DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


PROCESSTUKKEN

Entree            Documenten            Processtukken            Vonnissen

Vonnis Pieter Vlecken — 1 mei 1775 — Heerlijkheid Ulestraten
RHCL Maastricht — LvO 5722





 Vonnis tegens Pieter
 Vlecken in dato den 1
 meij 1775

SENTENTIE

..........
In saeke
Den Crimineelen Heer
Officier nomine officii Klager
..........Tegens
Pieter Vlecken geboortigh van
Walem, en gewoont hebbende
te Waterval onder de Heerlijk-
heijd Ulestraten Gedetineerde
en Beklaaghde


Visis Actis, namentlijk alle verbalen en Decreten, Acten actitaten in saeke gehouden en gegeeven, nevens de Informatiën en bewijsdommen daertoe behorende, en insonderheijd de Responsiven des beklaagdens van den 8 Meert laastleeden, mitsgaders de Schrifture van Claght en conclusie door den Heer Klager tegens hem beklaagde den 29 April laastleeden ter Crimineele Rolle geëxhibeert en overgegeeven, alles onder behoorlijken Inventaris gefourneert.
Uijt alle het welke, en voornamentlijk uijt de Eijgene bekentenisse van den Beklaaghde, die hij vrijwilligh sonder Torture en buijten pijn en banden van ijser, heeft gedaen, en bij welke bekentenisse denselven bij gedaene Recollectie van den 9 Meert laastleeden heeft blijven persisteeren, volkomen gebleeken is,
dat hij beclaaghde behoort tot een fameuse Bende Gauwdieven en Booswighten, onder dewelke hij heeft bekent al overlange jaeren geleeden,  gekoomen en verkeert te hebben, en sigh aen verscheijdene Diefstallen en Huijsbraaken schuldigh gemaakt. [EED]Ten welken hij sigh door eenen soogenaemden Eed of Duijvels verbond, welke hij in seekere Capelle tot Schaatsbergh gelegen, met opsteekinge van sijne vingeren gedaen, verbonden en gesworen heeft, om met anderen Complicen te gaen steelen en Rooven, alwaer hij God afgesworen en den Duijvel toegesworen, en daertoe in gemelde Capelle een stuk broot in Duijvelsnaem gegeeten heeft gehad, onder belofte van niemant sijner complicen te sullen beklappen.

   Vervolgens heeft hij beklaaghde bekent met sijne verdere Complicen, geassisteert te hebben bij den geweldigen Diefstal, en huijsbraak begaen ten huijse van Walraven in de Maasbant, alwaer hij op schiltwaght gestaan heeft gewaepent sijnde met eenen stock. Uijt welcken Diefstal hij eenigen tijd daernae voor sijne portie door een sijner mede makkers, uijt aldaer gestoolenen goederen ontfangen heeft drie schellingen.

   Verders heeft hij Beklaaghde bekent te sijn present geweest bij den geweldigen Diefstal en huijsbraak gepleegt aen het huijs van Martinus Schrooders aen de hand, waernae toe hij met sijne verdere Complicen gegaen is omtrent den Avont uijt de Heeck van het huijs van eene sijner Complicen op Klimmen over de Ubaghsberg, en Simpelvelt op Bockes (Bocholz?), en van daer nae de hand. Alwaer omtrent elf uijren, met eenige die tusschen wege bij hun quamen, aengekomen sijnde, hij Beklaaghde kort aghter het huijs van Martinus Schrooders, is worden op schiltwaght gestelt, sijnde gewaepent met eenen stock. Wanneer de overige Complicen reets in het huijs ingebrooken waeren, alwaer sij den man, den knegt en de meijd jammerlijk gebonden en geknevelt hebben, opdat deselve geen gerught maeken souden. Uijt welk huijs kleederen, linnen en Vlesch gestolen is geworden. En nae dat hij beklaaghde aldaer omtrent een half uijr gestaan hadde, is denselven met sijne verdere Complicen wegh geloopen, om redenen dat er in een naeburigh Dorp de klocke wiert geluijd. Hebbende deselve in het weghloopen deslve wegh genomen, welken sij gekomen waeren. Uijt welke Diefstal den Beklaaghden voor sijne portie genoten heeft twee schellingen.

   Wijders heeft den Beklaaghden bekent plightigh te wesen aen den Diefstal en huijsbraek begaen ten huijse van Anthoon of Theunis Heijnens tot Rhaar. Werwaerts hij met sijne overige Complicen gegaen is des Avonts tusschen thien en elf uijren. En aldaer op de straat bij het huijs van gemelten Theunis omtrent den Poel, eenige van sijne meedermaekers heeft gevonden, welke hem seijden, dat hij daer soude blijven staen om toe te sien, dat er niemant aenquam, sijnde gewapent als te vorens, met eenen stock. Wanneer inmiddels door eenige aen gemelte huijs en gat in den Leemwant is worden gebrooken het geene op den Neeren uijtquam, door welk gat sij in het huijs sijn gekomen sijn, en van binnen de Deure op den mesthof opengedaen hebben. Als wanneer uijt dit huijs is worden gestolen linnen uijt de kast, nevens Vleesch en Vrughten van den Solder. Hebbende hij beklaaghden bekent uijt desen Diefstal voor sijn aendeel genoten en ontfangen te hebben drije Schellingen.

   Buijten alwelke gemelde gequalificeerde Diefstallen, den Beklaaghden alnoch heft bekent, bij verscheijdene mindere Diefstallen geassisteert, en meer andere Euveldaden gepleeght te hebben, uijt welk alle hij sijn aendeel genoten, en in de gestolene goederen mede geparticipeert heeft gehad, en daerom ook wel te weeten, dat hij sigh des doods weerdigh gemaekt heeft.


En alsoo diergelijke grouwelijke verbintenissen, Diefstallen en gepleeghde Euveldaden, sijn Feijten, welke in een land van goede Politie en justitie niet konnen worden getolereert, maaer andere ten Exempel en afschrik behoren tegengegaen en gestraft te worden:
   Soo is't dat scheepenen der Heerlijkheijd Ulestraten, landen van Valkenborgh partagie van haer Hoog Mogende, in naeme en van wegens hun Hoogh Mogende de Heeren Staaten Generael der Vereenigde Nederlanden, ter Manisse van den Heer Eerste Præsideerende, en nae ingenoomen advijs van een onpartijdigh Reghts geleerde, op alles geleth, waerop in desen te Letten stonde en konde moveeren, Reght doende, condemneeren den Beklaaghde om gebroght te worden ter plaatse daer men gewoon is binnen dese Heerlijkheijd Crimineele Justitie te doen, en aldaer aen de Scherp Reghter overgeleevert sijnde, door denselven met de koorde gestraft te worden, dat er de dood op volght, en dat vervolgens sijn doode lighaem in een keeten geklonken aen de Galge sal blijven hangen.
   Met condemnatie van den Beklaaghden in de kosten, en misen van Justitie ter onsere Taxatie en moderatie, nae aftrek van welke, sijne verdere goederen sullen werden geconfisqueert.


Aldus gesententiëert in Judicio Extraordinario den Eersten Meij Seventhien hondert vijffenseventig,
Coram Domines Scabines: Corstius, Breberius van Dijck, Eicholtz, Nolens, en Caseaux, met assumtie van d'Heer Mr. J.W. Pillera, schepen der Heerlijkheden Cadier en Borgharen.
(Was geteekent) M.Corstius scabinus, J.H.Eicholtz scabinus, Hubert Nolens, J.Cazaux scabinus, J.W.Pillera geassumeert schepen
(besijde stont) met assumtie van mij onderschrevene (Was geteekent) A.G.Pillera
Deze bovenstaende Sententie is op heeden den 3 Meij 1775 op de Camperse Heijde aen den Beklaaghden ten Overstaen van den Heer Crimineele Officier en Scheepenen der Heerlijkheijd Ulestraten ten uijtvoer gebragt.









Naar boven

EMAIL

















































INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER