DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


Entree     Documenten     Processtukken     Vonnissen

PROCESSTUKKEN

Vonnis bij verstek van Johannes Hermans ••• 9 nov. 1774 Geulle
RHCL Maastricht ••• LvO 5725










.....Sententie
..........In saeke
Den Crimineelen Heer Officier
der Heerlijkheijd Geull nomine
Officiii Klager

.....Tegens
Johannes Hermans alias het
Schots Manneke Inwoonder
van Geull Beklaaghde en
Fugitiven


...........................

  Visis Actis, als naementlijk alle Verbalen en Decreten in Saeke gehouden en gegeven, en bijsonderlijck ons Decreet van den 22 Junij deses lopenden Jaars, bij hetwelke aen den Heer Clager de Versoghde Citatie brieven ad valvas ten Laste van den Beclaaghde (overmits desselfs Voortvlughtigheijd) sijn worden geaccordeerdt, waerbij den Beklaaghde tot Vier aghter een volgende reijsen is worden geciteert, om in Persoon in Judicio te Compareeren, ten eijnde sigh te komen verantwoorden over soodanige Feijten ten sijnen Laste leggende, als door den Heer Klager, bij desselfs Artikelen Interrogatoir ter Crimineele Rolle overgegeven, breeders sijn gemelt, en daertoe geleth op ons Vonnis Interlocutoir van den 29 Augustus laatstleden, waerbij denselven (overmits sijne non Comparitie) is worden versteeken van alle Exceptiën, soo Declinatoir Dilatoir, als peremptoir, met permissie
aen den  Heer Klager om te mogen dienen
van Profijt
En eijndelijk Claght en Conclusie door den Heer Klager in plaatse van Profijt op heden geëxhibeert, alles onder behoorlijken Inventaris gefourneert; uijt allen het welke is blijckende, dat hij Beklaagde is worden beschuldight te behooren tot de Fameuse Bende Naghtdieven in desen Lande ontdeckt, en dat denselven sigh aen Verscheijde Huijsbraken, Diefstallen en andere Euveldaeden soude hebben schuldigh gemaakt.

En dewijl hij Beklaaghde door desselfs Voortvlughtigheijd en non Comparitie, de bovengemelde Feijten tacitelijck heeft geavoueert, en vervolgens gehouden moet worden aen deselve Schuligh te wesen, dewelke eghter in een Land van goede Politie en Justitie niet konnen worden getolereert, maer andere ter Afschrick moeten tegegegaen, en gestraft worden;

Soo
ist dat Scheepenen der Heerlijkheijd Geull Lande van Valkenborgh partagie van haar Hoogh Mogende, in naeme en van wegens hun Hoogh Mogende de Heeren Staaten Generaal der Vereenighde Nederlanden ter manisse van den Heer Eerstpræsiderende, en naer ingenomen advijs van een onpartijdigh Rechtsgeleerde, in contumaciam Reght doende, Bannen den Fugitiven en Beklaaghde voor altoos uijt dese Heerlijkheijd, mitsgaders uijt de drije Landen
van Overmase partagie van haer Hoogh Mogende en verdere Ressort van de Generaliteijt op pöene dat denselven daerinne bevonden wordende, en in handen van Justitie geraekende, nae bevindinge van Saeken sal worden gestraft, met verdere Condemnatie van den Beklaagde en Fugitiven in de Costen en misen van Justitie ter onser Taxatie en moderatie, nae aftreck van welke desselfs verdere goederen sullen wesen geconfisqueert;

Aldus gesententieert
in Judicio extraordinario den 9 November 1774 coram Dominis Scabinis Corstius, Breberius van Dijck, Nolens, en Casaux, met assumptie van d'Heer en Mr. J.W. Pillera, Schepen der Heerlijkheden Borgharen en Cadier.

J.W. Pillera – M. Corstius scab.
Hubert Nolens
T. Breberius van Dijck
J. Cazaux

Met assumtie van
mij ondergeschrevene
A.G. Pillera

Dese Sententie is op den 15 November 1774 nae voorgaende Klockenslagh gepronuntieert op de gewoone Executieplaats op de Limieten deser Heerlijkheijd op den Bergh nae de sijde van Elsloo, ten overstaan van den Heer Crimineelen officier en den Gereghte, waernae deselve bij Authentique Copie op de Kerkdeure aldaer door den Gereghtsode is worden geaffigeert op den 20 dito


 

 








 Naar boven

EMAIL








































INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
 Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER