DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


PROCESSTUKKEN

Entree            Documenten            Processtukken          Naar gevolgen vonnissen

De vonnissen en hun gevolgen
Uit brief van Luitenant Voogd A.L. Pelerin en Luitenant Drossard W.D. Vignon
van Staats Valkenburg aan de Staten Generaal   Nat. Arch. ASG 5869

 

Het begin van deze brief staat HIER

9 december 1775

“...UW Hoog Moogende hebben geconsidereert hoe groot het kwaed was, dus ook hoe noodsaeckelijck het selve in sijnen voortgang te stuyten; en daerom bij Hoogst derselver resolutien van den 2. November 1773 en 16. december 1774 hebben geordoneert dat tegens de complicen deser bende de begonne crimineele proceduren op het rigoreust souden voortgeset worden.
Resolutien welcker insigten allesints heylsaem waaren, vooral in het begin, daer strenge voorbeelden noodsaeckelijck waeren; en door welcker middel het kwaed, so al niet geheel uytgeroeid konde worden, ten minsten de voortgang van het selve behoorde gestuyt te worden.
Wij weeten seer wél, Hoog Moogende Heeren, dat de hooge overigheyt met geen onverschillig oog het kwaed kan beschouwen, nog het zwaerd van de geregtigheyt afwenden van het hoofd der kwaeddoenders. Vooral van sulcken die zig met opset en voorbedagtelijck aen grove misdaden hebben pligtig gemaeckt. Ook is het verre van ons, -en onse eige veiligheyt en die der landzaaten brengt sekerlijck niet meede,- dat wij de clementie van UW Hoog Moogende over sodanige booswigten souden afsmeeken.
Doch zo van den eenen kant het kwaed niet ongestraft kan blijven en de vyligheyt der ingesetenen selve vereyscht datdoor eene strenge strafoefening het selve, ware het mogelijck, geheel vernietigt werde. So kunnen wij van een andere kant niet afzyn UW Hoog Moogende met de eerbiedigste onderwerping in aenmercking te geeven.
Dat het niet mogelijck schijnt door middel der rigoureuse begonne en voortgezette crimineele proceduren en executien deese bende geheel uytteroeien. Aengemerckt het groote getal der complicen het welck sig thans alreets tot eenige honderden uytstreckt en bij verdere voortgang waerschijnlijck nogh grooter sal voorcoomen.
Dat diergelijcke strenge middelen in de omleggende en geënclaveerde landen, niet gebruyckt wordende, het kwaed dus niet weggenomen word.
Dat door een soort van vreede ongevoeligheyt, -welcke door het aensien van herhaelde rigoureuse executien den landaard als eygen schijnt te worden,- de kragt en indruck van het voorbeelt, eene der voornaeme oogmercken der straffen, so niet geheel vernietigt, ten minsten seer sterck vermindert word.
Dat door deese onophoudende crimineele proceduren en executien het geheele land in de grootste verwarring geraeckt. So door de verbaesheyt der ingesetenen in't algemeen en de vreese van ieder in't bijsonder dat deez'of geene zijner naesbestaenden complice van so een talrijck complot zij. Als door de continueele besigheeden van UW Hoog Mogende Amptenaeren en geregten, die steedts beset met de moeylijke instructien deser so menigvuldige proceduren andere gewigtige saaken niet konnen naer behooren waernemen. Als is voornamentlijck de handhaving van eene goede politie, door middel van welcke men veele ongeregeldheden kan voorcomen en het kwaed in sijnen aenvang stuyten.
En eyndelijck comt nog in consideratie de ongeluckige toestant der vrouwen en kinderen van de geexecuteerden. Welcke laatsten door een bijna algemeen vooroordeel in veragting geraackt, ontbloodt van hulpe en bijstant, sonder opvoeding, sonder denckbeelt van godtsdienst, en dus ook sonder dat van deugd en van eerlijckheyd, zig met de tijt aen allerley misdaaden sullen schuldig maken, en het ras der kwaeddoenders niet slechts perpetueeren, maer selfs vermeerderen.
Gelijck derhalven met het voortvaaren der rigoureuse en menigvuldige executien het kwaed niet wel geheel can uytgewortelt worden, en het middel selve seer naedelige gevolgen na sig sleept. En het ook niet raadsaem schijnt om door eene geheele ophouding van strafoeffening aenleyding te geeven dat dese bende, thans wel verstrooyd en afgeschrickt, bij vervolg van tijd sig wederom tesamen voege; en opdat de misdaeden in het geheel niet ongestraft blijven.
Zo Neemen Wij de oetmoedige Vrijheyt Uw Hoog Moogende met de Eerbiedigste onderwerping in consideratie te geven:
Of Hoogst derselver Resolutien van den 2. November 1773 en 16. december 1774 in hun geheel en stant blijvende grijpen ten opsigte van Nachtdieven, knevelaers, Straetschenders, moordenaers, Brandstigters en Hoofedn der befaemde bende, welcke anderen tot deselve hebben verleyd en aengebragt, UW Hoog Moogende tegelijck aen de regters binnen het land van Valkenburg souden willen permitteren anderen, welcke effectivelijck sijn verleyd geworden, zig aen geene grve misdaaden hebben schuldig gemaeckt, en zedert eenen te bepaalen tijt van een deugsaem gedragt zijn geweest, met eene extraordinaire poene te straffen. Sonder omtrent sodanigen in't werck te stellen die scherpe middelen van ondervraegingen door de torture, welcke de wetten van vroegere tijden, en thans nog in observantie zijnde, statueeren.
Het zoude eene seer nuttige saack zijn voor de landen van Overmaeze, indien er een Tugt of rasphuys was, binnen hetwelcke, die pligtig zijnde, dog niet met de dood gestraft wordende, voor eene sekere Reecks van jaeren zouden geconfineert worden. En hetwelck tegelijck dienen soude voor een zoort van armenhuys voor de vrouwen en kinderen der geexecuteerden, welcke thans in groote getalle ten platte lande vageeren en den huysluyden tot grooten overlast zijn. Dewelcke men alsdan soude cunnen doen wercken en door dat middel veele ongeregeldheeden , - welcke met de tijt nog meer te dugten sijn,- voorcoomen...”

 

 

 

Naar boven 

 

EMAIL

 





















 

INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER