DOCUMENTEN BOKKENRIJDERS


GERECHTSKOSTEN

EntreeDocumentenGerechtskostenStat.Gen. & kosten


Advies van de Advocaat-Fiscaal van Brabant
in zake afschaffing van het Recht van Confiscatie 7 Junij 1777
BHIC Den Bosch • Raad van Brabant 459







Consideratiën en Advijs
   van den

Advocaat Fiscaal van Brabant
ende Landen van Overmaze

In dato 7 Junij 1777.


 Pro Fisco

Edele Mogende Heeren




UwEdele Mogende hebben bij derselver appoinctement van den 2e Meij des jaars 1777. in handen van den Advocaat Fiscaal van Braband gelieven te stellen een Extract uit het Register der Resolutiën van de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden, van dato 28 April bevorens, Waarbij is goedgevonden en verstaan, dat aan den Rade van Braband ende Landen van Overmaze, mitsgaders aan den Rade van Vlaanderen, als mede aan het Hoff, geordonneert in het Overquartier van Gelderland, te Venlo residerende, respectivelijk zal worden aangeschreven, om aan haar Hoog Mogende toe te zenden, derselver nadere Consideratiën en Advijsen (voor zoverre reeds zouden mogen geadviseert hebben op de na te melden materie) off na hunlieden opiniën in de Generaliteijts Landen, onder de Souverainiteit van Haar hoog mogende en hunlieder Jurisdictiën ressorterende, het Regt van Confiscatie, daat het zelve tot hier toe zoude mogen plaats gehad hebben, niet in het generaal zoude konnen en behoren afgeschaft en gederogeert te werden, ten dien effecte, dat geene Confiscatie van goederen in het geheel off ten deele zal mogen werden gedecerneert, het zij bij de Hoven van Justitie, off bij eenige andere Regtbank der voorszegde Landen, om welke oorsaak off Delicte het ook zoude mogen wesen, groot off kleijn, geen altoos uitgesondert en zelfs niet het crimen per duellionis, of  læsæ Majestatis; dan off er particuliere redenen alsnog exteren, waarom in de voorszegde Landen , onder hunlieder respective Jurisdictiën behorende, bij aanhoudendheid van het voorszegde Regt gebruijk zoude behoren gemaakt te werden, omme de voorszegde Consideratiën en Advijsen ingekomen zijnde, daarop bij haar Hoog Mogende alsdan verder te worden geresolveert, zoo als ten meesten nutte van de Landen, en de Ingesetenen vandien, zal worden geoordeelt te behoren.

En het heeft UW Edele Mogende behaagt, alvorens in de voorszegde Sake aan haar Hoog Mogende te adviseren, daar ontrent te requireren de schriftelijke Consideratiën en het Advijs van den Advocaat Fiscaal, welke de vrijheid moet nemen Uw Edel Mogende te herinneren, dat hun Hoog Mogende bij Resolutie van de 27° maart van den Jare 1745, van desen Rade, als mede van den Raad van Vlaanderen, in substantie deselve Consideratiën en Advijsen hebbende gerequireert, de Advocaat Fiscaal van Braband in dien tijd daar ontrent aan UW Edele Mogende heeft overgelevert in Scriptis desselfs Consideratiën en Advijs, waar bij in den brede is aangetoont, dat hoe zeer van ouds-her in de Nederlanden de Confiscatiën van goederen in het Generaal hebben plaats gehad, als iemand verklaard wierde zijn Lijff verbeurd te hebben. En dat zulks ook al van oude tijden in Braband, off voor het geheel, off voor een gedeelte der goederen van eene gecondemneerde ter Dood, is geobserveert.

Daar inne egter altoos heeft geresideert eene hardigheid, welke met geen regt ter Wereld, nog met de reden heeft kunnen overeengebragt werden.

Dat zulks dan ook heeft te wege gebragt, dat daarom en mede nog om andere Inconveniënten bij veele Volkeren niet geüsiteert is, dat met het Lijff, ook verstaan en verklaard wierden, de goederen van de misdadigers verbeurd te zijn. Maar dat ter contrarie op veele plaatsen, daar den Regul qui confisque le corps, confisque les Biens plaats had, denselven door de Princen van den Lande is gemitigeert geworden. Gelijk mede, met relatie tot Braband, bij Privilegie van Hertog Johan, van den Jare 1292, de Confiscatie alleen voor de helft der goederen konde geschieden, wanneer de gecondemneerde Vrouw off Kinderen had.

En dat dit een en ander apparentelijk ook de Heeren Staten van Holland en Westvriesland heeft gepermoveert, om bij Resolutie van den 3° Meij 1732 de voorszegde Confiscatiën in het geheel af te schaffen.

Hebbende de Advocaat Fiscaal van Braband, bij zijn voorszegde Advijs dan ook gedeclareert, van opinie te zijn, dat het eene loffelijke Saak zoude wesen, dat Haar Hoog Mogende naar het zelve Voorbeeld mede kwamen te Statueren, dat voortaan in de geheele Generaliteit in Braband, Ressort van desen Staat, en in het Land van Overmaze, Partage van haar Hoog Mogende, alsmede in Vlaanderen geen Confiscatie van goederen in het geheel of ten deele zoude werden gedecerneert, het zij bij de Hoven van Justitie, off bij eenige andere Regtbanken, om welke oorsaken, off Delict het ook zoude mogen wesen, groot off kleijn, geen altoos uitgezondert, en zelfs niet over het Crimen per duellionis, off læsæ Majestatis.

