigten en Kneevelaars’2 door de gerechten in het zuiden van de huidige provincie Nederlands Limburg en de aangrenzende gebieden in België en Duitsland. Bokkenrijders zijn iconen in de regionale geschiedenis en dat is niet verwonderlijk, want honderden mannen en vrouwen uit de streek werden terechtgesteld of stierven in de gevangenis. De gevolgen hiervan voor de plattelandsbevolking moeten enorm geweest zijn, maar geschiedschrijving beperkt zich veelal tot de ‘corpora delicti’ (verslagen van gepleegde misdrijven) en ‘responsiven bij scherp examen’ (protocol van de verklaringen afgelegd in de martelkamer). Er is weinig aandacht voor de overlevers, voor hen die gevlucht zijn en voor de gezinnen die na de terechtstelling van de kostwinner en de confiscatie van bezittingen doorgingen met hun leven. Dit is het verhaal van Pieter Muijlkens alias Moulen Peer uit Haasdal, of eigenlijk van zijn familie, want Pieter zelf is meestal afwezig of ongrijpbaar. De familie Pieter wordt op 26 januari 1741 gedoopt in Schimmert als zoon van Pieter Muijlkens senior en Clara Penders. Hij heeft een oudere zuster, Elisabeth, gedoopt in 1737, en zij twee blijven de enige kinderen. Waarschijnlijk is Petrus senior de Petrus Muijlkens die op 8 april 1741 wordt begraven in Schimmert een paar maanden na de geboorte van Petrus junior. Over de jaren daarna is bijna niets bekend. Clara Penders is een aantal keren peettante bij een doop en Elisabeth en Pieter leren lezen en schrijven, want later zijn ze allebei in staat aktes eigenhandig te ondertekenen. Vader Petrus is landbouwer en bezit vrij veel land, ruim 5 bunder of circa 4 hectare eigen grond en een deel van zijn bezittingen is belast met jaarlijkse levering in natura van rogge en haver en met ‘Capuijngelt’ aan de kerk van Schimmert en de domeinen van Hun Hoog Mogende Heren van de Staten-Generaal. Het eigendom ligt verspreid over een twintigtal, soms kleine percelen in en rond Haasdal.3 De gehuchten Groot en Klein Haasdal tellen samen een paar honderd inwoners die met landbouw de kost verdienen. En voor de landbouw is het een slechte tijd. Plaatsgenoot Dionisius Alofs laat in 1768 bij notaris R. Philippens optekenen: “...dat hij in leven van sijne huijsvrouwe nu over thien jaer geleden genoodsaekt is geweest, mits hunne bestialen gestorven waeren, tot incoop van andere horenbeesten van sijne soone Joannes Alofs noch ongehouwd geselle te ontleenen eene somme van seven pattacons gelijck mede tot begraffenisse van sijne huijsvrowe en andere costen daer op loopende, eene somme van thien pattacons, en mits den slechten en miserabelen tijt tot onderhoud en nooddruft over viertien dagen geleden, eene somme van dertien pattacons en dus tesaemen van denselven bekent ontfangen te hebben eene somme van hondert en twintig guldens off dertig Pattacons, ende mits hij comparant niet in staat en is, om dese somme aan sijnen soone te cunnen restitueeren, soo is dat hij tot securiteijt vandien, aen sijnen voors. soone cedeert vier groot roeden wijde gelegen tot Kleen Haesdael aen den pool, onder Meerssen ..." 4 Elisabeth trouwt op 28 augustus 1757 in Schimmert, op de voor die tijd jonge leeftijd van negentien jaar, met Dionisius Alofs, neef en petekind van de eerder genoemde Dionisius. Dit paar krijgt in tien jaar tijd zes kinderen. Voor landmeter Frissen wordt op 12 mei 1764 de erfboedel van Petrus senior verdeeld tussen kinderen Elisabeth en Pieter. De originele akte hiervan is verloren gegaan, maar uit latere registratie kennen wij de hoofdzaken. Het grondbezit wordt gelijkelijk verdeeld tussen de kinderen, waarbij een paar percelen gesplitst worden. Voor Clara Penders wordt de tocht (vruchtgebruik, uitkering voor levensonderhoud) gespecificeerd en Pieter zal voor zijn contingent jaarlijks uitbetalen: “6 vaten Rogge, 2 vat Tarwe, 2 vat boekweijt, 2 Tonne Bier, 20 pond Boter, 20 pond spek, 2 Canne brandewijn, 2 ˝ gulden speelgeld, ˝ ell Sits, 1 paar schoenen, 1 paar Kousen, 1 voorschoot, 1 hembd, een half Tirteij kleed”.5 De jaren daarna blijkt de familie geldzorgen te hebben. In 1765 verkoopt Pieter akkerland aan de eerder genoemde Jan Alofs en op deze akte zet hij zelf een handtekening.6 In 1768 beleent de man van Elisabeth, Nijs Alofs, dezelfde Jan, zijn neef, met een ander stuk land.7 Belenen betekent hier dat Jan aan Nijs zestig gulden Maastrichter cours van twaalf stuivers uitleent en zes jaar lang deze akker kan gebruiken; na die periode krijgt hij het uitgeleende geld weer terug en Nijs het gebruik van zijn grond. Maar een jaar later sterft Nijs en nog geen maand daarna zijn gelijknamige jongste zoon. Naar de normen van die tijd ligt er een zware verantwoording op Pieters schouders, de enige volwassen man in de familie. In 1771 geeft hij land in onderpand voor een lening van 200 gulden van de begijnen van de Kommel, of meer formeel ‘de Religieusen van St.Anna Dal anders Calvarienberg genaemdt tot Maestricht’.5 Pieter vindt inmiddels een bruid in Vaesrade op’t Spaans. Dat wil zeggen in het deel van het graafschap Valkenburg dat in het begin van de eeuw overgegaan was van de koning van Spanje naar Oostenrijk, maar in de volksmond nog steeds Spaans werd genoemd. Pieter trouwt op 1 maart 1772 in Schimmert, op het Hollands, met Petronella Weustenraad. Om aan geld te komen beleent hij twee maanden later Steven Nuggelmans met een stuk land.5 Maar op 23 september wordt de oudste zoon van Pieter en Petronella gedoopt als Joannes Petrus. Vernoemd naar zijn grootvader en met oma Clara Penders als peettante. En dan slaat het noodlot toe. Het proces De criminele rechtspraak in het Hollandse deel van het Land van Valkenburg, ook in Haasdal, is de competentie van het Hooggerecht van de stad en vrijheid van Valkenburg. Die vervolgen sinds december 1772 personen verdacht als leden van een bende gewelddadige dieven, later Bokkenrijders genoemd. Aanvankelijk vooral in de hoofdbanken Heerlen en Beek, maar op 23 november 1773 wordt de landbouwer Janneke Smeets als eerste uit Haasdal gearresteerd. Die zit al een half jaar in de gevangenis als hij op 17 mei 1774 scherp wordt verhoord. En dat zet een golf van arrestaties in gang in Haasdal. De volgende dag wordt de boerenknecht Nicolaas Sporken aangehouden en weer een dag later wordt die scherp ondervraagd. Een week daarna geven de Schepenen achteraf hun goedkeuring aan de gevangenneming van Pieter Mulkens alias Moelen Pieter en Matthijs Cardous. Deze zijn dan al overgebracht naar het Landshuis in Valkenburg en daar op de zolder ingesloten.8 De strafrechtelijke procedure van die tijd volgt nauwkeurig voorgeschreven stappen waarvan de rechtbank telkens een schriftelijk verslag laat opstellen. Na de arrestatie volgt een eerste ondervraging. Bij ontkennen van het ten laste gelegde volgt een confrontatie van de verdachte met een andere gevangene die beschuldigingen heeft geuit. En als de verdachte blijft volhouden dat hij onschuldig is kan hij veroordeeld worden tot ondervraging onder foltering, het scherp examen. En dat pijnlijk verhoor brengt bijna iedereen ertoe te bekennen en anderen te betichten van medeplichtigheid. Al deze stappen worden door de officier aangevraagd, de schepenen geven daarvoor toestemming en stellen tevoren vast welke vragen gesteld gaan worden, raadplegen eventueel rechtsgeleerden en laten de secretaris alles opschrijven. Een dossier kan vele stukken omvatten, maar in dat van Moulen Peer zelf zitten er maar enkele.8 En dan nog een tweetal tussen andere processtukken.9 Een protocol van dat verhoor is er niet, maar wel een soort kladblaadje waarop de belangrijkste bekentenissen genoteerd zijn. Dat is de medeplichtigheid aan vier overvallen in de jaren 1760 tot 1762, die ook in het latere vonnis vermeld staan. Drie daarvan op korte afstand van zijn huis: in Arensgenhout bij Joannes Frissen, bij de kluizenaars op de Schaalsberg bij Schin op Geul en bij Henricus Ritsen in Wijnandsrade. Een vierde verder weg bij Martinus Schroeders in de hoeve ‘Aen de Handt’ bij Aken. Op het eerder genoemde notitieblaadje staan ook de verklaringen van Janneke Smeets en Christiaan Vlecken, en het valt op dat deze twee en Pieter slechts bij één overval alledrie betrokken geweest zouden zijn: bij Martinus Schroeders.9 Heel kort na de foltering is Pieter ontsnapt uit de gevangenis. Het gerecht ondervraagt op 10 juni de dan al ontslagen cipierse van het Landshuis, de weduwe Kreuger over de uitbraak en hoe de eerder genoemde Christiaan Vlecken de sleutel van zijn cachot te pakken heeft kunnen krijgen.8 Pieters naam staat niet vermeld in dit stuk, maar hij is ook weg en wordt verder een fugitieve, een voortvluchtige genoemd. Op 5 juli wordt hij bij verstek ter dood veroordeeld: “Condemneeren den selven Beclaagde en Fugitiven Pieter Mulkens omme wanneer in handen van de Justitie geraeken sal met de Koorde gestrafft te worden dat er de Dood na volgt en desselvs Lighaam andere ter Exempel en afschrik in keeten geklonken te worden en blijven gehangen op het Galgeveld.” Twee dagen later is dit vonnis vastgespijkerd aan de galg op de Lommelenberg bij Valkenburg.10 Sleinada (pseudoniem van pastoor Arnold Daniels van Schaesberg) vermeldt 1779 in een boekje: “ ... op den lommersberg omtrent Valkenborg ... Den 7 July 1774 zyn aldaer gehangen janneke S[meets], Nicolaus Sp[orken], Pieter P[loumen], Guert B[oormans]. Eodem zyn op de galge geslaegen de vonnissen des doods van Christiaen Il. [=Vlecken] en Pieter M[uijlkens] beyde uitgebrooken.” 11 De confiscatie Een vast onderdeel van een vonnis in die tijd is de bepaling dat de bezittingen van de veroordeelde verbeurd verklaard worden ter voldoening van de noodzakelijke kosten van de criminele procedure. De Staten-Generaal preciseren dat in hun resolutie van 16 december 1774 en “ordonneeren en gelasten by deesen aan alle vrouwen, vrienden en nabestaanden van diengeene welkers goederen by vonnissen van de respective Geregten binnen de voorsz. landen zyn verklaard geconfisqueert te zyn, om uitterlyk binnen veertien daagen na de publicatie deeses in handen van Onsen Rentmeester der Domeynen van Panhuys aan te brengen alle die goederen die de geexecuteerdens, fugitiven en die by evictie syn ingedaagd, staande huwelyk en binnen een jaar voor dat deselve geapprehendeerd of voortvlugtig geworden zyn, beseeten hebben, sonder onderscheid of deselve van de vrouwen of de kant der mannen gekoomen, of wel staande huwelyk geacquireet zyn. Dat ook alle Pagters, Huurders en Debiteuren der voorsz. persoonen gehouden sullen zyn daarvan aanbreng mede te doen, gelyk ook de overleevende vader of moeder en andere togtenaars, in aansien der goederen voor de naakte proprieteit op de geexecuteerdens en fugitive versterven en op deselve gedevolveert, op poena dat de Vrouwen en Naabestaanden het een of ander verswegen of agtergehouden hebbende, al hetselve sal worden gehouden meede geconfisqueert te zyn en den overleedene Vader, Moeder of Togtenaar sal vervallen van de togte van alle de goederen des afgestorvene Echtgenoot: en sullen de Pagters, Huurders en Debiteuren, soo reeele als personeele, vervallen in eene amende van de dubbele waarde van het gunt sy verborgen en niet aangegeven hebben.” 12 De gerechtsbode dagvaart Petronella Weustenraad op 24 januari 1775 voor gedeputeerde schepenen van het Hoge Gerecht te verschijnen om de vaste goederen van Pieter te inventariseren. Nadat zij ernstig is toegesproken over de verplichting niets te verzwijgen of achter te houden, doet zij opgaven van het bezit. Zij vertelt welke percelen aan haar man gekomen zijn bij de erfdeling en dat dit bezit bezwaard is met een lijftocht aan haar schoonmoeder Clara Penders. Pieter heeft nog meer stukken grond verkocht dan blijkt uit eerder genoemde notarisakten, maar er is nog een tiental percelen over, waaronder zijn huis. Hij heeft een obligatie van honderd gulden verkocht, maar staat anderzijds garant voor zijn zuster. Er is achterstand in de betaling van schatting (grondbelasting) en interest van een lening. Tenslotte verklaart Petronella dat zij zelf niets bezit dan wat zij zal krijgen na de dood van haar moeder Ida Knoren, wonende in Vaesrade op’t Spaans, die daar nu vruchtgebruikster van is. Later melden zich als schuldeisers van Pieter bij het Gerecht; de Religieusen van Calvarienberg vanwege hun lening en de heer Boshouwers als collecteur van Schimmert voor schatting (grondbelasting). Op 1 april 1775 worden de geconfisceerde landerijen in het openbaar geveild en deels gekocht door dorpsgenoten, die echter niet rechtstreeks een bod uitbrengen. Clara Penders treedt op voor Matthijs Frissen, Petronella Weustenraad voor Steven Nuchelmans en de advocaat Limpens voor Thomas Hons. Voor zichzelf koopt Petronella één perceel met haar schoonzus Elisabeth Muijlkens als borg en Clara Penders koopt het huis en weide. Beide percelen grenzen aan bezit van Elisabeth Muijlkens en waren daarvan afgesplitst bij de erfdeling. Na de veiling laat Clara Penders vastleggen “huijs en weijde gekocht te hebben voor haere Schoendochter Petronella Weustenraed en voor der selver kinderen verweckt bij Pieter Muijlkens mits dat sij comparante haer levens lang daer aen de tocht sal hebben. Soo als mede Petronella Weustenraed naer haar en mans dood mede de tocht sal hebben en blijven behouden.” Maar op 12 mei is Clara weer bij het Gerecht “...te kenne gevende dat sij voor ons op den 1e april 1775 uijt de geconfisceerde goederen bij uijtgaen der brandende keertse gekocht hadde huijs, hoff en weijde, geleegen tot Groot Haesdael voor de somme van 452 gld. Dat de comparante ten daege van den incoop verklaert hadde, dat voorschr. huijs etc. naer haere dood soude weesen voor der selver kintskinderen van Pieter Mijlkens. Doch dat sij Comparante en haere schoendochter Petronella Weustenraed haer leven gedurende daer aen betochtigd souden weesen. En dat de Comparante tsedert voorn. incoop tot haar hertseer van haere voorn. Schoondochter seer verachterlijck word mishandelt. Dat voorn. Schoendochter selfs den toelegt formeerde om alles wat maar mogelijk was te vercoopen, om dan derselver hier geEvadeerden en gebannen man te volgen. Waeromme de Comparante bedugt was dat sij dan met de kinderen soude belaeden blijven, off wanneer de kinderen hunne ouders soude volgen groote armoede en quaede tuchten souden ondergaen. Om welck te verhoeden, de Comparante beraaden was van haere bij incoop gedaene verclaeringe bij desen te herroepen en gemelde incoop voor haar Comparante in volle meesterschap en ter haerer dispositie te willen behouden; ten dien desen versocht ten onsen Protocolle te worden gestelt.” Inmiddels zijn op 26 mei nog drie percelen van Pieter verkocht, waarbij P. Bouwens uit Schimmert twee percelen koopt na zelf een bod uitgebracht te hebben. Het derde wordt namens Joannes Timmers, ook uit Schimmert, gekocht door de secretaris van het Hoge Gerecht van Valkenburg P. van den Heuvel. Als alles verkocht is blijkt het onroerend goed van Pieter ruim 1160 gulden opgebracht te hebben. Daar gaat nog 267 gulden vanaf voor andere schuldeisers, maar Clara Penders wordt niet gecompenseerd voor het verlies aan lijftocht. Pieters roerende goederen en de vruchten te velden zijn verkocht voor ongeveer 160 gulden.5 De totale netto-opbrengst van de confiscatie geeft aan dat hij een van de beter gesitueerden is van de veroordeelden. De gemiddelde opbrengst bij 201 door het hoge Gerecht van Valkenburg verbeurd verklaarde boedels is 357 gulden en die van Pieter brengt een veelvoud daarvan op.13 En zij leefden nog lang Een van de problemen van de autoriteiten bij de beslaglegging op de bezittingen van de veroordeelden is het ontbreken van een deugdelijke registratie van de grondeigendom. In 1776 komt er eindelijk een legger voor Schimmert tot stand.14 Hieruit blijkt dat Elisabeth Muijlkens heel wat land bezit, maar ook forse schulden, want zij heeft 700 gulden geleend bij Willem Moors in Maastricht. In 1779 verkoopt zij een perceel, waarbij Clara Penders schriftelijk moet verklaren dat zij afziet van de tocht van de betreffende grond.15 Maar waar is Pieter al die tijd? Blijkens het voorgaande weet de familie waar hij is, want Petronella wil alle goederen verkopen en haar man volgen naar zijn ballingsoord. Maar echt intensief is dat contact niet aangezien er pas vijf jaar na het eerste kind een tweede wordt geboren: Joannes Michael, vernoemd naar zijn grootvader moederzijds en gedoopt op 31 december 1777 in Schimmert. Het derde kind, Maria Elisabeth, is volgens haar latere trouwakte rond 1780 in Nuth geboren, maar een doop staat niet in het doopboek van dat dorp. Er volgen nog drie kinderen, Catharina in 1785, Joannes Mathias in 1788 en Maria Gertrudis in 1792, allen gedoopt in Nuth als wettige kinderen van Pieter Muijlkens. Het is aannemelijk dat Pieter tenminste vanaf ongeveer 1784 in de parochie Nuth verblijft, in Vaesrade waar de familie van zijn vrouw woont. Zo blijft hij buiten het bereik van het Gerecht van Valkenburg. Petronella Weustenrade, genoemd inwoonderse tot Vaesschen (Vaesrade) compareert in de jaren 1786 tot 1788 driemaal bij een notaris voor transacties die een definitief vertrek uit Haasdal betekenen. Er wordt een streep getrokken onder dat wat ooit was en de nieuwe situatie aanvaard. Bij notaris J.A.I. Langlet in Valkenburg verkoopt Clara Penders op 25 maart 1786 aan haar dochter Elisabeth Muijlkens het huis en weide die ooit van Pieter zijn geweest voor de toezegging verzorgd te worden en een geldbedrag. Die koopsom van 520 gulden wordt meteen overgedragen aan schoondochter Petronella op voorwaarde dat die verder af zal zien van alle recht en gerechtigheden na de dood van Clara Penders.16 Bij notaris H.F. Swildens in Haasdal zelf verkoopt Petronella bij twee gelegenheden telkens een ander stuk land dat zij heeft ingekocht uit haar mans geconfisceerde goederen. Dat is verwarrend want in de registratie van de veiling wordt slechts éénmaal de inkoop van een stuk grond vermeld en aan de hand van de beschrijving en de maten van de percelen is niet zo duidelijk om welke het nu gaat. Dat is niet het enige verwarrende aan deze laatste twee akten, want op 2 november 1787 wordt Petronella Weustenraad de weduwe van Pieter Muijlkens genoemd,17 maar op 6 januari 1788, zij is zeven maanden zwanger, noteert de notaris dat zij de vrouw is van een fugitieve.18 De Franse revolutionaire bataljons zijn al geformeerd als Clara Penders overlijdt; zij wordt 23 april 1794 in Schimmert begraven. Met de komst van de Franse troepen in 1794 verdwijnt het gezag van Oostenrijk en van die andere Republiek, de Noord-Nederlandse en is er geen grens meer tussen ‘Hollandse’ en ‘Spaanse’ gebieden. Het nieuwe bestuur, het departement Nedermaas laat in 1796 een volkstelling houden. De lijst van inwoners van de commune Vaasrade is kort: 94 personen boven de 12 jaar en 60 daaronder. Moulen Peer is waarschijnlijk vermeld als “Pierre Mulkens, domestique, 52, demeurant en Nuth” met zijn zonen Jean Pierre en Michel. Ondanks het wonen in een andere gemeente wordt hij toch vermeld, aangezien de twee zonen minderjarig zijn. Maar waar zijn dan Petronella Weustenraad en de dochters? 19 Echte zekerheid over de verblijfplaats van Pieter geeft een akte van 22 november 1810 als Jean Mannens en François Creuwen in Vaesrade aangifte doen van het overlijden van hun buurman Pierre Mulkens echtgenoot van Petronelle Weustenraad. Het grondbezit van de weduwe en erven Denis Alofs neemt gestaag af door verkoop in de jaren X en XI van de Franse Republiek (1799-1801), in de jaren XIII en XIV (1803-05) en tenslotte in het jaar 1807. 20 In de akten van de burgerlijke stand blijken de leden van de familie niet meer boeren met eigen land te zijn, maar arbeiders, journaliers of dagloners, ouvričres of werkvrouwen dan wel ambachtslieden, charpentier en metselaar. Elisabeth Muijlkens, ooit eigenaresse van veel grond wordt in 1815 journaličre genoemd, daghuurster. Zij overlijdt op 3 maart 1817 in het huis van schoonzoon Jan Coumans in Groot Haasdal. Inmiddels is het graafschap Valkenburg deel gaan uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. Maar na de opstand van 1830 wordt het Limburgse platteland door België bestuurd. Als laatste van haar generatie sterft op 4 juni 1832 Petronel Weustenraad, 88 jaar oud in het huis van dochter Maria Gertrude en schoonzoon Hendrik Joseph Laumen in Schinnen. Alle gevluchte en verbannen Bokkenrijders zijn dan al dood en van de echtgenotes is zij de allerlaatste die nog in leven is. ————————
Het register van de Franse volkstelling van 1796 van de gemeente Nuth. (RHCL Frans Archief 1056) De bewoners van kasteel Reijmersbeek. Is nummer 6 nu wel of niet Moulen Peer? ——— |
||
Fragment parenteel van
Petrus Muijlkens
Dopen en huwelijken vóór 1797 r.-k. I. Petrus Muijlkens (Mulkens), ged. Schimmert 3-2-1704, begr. Schimmert 8-4-1741 (?), |
||
Noten 1 De familienaam wordt ook geschreven als Mulkens, Meulkens, Muulkens of Moulen. 2 RHCL (Regionaal Historisch Centrum Limburg, voorheen RAL) LvO (archieven van de Landen van Overmaas 01.075) 8151 vonnis Pieter Muijlkens 3 Gebaseerd op later bezit van zijn kinderen: zie noten 5 en 14. 4 RHCL NA (Notariëel Archief) 4240 Not. R. Philippens 1768-27. Dionysius Alofs genoemd Sintes Nijst sterft 70 jaar oud op 4 april 1775 aan de galg als Bokkenrijder. 5 RHCL LvO 8194 Stukken betreffende geconfisceerde goederen, dossier Pieter Muijlkens. 6 RHCL NA 4239 Not. R. Philippens 1765-18. 7 RHCL NA 4240 Not. R. Philippens 1768-28. 8 RHCL LvO 8168 Processtukken, dossier Pieter Muijlkens 9 RHCL LvO 8165 Processtukken 10 RHCL LvO 8151 11 S.J.P. Sleinada, ‘Oorsprong, Oorzaeke; Bewijs en Ontdekkinge van een Godlooze Bezwoorne Bende, Nagtdieven en Knevelaers, binnen de Landen van Overmaeze en Aenpaelende Landstreeken ontdekt’. 1779 (Herdruk Maastricht 1972) p.47. 12 J.Habets, ‘Ambtelijke brieven en andere bescheiden over de Bokkenrijders in het Staatsch Land van Overmaas, 1775-1785’ (1887) p.90 13 Nat. Arch. Archief Staten Generaal 5870 - rapportage rentmeester Panhuys 7 dec. 1776. 14 RHCL LvO 7196 p.485 e.v. 15 RHCL NA Not. A. Wilmar 3228-66 16 RHCL NA Not. J.A.I. Langlet 4189-5 17 RHCL NA Not. H.F. Swildens 3723-94 18 RHCL NA Not. H.F. Swildens 3724-1 19 RHCL Frans Archief 1056 20 RHCL LvO 7196 Legger Schimmert, toevoegingen uit Franse tijd 21 Maria Catharina Rameckers is een kleindochter van Henri Rameckers, op 4 december 1751 gestorven in de kerker van kasteel Ter Borch of 'Huis Schinnen' waar hij als Bokkenrijder gedetineerd was. |
||
Afstammelingen van Bokkenrijders |
Verzameld door John van Eekelen
|