Zijnde tegelijk door den Advocaat Fiscaal wel aangemerkt, dat hij voorzag, dat zodanige eene Resolutie van haar Hoog Mogende niet aangenaam zouden wesen aan Heeren, die in de voorgemelde Districten gequalificeert zijn, om in haare Jurisdictiën het Regt van Confiscatie van goederen te doen Exerceren.
Dog heeft tegelijk wel en teregt daar tegens geremarqueert, dat zulks in Holland en Westvriesland, daar dezelve bedenkelijkheid heeft kunnen gemaakt werden, geen beletsel tot het nemen van Haar Edel Grootmogende Resolutie geweest is, en dat het zelve vervolgens mede niet behoord te efectueren, dat haar Hoog Mogende daaromme, tot nuttigheid van het Gemeen, geene Resolutie van gelijke natuur nemen zoude.

Confirmerende de Onderschreevene Advocaat Fiscaal zig volkomen met de voorszegde Consideratiëen, en de motiven off gronden waarop het voorszegde Advijs is berustende, en neemt dienvolgende bij dese den Vrijheid, tot al het zelve zig te refereren.
Daarbij alleen voegende, dat men behoord te veronderstellen, dat de Hertogen van Braband, off andere Souveraine Vorsten zodanig Regt aan eenige Vasallen, het zij bij donatie, off bij verkoop ter Leen uitgegeven hebbende, zulks alleen kan en behoord te werden verstaan, plaats te moeten grijpen, zoo lang zodanig Souverain dat Regt zelfs blijft exerceren, dan dat zulks dadelijk ook vervallen moet, wanneer Hoogstdeselve vermeend, dat zodanig Regt ten algemenen nutte van zijne onderdanen behoord afgeschaft te werden.
Dewijl een Souverain, schoon uitgegeven hebbende ter Leen een Heerlijkheid cum omni moda Jurisdictione ac Jure Confiscationis zelfs het vermogen houd in prejudicium talis vasalli fisco suo toe te wijsen de Straffe van Confiscatie bij het maken van dese of geene Wet tegens de Delicten daar in vermeld, zonder dat die vasallen redenen hebben zig daar over te beklagen, gelijk de beroemde Brabandsche Raadsheer Wijnants in tractate de publicis Judiciis Tit. 26 de bonis damnatorum N° 7 leert.

En indien de moeijte genomen wierd, om na te gaan hoe veel de Gemenelands Cassa uit de Exercitie van dat Regt heeft geprofiteert, zedert dat hun Hoog Mogende de Souverainiteit over Braband ende Landen van Overmaze hebben verkregen, men zoude bevinden, dat het waarlijk meer in Schijn, dan in realiteit bestaat, want dat hetzelve Voordeel daar uit voor het Land geproveniëeert, niet noemenswaardig is, om nog langer van een zo hatelijk, en bij veele Volkeren van Europa afgeschaft Regt, in de extensiën der Crimineele Sententiën meest nutteloos gebruijk te maken.
Dewijl de ondervindinge doet zien, dat zodanige gecondemneerdens meest altoos zoo weijnig goederen bezitten, dat uit deselve de Costen en Misen van Justitie niet kunnen worden betaald.
Vervolgens dat dit Regt der Vasalheeren, aan wien het zelve direct mogt zijn afgestaan, ook meer Chemericq is, dan dat het zelve hun eenig weesentlijk voordeel toebrengt.

Dan het mag daar mede gelegen zijn zoo als het wil , dat prætense Voordeel behoord niet uit te werken, dat den Souverain daar door langer te rug zoude werden gehouden, om hier ontrent het voorszegde voorbeeld te volgen.
En de Advocaat Fiscaal heeft niet ontdekt, dat nog in Holland, nog in die Landen, waar dat Regt is gederogeert, eenige Vasalheeren alvoorens daar op zijn gehoord, schoon het van zelfs spreekt, dat in die Landen ook zekerlijk Vasallen geweest zijn, aan welke dat Regt daar ontrent ex plenitudine potestatis gestatueert, het gunt deselve ten meesten nutte van hunne Landen en Onderdanen oordeelden te behoren.

Waarom de Advokaat Fiscaal van advijse zoude zijn, dat er geene particuliere redenen exteren om welke in de voorszegde Landen onder Uedele Mogende Jurisdictie bij aanhoudentheid van het voorszegde Regt gebruijk zoude behoren gemaakt te werden, maar dat veel eerder hun Hoog Mogende op gelijke wijze, als het zelve door de Heeren Staten van Holland en Westvriesland bij Resolutie van den 3° Meij 1732. is afgeschaft, hetzelve ook zouden behoren af te schaffen, om welke oorsake off Delict het ook zouden mogen weesen, groot off kleijn, geen altoos uitgesondert, en zelfs ook ontrent het Crimen per duellionis off læsæ majestatis.

Waar mede de Advocaat Fiscaal de Eer heeft, van zig te ondertekenen.



Edele Mogende Heeren !



S'Gravenhage den 7° Junij 1777

UWEdele Mogende zeer
ootmoedigen Dienaar
Joh. Fred. Van Steelant









Naar boven


Email






INHOUD

Afstammelingen van Bokkenrijders

ENTREE

Verzameld door John van Eekelen
Tekeningen © Maaike van Eekelen

REGISTER